Antwoord op vragen van de leden Groothuizen en Sjoerdsma over de uitzending van EenVandaag 'Meer homogeweld en veel zaken komen niet bij Openbaar Ministerie terecht'

Vragen van de leden Groothuizen en Sjoerdsma (beiden D66) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de uitzending van EenVandaag «Meer homogeweld en veel zaken komen niet bij Openbaar Ministerie terecht» (ingezonden 21 maart 2018).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 21 juni 2018)Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1652.

Vraag 1

Kent u de uitzending van EenVandaag «Meer homogeweld en veel zaken komen niet bij Openbaar Ministerie terecht»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3, 4, 5

Hoeveel melding van geweld tegen en bedreiging, belediging en/of discriminatie van homoseksuelen zijn er in 2016 en 2017 gedaan?

Bij welke instanties worden deze meldingen gedaan? Hoe verloopt de registratie?

Welke trends ziet u in deze meldingen?

Hoeveel aangiftes van geweld tegen en bedreiging, belediging of discriminatie van homoseksuelen zijn er in 2016 en 2017 gedaan bij de politie?

Antwoord 2, 3, 4, 5

In Nederland is iedereen gelijkwaardig en heeft men de vrijheid om te houden van wie men wil en om zichtbaar zichzelf te zijn. Daar waar die vrijheid wordt ingeperkt, er sprake is van discriminatie, of mensen zelfs onveilig zijn, treedt de overheid actief op.

Een melding van homodiscriminatie kan worden gedaan bij de politie, bij een anti-discriminatievoorziening (ADV), bij het College voor de Rechten van de Mens, bij het Meldpunt internetdiscriminatie (MiND), bij een aantal belangenorganisaties en/of bij enkele particuliere initiatieven. Bij discriminatie in combinatie met geweld ligt het doen van aangifte het meest voor de hand.

De politie registreerde op basis van het totale aantal aangiftes in 2017 954 incidenten van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid. Dat zijn 341 incidenten minder dan in 2016. Van de registraties van discriminatie in 2017 had 27% betrekking op de discriminatiegrond seksuele gerichtheid; dat was in 2016 30%. Hiervan was 90% gerelateerd aan homoseksualiteit. De meeste incidenten speelden zich af in de directe woonomgeving of op de openbare weg. Vaak ging het om een discriminerende uitlating; soms ging dit gepaard met fysiek geweld. Een deel van de registraties had betrekking op incidenten waarbij het woord «homo» als algemeen scheldwoord werd gebruikt, zonder dat bij de daders (of bij de politie) bekend was wat de seksuele gerichtheid van het slachtoffer was. Andere incidenten waren wel expliciet gericht op de seksuele gerichtheid van het slachtoffer.2

Bij ADV’s zijn in 2017 duidelijk minder meldingen over discriminatie op grond van seksuele gerichtheid gedaan dan in 2016: de ADV’s registreerden 195 meldingen in 2017 tegenover 380 in 2016. Het niveau van meldingen in 2017 is in lijn met de jaren voor 2016. Terwijl ADV’s veel minder meldingen van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid registreerden dan de politie, ging het bij deze meldingen in de meeste gevallen wel om gerichte discriminatie, in de zin dat melders zich gediscrimineerd voelden op grond van hun seksuele gerichtheid. Bij twee op de drie ADV-meldingen op grond van seksuele gerichtheid ging het om een belediging of schelden. De meldingen gingen vooral over discriminatie van homoseksuele mannen.

Bij het Meldpunt internetdiscriminatie (MiND) werden in 2017 67 meldingen van de discriminatie op grond van seksuele gerichtheid geregistreerd. Met ingang van 1 januari 2017 is het niet meer mogelijk om discriminatie op het internet bij het Meldpunt Discriminatie op Internet (MDI) te melden. Het MDI heeft het afhandelen van de meldingen overgedragen aan MiND en richt zich nu uitsluitend op onderzoek. De afbouw van het meldpunt van het MDI is al in de loop van 2016 begonnen. Bij MiND en MDI kwamen in 2016 54 meldingen binnen over discriminatie op grond van seksuele gerichtheid.3

Het College voor de Rechten van de Mens (CRM) ontving in 2017 zes verzoeken om een oordeel te geven dat is gerelateerd aan de discriminatiegrond seksuele gerichtheid. Het jaar ervoor waren dat er zeven.4

Vraag 6

In hoeveel van de onder vraag 5. genoemde zaken heeft de politie een proces-verbaal ingestuurd naar het openbaar ministerie (OM)?

Antwoord 6

In 2017 zijn bij het Openbaar Ministerie 144 specifieke discriminatiefeiten ingestroomd, behorend tot 138 verschillende zaken. Bij 8% ging het daarbij om de discriminatiegrond «seksuele gerichtheid».5 Daarnaast stroomden er 187 CODIS6-feiten in, behorend tot 154 verschillende zaken. Bij 29% van de gronden was het discriminatie-aspect gericht op de discriminatiegrond «seksuele gerichtheid».

In 2016 ging het om 163 specifieke discriminatiefeiten, waarbij het in 10% de seksuele gerichtheid betrof. In 2016 waren er 232 CODIS-feiten, waarbij het in 9% seksuele gerichtheid betrof.

Daarbij moet aangetekend worden dat de cijfers uit de antwoorden 2 tot en met 5 en bovenstaande cijfers niet een op een met elkaar te vergelijken zijn. Zo kan het zijn dat meerdere aangiftes over één geval van discriminatie leiden tot de instroom van één enkel discriminatiefeit. Ook is het mogelijk dat één zaak meerdere feiten omvat: een verdachte in één zaak, met één parketnummer, kan immers verdacht worden van meerdere feiten.

Vraag 7, 8

In hoeveel van de onder vraag 6. genoemde zaken heeft het OM de zaak zelf afgedaan?

Hoeveel van de onder vraag 5. genoemde zaken zijn door het OM geseponeerd? Wat waren daarvoor de redenen?

Antwoord 7, 8

In 2017 heeft het Openbaar Ministerie 182 discriminatiefeiten afgedaan. In 79 gevallen (44%) werd besloten de verdachte voor de rechter te brengen; in acht gevallen (4%) werd het feit afgedaan met een transactie; in 32 gevallen (17%) met een OM-strafbeschikking; in 12 gevallen (7%) met een voorwaardelijk sepot; in 36 gevallen (19%) met een onvoorwaardelijk sepot; in 10 gevallen (6%) met een oproep ter terechtzitting naar aanleiding van verzet. In vijf gevallen (3%) volgde een andere afdoening.

Ten aanzien van de onvoorwaardelijke sepots geldt dat 26 sepots een beleidssepot betreffen. Zeven betreffen een technisch sepot en drie onvoorwaardelijke sepots zijn administratieve sepots.

De categorie «oproep ter terechtzitting naar aanleiding van verzet» houdt in dat een verdachte een OM-strafbeschikking heeft geweigerd, en dat hij daarna alsnog is gedagvaard om voor een rechter te verschijnen.

In 2016 werd bij 159 discriminatiefeiten een beslissing over de afdoening genomen. Deze 159 feiten hoorden bij 150 zaken. Bij 53% van de discriminatiefeiten werd besloten om te dagvaarden. Bij 3% van de afgedane feiten werd besloten tot een transactie. Bij 11% van de feiten werd een OM-strafbeschikking uitgevaardigd. 23% van de feiten werd geseponeerd. Van alle geseponeerde feiten kreeg 59% een technisch sepot en 41% een beleidssepot. 20% werd onvoorwaardelijk, en 3% werd voorwaardelijk geseponeerd.7

Daarbij moet worden aangetekend dat het aantal ingestroomde feiten kan verschillen van het aantal feiten dat in een bepaald jaar wordt afgedaan. Het gaat daarbij ook niet per se om dezelfde feiten. Een feit kan immers in het ene jaar instromen en in het daaropvolgende jaar worden afgedaan.

Vraag 9

In hoeveel van de onder vraag 5. genoemde zaken is door het OM een verdachte gedagvaard? Hoe zijn deze zaken door de rechter afgedaan?

Antwoord 9

In 2017 waren er 87 rechterlijke beslissingen in zaken waarin een specifiek discriminatieartikel ten laste was gelegd, tegenover 77 beslissingen in 2016. Het betreft uitspraken van de rechter die zien op zaken als geheel, en dus niet enkel op het specifieke discriminatiefeit. De weergegeven uitspraak kan daarom andere, niet aan discriminatie gerelateerde, delicten betreffen, die geheel los staan van het discriminatiefeit. Aangezien een veroordeling geen betrekking hoeft te hebben op alle tenlastegelegde feiten kan het ook zijn dat het discriminatiefeit niet bewezen is verklaard. In 62 van de 87 gevallen kwam het tot een veroordeling.8 Ook bij deze cijfers moet worden aangetekend dat het aantal ingestroomde feiten kan verschillen van het aantal feiten dat in een bepaald jaar wordt afgedaan. Het gaat daarbij ook niet per se om dezelfde feiten. Een feit kan immers in het ene jaar instromen en in het daaropvolgende jaar worden afgedaan. Zie voor het overige mijn antwoord op de vragen 7 en 8.

Vraag 10

Hoe beoordeelt u bovengenoemde uitkomsten? Welke maatregelen kunt u nemen om de aanpak van geweld tegen en belediging van homoseksuelen te verbeteren?

Antwoord 10

Uit de rapportages van politie en Openbaar Ministerie over discriminatie kan niet worden afgeleid dat er sprake is van een toename van homogeweld, zoals EenVandaag stelt. Tegelijkertijd wil het kabinet zich niet blindstaren op statistieken: de geringe meldings- en aangiftebereidheid van de LHBTI-community blijft een punt van zorg. Het kabinet zal mede daarom uitvoering geven aan het onderdeel van de motie van de leden Van den Hul en Sjoerdsma9 dat oproept een actieplan op te stellen om geweld tegen LHBTI’s tegen te gaan.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Groothuizen (D66) ingezonden op 13 februari 2018 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1654'.


X Noot
2

Rapport «Discriminatiecijfers in 2017. Rapport over registraties en meldingen van discriminatie in Nederland» p. 21. Bijlage 4 bij Kamerstukken II 2017/18, 30 950, nr. 156.

X Noot
3

Discriminatie-cijfers in 2016 Een rapport over registraties van discriminatie-incidenten door de politie, en meldingen bij anti-discriminatievoorzieningen en andere organisaties in Nederland, p23. Bijlage bij Kamerstukken II 2016–17, 30 950, nr. 115.

X Noot
4

Discriminatie-cijfers in 2016 Een rapport over registraties van discriminatie-incidenten door de politie, en meldingen bij anti-discriminatievoorzieningen en andere organisaties in Nederland, p23. Bijlage bij Kamerstukken II 2016–17, 30 950, nr. 115.

X Noot
5

Bij de grond «seksuele gerichtheid» gaat het om discriminatie gericht tegen mensen vanwege hun seksuele voorkeur (homoseksueel, lesbisch, of biseksueel). Discriminatie op grond van heteroseksualiteit is ook strafbaar, maar stroomt vrijwel nooit in. Discriminatie van mensen met een genderidentiteit die niet past bij het geboortegeslacht, zoals transgender personen, valt niet onder de grond «homoseksuele gerichtheid», maar kan wel vallen onder de grond «geslacht».

X Noot
6

Commune delicten met een discriminatoir aspect.

X Noot
7

Strafbare discriminatie in beeld openbaar ministerie 2016, p.30. Bijlage bij Kamerstuk 30 950, nr. 117.

X Noot
8

Strafbare discriminatie in beeld openbaar ministerie 2017, p. 42. Bijlage bij Kamerstuk 30 950, nr. 156.

X Noot
9

Kamerstukken II 2017–18, 30 420, nr. 273.

Indiener(s)