Antwoord op vragen van de leden Geurts en Van den Berg over late betalingen door en marktmacht van Nederlandse supermarkten

Vragen van de leden Geurts en Van den Berg (beiden CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Economische Zaken over late betalingen door en marktmacht van Nederlandse supermarkten (ingezonden 12 april 2018).

Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van voor Rechtsbescherming) (ontvangen 13 juni 2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2057.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Leveranciers draaien op voor groei supermarkten»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u beamen dat Nederlandse supermarkten steeds later uitbetalen, zoals uit het onderzoek van Het Financieele Dagblad blijkt? Zo ja, vindt u ook dat dit onwenselijk is en gaat u daar wat aan doen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Het is belangrijk dat bedrijven, en met name het mkb, op tijd betaald worden. Daarom zijn diverse maatregelen genomen om dit te bevorderen, waaronder de Wet uiterste betaaltermijn van 60 dagen voor grote ondernemingen. Met deze wet wordt beoogd dat grote ondernemingen hun facturen binnen een redelijke termijn zullen voldoen, met als maximum 60 dagen. Supermarkten vallen onder de definitie van grote bedrijven. Deze wet zal in 2019 worden geëvalueerd, en kan eventueel worden aangescherpt wanneer verslechtering van betaalgedrag blijkt.

Daarnaast ondersteun ik Betaalme.nu, opgericht in 2015 vanuit het bedrijfsleven. Betaalme.nu streeft naar een norm van maximaal 30 dagen betaaltermijn voor mkb-leveranciers. Ik zou het toejuichen wanneer meer supermarkten en andere bedrijven zich aansluiten bij dit initiatief. Ten slotte is op 12 april jl. een Commissievoorstel voor een richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen gepubliceerd, waarin een betaaltermijn langer dan 30 dagen in die keten voor bederfelijke voedingsproducten verboden wordt. Ik zie hierin een goed aanknopingspunt om te zorgen dat met name de kleinere ondernemers, zoals primaire producenten, op tijd betaald worden. Uw Kamer zal zoals gebruikelijk in een BNC-fiche worden geïnformeerd over het kabinetsstandpunt ten aanzien van de verdere inhoud van dit voorstel.

Vraag 3

Kunt u toelichten of het de retail is toegestaan om pas na 60 of zelfs 75 dagen uit te betalen? Wat kan hiertegen gedaan worden?

Antwoord 3

De betalingstermijnen bij overeenkomsten tussen bedrijven zijn wettelijk vastgelegd. Richtlijn 2011/7/EU vereist dat facturen die bedrijven naar elkaar sturen in beginsel binnen 60 dagen worden betaald; dit geldt uiteraard ook voor de retailbranche. Een betalingstermijn van langer dan 60 dagen is alleen toegestaan als aangetoond kan worden dat dit voor geen van beide partijen nadelig is. De Wet uiterste betaaltermijn regelt dat grote ondernemingen per definitie geen langere betalingstermijn dan 60 dagen overeen kunnen komen met het mkb en zelfstandig ondernemers als leveranciers of dienstverleners. Indien een overeenkomst alsnog een betalingstermijnen van langer dan 60 dagen bevat, is de overeengekomen termijn nietig en geldt in plaats daarvan de standaardtermijn van 30 dagen. Ingeval de factuur niet of te laat wordt betaald, kan een standaardvergoeding voor incassokosten worden gevraagd. Daarnaast kan ook een wettelijke rente worden gevraagd.

Vraag 4

Hoe kijkt u aan tegen het bericht dat de Europese Commissie met het voorstel komt om een langere betaaltermijn dan 30 dagen te verbieden bij versproducten in de voedselbranche?2

Antwoord 4

Zoals gebruikelijk zal uw Kamer in een BNC-fiche worden geïnformeerd over het kabinetsstandpunt ten aanzien van het voorstel van de Europese Commissie. Daarnaast informeer ik u, samen met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, voor de zomer over een breder pakket aan maatregelen om de positie van de boer in de keten te versterken.

Vraag 5

Klopt het dat supermarkten regelingen aanbieden waarbij hun bank de betaling voorschiet? Zo ja, wordt dit aangepakt met het medio 2016 aan de Kamer toegezegde verpandingsverbod?

Antwoord 5

Supermarkten bieden regelingen aan omdat zij vaak kredietwaardiger zijn dan hun (kleine) leveranciers. Daarom stellen supermarkten soms hun bancaire kredietlijnen ter beschikking aan hun leveranciers. Hierdoor kunnen leveranciers, wanneer zij hier zelf mee instemmen, de betreffende facturen verkopen aan de bank van de supermarkten, ontvangen de mkb-leveranciers eerder hun geld en verlagen de leveranciers hun crediteurenrisico. Hierdoor verlagen de financieringskosten van de gehele keten, wordt die keten meer liquide en financieel sterker. Onder gunstige voorwaarden (rentepercentages) is dit aantrekkelijk voor zowel de supermarkten, hun leveranciers en consumenten.

Bovendien worden leveranciers, door de voorgenomen opheffing van contractuele niet-verpandings- en onoverdraagbaarheidsbedingen, beter in staat gesteld om hun facturen in te zetten voor financieringsdoeleinden, bijvoorbeeld door overdracht aan een factoringbedrijf.

Vraag 6

Kunt u aangeven wanneer het wetswijzigingsvoorstel voor het invoeren van een verpandingsverbod aan de Kamer wordt gestuurd?

Antwoord 6

Een voorontwerp gaat deze zomer in consultatie. Het streven is om het wetsvoorstel nog dit jaar bij uw Kamer in te dienen.

Vraag 7, 8

Wat zijn volgens u de achterliggende reden van het steeds later betalen door Nederlandse supermarkten?

Is dit het gevolg van de toenemende verticale marktmacht van supermarkten?

Antwoord 7, 8

Het is niet aan mij om te speculeren over wat de achterliggende reden van het handelen van supermarkten is. Er zijn al diverse maatregelen getroffen om tijdige betaling van facturen te stimuleren, waaronder de hierboven genoemde Wet uiterste betaaltermijn van 60 dagen voor grote ondernemingen en het initiatief Betaalme.nu. Echter, omdat er in de voedselvoorzieningsketen een beperkt aantal supermarkten en voedselverwerkers actief is en een groot aantal primaire producenten, heb ik extra aandacht voor de mogelijke afhankelijkheidsrelaties in deze keten. Het Commissievoorstel voor een richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen biedt aanknopingspunten om te zorgen dat met name kleinere ondernemers in deze keten op tijd betaald worden.

Vraag 9, 10

Is er volgens u sprake van een algemene toename van marktmacht, zoals gesteld door Jan de Loecker en Jan Eeckhout in het artikel «The Rise of Market Power and the Macroeconomic Implications»?3

Kunt u een reactie geven op dit artikel en specifiek op de geschetste gevolgen van de toename van marktmacht?

Antwoord 9, 10

Het artikel van Eeckhout en De Loecker maakt gebruik van micro-data over Amerikaanse bedrijven. Daarmee analyseren zij trends in de marges van bedrijven in het Amerikaanse bedrijfsleven. Deze marges zijn het percentage waarmee de prijs van een product de marginale kosten overstijgt.

Eeckhout en De Loecker bevinden dat marges in de VS sinds 1980 steeds sterker zijn gaan stijgen, met name na de economische crises van 2000 en 2007. Daarom concluderen zij dat marktmacht in de Verenigde Staten is toegenomen.

De auteurs vinden in dit gegeven een verklaring voor een aantal macro-economische trends die in de Verenigde Staten zijn waargenomen. Volgens hen verklaart de toegenomen marktmacht de afname van zowel de arbeidsparticipatie, arbeidsmobiliteit en reële lonen als de afgenomen groei van het Amerikaanse bbp sinds de recessie. Ik kan niet beoordelen of het geschetste causale verband tussen de groei van marges (als indicatie voor marktmacht) en afname van arbeidsparticipatie, arbeidsmobiliteit en reële lonen van dit Amerikaanse onderzoek zich laat vertalen naar Nederland, waar andere randvoorwaarden gelden. Wel is het zo dat zowel in het Nederlandse als in het Amerikaanse stelsel mededingingsregelgeving is ingesteld om de excessen van te grote marktmacht tegen te gaan. Zo is het misbruik van een economische machtspositie verboden en worden grote voorgenomen fusies en overnames getoetst op mededingingsrechtelijke gevolgen.

Vraag 11

Is er vergelijkbaar onderzoek beschikbaar naar de toename van inkoopmacht en de gevolgen daarvan in Nederland?

Antwoord 11

De methode die Eeckhout en De Loecker gebruiken voor het schatten van marges is toegepast op data over Europese bedrijven in een artikel van Weche en Wambach uit 20184. Het onderzoek betreft de marges van Europese bedrijven uit alle sectoren. Uit hun analyse blijkt dat er in Europa een scherpe afname van marges plaatsvond tijdens crisisjaren 2008–2009. Na de crisis, vanaf 2012–2013, zijn deze geleidelijk weer toegenomen. In tegenstelling tot de Verenigde Staten hebben marges in de Europese Unie hun pre-crisisniveau nog niet bereikt. In sommige lidstaten namen de marges gemiddeld genomen toe, in andere namen ze af. Het artikel geeft geen resultaten die specifiek over Nederland gaan. Wel wordt duidelijk dat de ontwikkelingen van marges in de EU afwijken van die in de VS, waardoor conclusies op basis van Amerikaanse data niet zonder meer overgenomen kunnen worden in de Europese context.

Vraag 12

Vormt de toename van marktmacht een bedreiging voor een gezonde mededinging? Zo ja, bent u bereid de toename van marktmacht verder in beeld te brengen?

Antwoord 12

Bij gezonde mededinging concurreren bedrijven om de gunst van de consument met lagere prijzen of betere producten. Producenten worden er zo toe bewogen om efficiënter te produceren of nieuwe producten aan te bieden. Wanneer een bedrijf een hoog marktaandeel heeft, kan dit een indicatie zijn van een economische machtspositie. Indien hier sprake van is, ziet de Autoriteit Consument en Markt (ACM) er op basis van de Mededingingswet op toe dat daar geen misbruik van wordt gemaakt. De ACM bekijkt als onafhankelijke toezichthouder per geval of interventie nodig is. Hier ligt echter steeds een grondige analyse aan ten grondslag met een nauwkeurige marktafbakening per product. Een algemene studie naar toename van marktmacht zou een veelvoud van deze analyses vergen. Ik vertrouw erop dat de ACM in haar prioriteringsbeleid de juiste keuzes maakt.

In de voedselvoorzieningsketen bestaat een hoge concentratie van supermarkten, is een beperkt aantal verwerkers actief en opereren veel primaire producenten. De vele individuele boeren zijn veelal prijsnemers en hebben daarmee soms een kwetsbare positie op de markt. Als gezegd heeft het kabinet om die reden extra aandacht voor mogelijke afhankelijkheidsrelaties in deze keten. Voor de zomer informeer ik u samen met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, over een pakket aan maatregelen om de positie van de boer in de keten te versterken.

Vraag 13

Bent u bereid onderzoek te doen naar de marktmacht in de retail waarbij onder andere wordt gekeken naar de omzetontwikkeling in de afgelopen tien jaar van A-merken, B-merken en huismerken van supermarkten?

Antwoord 13

In Nederland is tweemaal (in 20095 en 20146) in opdracht van de ACM onderzoek uitgevoerd naar de prijsvorming in verschillende schakels van de agroketen. Als er voldoende concrete aanwijzingen zijn dat hernieuwd onderzoek noodzakelijk is, dan heeft de ACM op basis van de Mededingingswet de bevoegdheid om dit te doen.


X Noot
1

Het Financieele Dagblad, 10 april 2018.

X Noot
3

Jan de Loecker en Jan Eeckhout, «The Rise of Market Power and the Macroeconomic Implications», Augustus 2017 (http://www.janeeckhout.com/wp-content/uploads/RMP.pdf).

X Noot
4

Weche, J. P., & Wambach, A. (2018). The fall and rise of market power in Europe. (http://ftp.zew.de/pub/zew-docs/dp/dp18003.pdf)

Indiener(s)