Antwoord op vragen van de leden Becker, Voordewind, Kuik en Bouali over het bericht dat OS-ontvanger Rwanda de nieuwe shirtsponsor van voetbalclub Arsenal wordt

Vragen van het lid Becker (VVD) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht dat Oxfam weer in opspraak is geraakt en bonussen zou hebben uitgekeerd aan personeel verantwoordelijk voor de hulpoperatie in Haïti (ingezonden 23 april 2018).

Antwoord van MinisterKaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 30 mei 2018).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Oxfam weer in opspraak»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Bent u tevens bekend met het in het artikel vermelde Franse auditrapport uit 2011?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Hoe beoordeelt u het percentage dat blijkens het Franse auditrapport opging aan personeelskosten in het project op Haïti? Is het gebruikelijk dat bij dergelijke projecten meer dan de helft van de middelen wordt besteed aan personele kosten?

Antwoord 3

Bij de beoordeling van een projectbudget, alsook bij de aansluitende beoordeling van financiële rapportages en auditrapporten wordt voor personeelskosten enerzijds gekeken naar het algemene projectmanagement (in dit geval 14,7% van het budget) en anderzijds bezien welke specifieke expertise wordt ingezet bij de uitvoering van een project (in dit geval 37,3% van het budget). Wat betreft het laatste bestond het genoemde project in Haïti uit het verschaffen van water en sanitaire voorzieningen, voedselzekerheid en bescherming/opvang, waarvoor technici en specialisten zijn aangetrokken.

Voor de verhouding tussen personele kosten en materiaalkosten bestaan geen absolute normen. Dat is afhankelijk van de aard van het project. Zo is de ervaring dat bij onderwijsprojecten de salarissen vaak de grootste kostenpost vormen, terwijl in het geval van infrastructurele projecten personeels- en materiaalkosten doorgaans dichter bij elkaar liggen.

Vraag 4

Wat is er bij u bekend over door Oxfam Novib of de Britse zusterorganisatie uitgekeerde bonussen aan personeel dat verantwoordelijk was voor de hulpoperatie in Haïti? Zijn er in de periode 2010–2012 inderdaad bonussen uitgekeerd? Zo ja, met welke reden?

Antwoord 4

Navraag leert dat er geen bonussen zijn betaald door Oxfam Novib of Oxfam GB in Haïti. De budgetlijn die het auditrapport uit 2011 signaleert betreft pensioencompensatie voor een persoon die in de periode van februari 2010 tot januari 2011 in Haïti heeft gewerkt. In landen waar geen goed werkend pensioensysteem bestaat, dat wil zeggen dat er geen instellingen zoals pensioenfondsen of pensioenverzekeraars actief zijn, betaalt Oxfam GB aan haar werknemers bij beëindiging van het arbeidscontract een pensioengratificatie uit («gratuity payment»), ter compensatie van het ontbreken van pensioenopbouw. Dat is in dit geval gebeurd.

Vraag 5 en 6

Hoe staat u in algemene zin tegenover het uitkeren van bonussen in de (met overheidsgeld gesteunde) hulpsector?

Hoeveel ruimte krijgen door uw ministerie gesteunde hulporganisaties in het subsidiekader voor het uitkeren van bonussen en kunt u aangeven in welke mate dit voorkomt?

Antwoord 5 en 6

Het personeelsbeleid is de verantwoordelijkheid van de organisaties zelf, inclusief fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden voor werknemers. Het ministerie controleert of bij de besteding van de toegekende financiële middelen de gestelde richtlijnen voor personele kosten niet worden overschreden. Dit geldt in het bijzonder voor de beloningen van directeuren die onder de Wet Normering Topinkomens (WNT) vallen, waarbij verlaagde maxima voor instellingen in de sector ontwikkelingssamenwerking gelden.

Vraag 7

Zijn er richtlijnen voor door uw ministerie gesteunde hulporganisaties ten aanzien van de verdeling van bestedingen? Stelt u (in het geval van noodhulpprojecten) minimale percentages voor hulpgoederen of maximale percentages vast voor personeelskosten en overheadkosten? Zo ja welke? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Zie antwoord op vraag 3.


X Noot
1

Telegraaf, 19 april 2018

Antwoord op vragen van de leden Helder en Fritsma over de berichten "Aanrander nog hier" en "Doodsbang voor het monster uit Hoorn."

Vragen van de leden Helder en Fritsma (PVV) aan de Minister van Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de berichten «Aanrander nog hier» en «Doodsbang voor het monster uit Hoorn» (ingezonden 1 mei 2018).

Antwoord van StaatssecretarisHarbers (Justitie en Veiligheid) mede namens de Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 30 mei 2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2159.

Vraag 1

Kent u de berichten «Aanrander nog hier» en «Doodsbang voor het monster uit Hoorn.»1?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3 en 8

Waarom is asielzoeker en dader van verkrachting Mohammed M. nog steeds in Nederland terwijl op 22 februari 2018 het onvoorwaardelijk deel van zijn straf erop zit en de voormalig Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan het slachtoffer heeft beloofd dat hij wordt uitgezet?

Zelfs al zou het regelen van de benodigde reisdocumenten de vertraging veroorzaken, waarom is dit nog steeds niet op orde, terwijl de voormalig Staatssecretaris op 7 juli 2017 heeft bevestigd dat wordt gestart met de intrekking van de verblijfsvergunning en van de uitzetting.

Kunt u garanderen dat betrokkene alsnog zeer snel uit Nederland wordt verwijderd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2, 3 en 8

Na het uitzitten van zijn strafdetentie is betrokkene aansluitend in vreemdelingenbewaring gesteld ter fine van uitzetting. Hij kon niet onmiddellijk worden uitgezet, omdat hij op 22 februari 2018 een opvolgende asielaanvraag heeft ingediend. Deze is op 26 maart 2018 afgewezen en de rechtbank heeft op 9 het beroep ongegrond verklaard. Het hoger beroep dat de vreemdeling hiertegen heeft ingesteld, is op 23 mei 2018 kennelijk ongegrond verklaard. Op 25 mei is betrokkene succesvol uitgezet naar Mogadishu.

Vraag 4

Wanneer is de verblijfsvergunning ingetrokken?

Antwoord 4

Het besluit om de verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in te trekken alsmede het opleggen van een zwaar inreisverbod voor de duur van 10 jaar is op 9 november 2017 aan de vreemdeling bekendgemaakt.

Vraag 5 tot en met 7

Waarom moet het slachtoffer voor de zoveelste keer zelf achter de feiten aan, omdat het Openbaar Ministerie, in strijd met het beleid dat aan de Tweede Kamer is beloofd, haar niet actief heeft geïnformeerd?

Deelt u de mening dat het een gotspe is dat het slachtoffer, dat eerst zelf voor de opsporing van de dader heeft gezorgd, nu wederom in onzekerheid en angst moet leven, omdat de overheid haar voor de tweede keer in de steek laat? Zo ja, wat gaat u er aan doen teneinde hier per direct een einde aan te maken?

Bent u bereid excuses te maken aan het slachtoffer voor dit wanbeleid? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5 tot en met 7

De zaaksofficier van justitie heeft het slachtoffer geïnformeerd over de invrijheidsstelling van de veroordeelde op 22 februari 2018 nu hij het onvoorwaardelijk gedeelte van zijn straf had uitgezeten. Zoals hierboven aangegeven is betrokkene aansluitend in vreemdelingenbewaring gesteld, zodat hij de facto niet op vrije voeten is geweest.

Terloops merk ik op dat de journalist van de Telegraaf in het artikel (waar in vraag 1 naar wordt verwezen) heeft geschreven dat in een brief van het Openbaar Ministerie aan het slachtoffer staat vermeld dat vanaf 22 februari 2018 de dader kon worden uitgezet. Dit is onjuist nu het Openbaar Ministerie hier niet over gaat. De betreffende journalist heeft deze onjuistheid bevestigd en het artikel is inmiddels gewijzigd.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van lid Kuiken (PvdA), ingezonden 1 mei 2018 (vraagnummer 2018Z08132).


X Noot
1

Telegraaf, 27 april 2018

Indiener(s)