Antwoord op vragen van de leden Voordewind, Groothuizen, Jasper van Dijk, Van Ojik en Kuiken over het rapport van Amnesty over de situatie van migranten in Libië

Hierbij bieden wij, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de leden Voordewind (ChristenUnie), Groothuizen (D66), Jasper van Dijk (SP), Van Ojik (GroenLinks) en Kuiken (PvdA) over het rapport van Amnesty over de situatie van migranten in Libië.

Deze vragen werden in gezonden op 16 april 2018 met kenmerk 2018Z07020.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Mark Harbers

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

Sigrid Kaag


Antwoorden Kamervragen van de leden Voordewind (ChristenUnie), Groothuizen (D66), Jasper van Dijk (SP), Van Ojik (GroenLinks) en Kuiken (PvdA) aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het rapport van Amnesty over de situatie van migranten in Libië (ingezonden 16 april 2018, nr. 2018Z07020)

Vraag 1

Kent u het rapport van Amnesty 'Libya’s dark web of collusion: abuses against Europe-bound refugees and migrants'?

Antwoord 1

Ja, graag verwijzen wij u naar de reactie op dit rapport die u op 23 januari jl.[1] is toegezonden.

Vraag 2

Hoe probeert Nederland te bewerkstelligen dat de detentiecentra voor migranten in Libië gesloten worden? Op welke termijn moet dit doel bereikt zijn?

Antwoord 2

Zoals in onze eerdere brief [2] is toegelicht, dringt Nederland zowel in bilateraal als in multilateraal verband bij de Libische autoriteiten aan op het verbeteren van de opvang, het aanpakken van straffeloosheid en het verkrijgen van toegang voor internationale organisaties tot de detentiecentra in Libië. Zoals eerder met uw Kamer gedeeld[3], zet het kabinet zich samen met de AU, EU en VN in om de situatie in de centra te verbeteren, waaronder het bevorderen van de toegang tot medische zorg en voedselvoorziening.

Het uiteindelijke doel is deze detentiecentra te sluiten en te komen tot alternatieve ontvangst- en transitcentra. Inmiddels heeft dit geleid tot de sluiting van vier detentiecentra. Ook zijn de bouwwerkzaamheden in de open faciliteit van UNHCR in Tripoli hervat. Het zal nog wel enkele maanden duren voor deze operationeel is. Het kabinet blijft hier samen met internationale partners bij de Libische autoriteiten op aandringen, waarbij zij aangetekend dat de Libische autoriteiten daar in beginsel zelf over beslissen.

De afgelopen maanden is duidelijk geworden dat gezamenlijke inspanningen kunnen leiden tot positieve ontwikkelingen. Het is nu zaak om samen met alle partners ervoor te zorgen dat de resultaten van het afgelopen half jaar worden bestendigd en dat hierop wordt voortgebouwd.

Vraag 3

Welke vormen van ondersteuning, financieel of materieel, ontvangen de Libische autoriteiten momenteel nog van Nederland of van de Europese Unie ten behoeve van de beheersing van ongeregelde migratie?

Antwoord 3

In 2017 heeft de EU onder het EUTF programma’s goedgekeurd voor migratiebeheer ter waarde van EUR 90 miljoen en integraal grensbeheer ter waarde van EUR 46,3 miljoen. [4] Het eerste programma biedt bescherming en ondersteuning van migranten in en buiten detentiecentra. Het tweede biedt ondersteuning aan de Libische autoriteiten op het gebied van grensbeheer en migratiemanagement. Deze programma’s lopen nog en worden in 2018 mogelijk uitgebreid. Nederland heeft onder het EUTF een bedrag van EUR 10 miljoen beschikbaar gesteld voor de vrijwillige terugkeer van migranten naar hun land van herkomst.

Voor de ondersteuning van de Libische kustwacht verwijs ik u naar het antwoord op vraag 7 en 8 en naar mijn brief aan uw Kamer van 20 december 2017.[5]

Vraag 4

Denkt u dat van het conditioneel maken van financiële steun aan het actief werken aan het sluiten van detentiecentra een extra impuls kan uitgaan naar de Libische overheid om hiervan meer werk te maken?

Antwoord 4

De Libische autoriteiten zijn zich bewust van het standpunt van het Nederlandse kabinet, maar ook van het standpunt van de Europese Commissie m.b.t. de situatie van irreguliere migranten in de Libische detentiecentra. [6] Gezien de vooruitgang sinds eind 2017 ziet het kabinet momenteel geen reden om verdere ondersteuning aan Libië conditioneel aan deze doelstelling te maken. Ook omdat de Nederlandse ondersteuning primair gericht is op het stabiliseren van Libië via o.a. capaciteitsopbouw van lokale overheden, het bij elkaar brengen van de strijdende partijen in Libië onder leiding van de VN en het faciliteren van veiligheidsdialogen. Het stabiliseren van Libië is essentieel om te voorkomen dat criminele mensensmokkelaars misbruik kunnen maken van de chaotische situatie in Libië.

Vraag 5

Welke inspanningen leveren Nederland en Europese partners om de Libische autoriteiten tot een overeenkomst te laten komen met de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR, zodat de status van de UNHCR in Libië versterkt wordt?

Antwoord 5

In gesprekken met Libische autoriteiten wordt door het kabinet, maar ook door andere Europese partners, bij herhaling het belang van betere samenwerking met UNHCR benadrukt. Daarbij wordt ook aangedrongen op het herzien van het huidige mandaat (d.w.z. een MoU) van UNHCR. Dit heeft er mede toe geleid dat UNHCR momenteel betere toegang heeft tot de detentiecentra, er in toenemende mate in slaagt om vluchtelingen en asielzoekers uit de centra te krijgen en de bouw van een open faciliteit in Tripoli heeft kunnen hervatten. Hoewel deze stappen uiteraard worden verwelkomd, meent het kabinet, samen met een aantal Europese partners, dat het van belang is dat de genoemde ontwikkelingen ook worden geformaliseerd in een vernieuwd MoU.

Vraag 6

Hoe kan voorkomen worden dat het Assisted Voluntary Return-programma van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) ertoe leidt dat mensen die recht hebben op bescherming daar geen beroep op kunnen doen en teruggestuurd worden naar een voor hen onveilige situatie?

Antwoord 6

Vooropgesteld zij dat het hier vrijwillige terugkeer betreft. Indien een persoon, ook in Libië, niet terug wenst te keren naar haar of zijn land van herkomst, kan hij of zij daartoe niet worden gedwongen. Daarnaast is er sprake van intensieve samenwerking tussen IOM en UNHCR. In het geval dat IOM van oordeel is dat er sprake is van mogelijk vluchtelingschap, informeert IOM UNHCR over dergelijke gevallen.

Vraag 7

Wat doet u eraan ervoor te zorgen de in het genoemde rapport gedocumenteerde misstanden gepleegd door de Libische kustwacht aangepakt worden?

Vraag 8

Welke inspanningen is Nederland bereid te doen om, in lijn met de motie-Verhoeven/Groothuizen, te bewerkstelligen dat de Libische kustwacht transponders aanzet zodat hun schepen gemonitord kunnen worden, en te komen tot onderzoek naar incidenten?1)

Antwoord vraag 7 en 8

In lijn met de motie- Verhoeven/Groothuizen heeft het kabinet tijden de Europese Raad in december aangedrongen op een versterking van het monitoringssysteem van de Libische kustwacht. [7] Zoals ook vaker met uw Kamer gewisseld in verschillende Algemene Overleggen, wordt in dit kader o.a. binnen de Operatie EUNAVFOR MED Sophia het monitoringsmechanisme versterkt.

Conform het zeerecht gelden specifieke regels met betrekking tot de verplichting voor bepaalde schepen om transponders aan boord te hebben en deze te hebben aanstaan. Deze regels gelden ook voor de Libische kustwacht. Het kabinet beschikt niet over informatie waaruit zou blijken dat de Libische kustwacht deze verplichting niet nakomt.

1) Kamerstuk 21501, nr. 20



[1] Kamerstukken II 2017/18, 32 735, nr. 182.

[2] Kamerstukken II 2017/18, 2018Z07854, d.d. 25 april 2018.

[3] Kamerstukken II 2017/18, 21 501-20, nr. 1280 en

32 735, nr. 182.

[4] Voor nadere informatie over bijdragen aan het EUTF zij verwezen naar https://ec.europa.eu/neighbourhood-enlargement/sites/near/files/eutf-noa-reg-18042018.pdf

[5] Kamerstukken II 2017/18, 21501-20 nr. 1280.

[6] Zie o.a. Kamerstukken II 2017/18, 2018Z07854.

[7] Kamerstukken II 2017/18, 21 501-20, nr. 1281.

Indiener(s)