2136
Vragen van de leden Van den Hul en Dijksma (beiden PvdA) aan de Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het tekort aan opvanglocaties voor
slachtoffers van geweld achter de voordeur (ingezonden 20 april 2018).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport)
(ontvangen 18 mei 2018).
Vraag 1 en 2
In welke mate is sprake van echte extra middelen voor de bestrijding van
huiselijk geweld en de opvang van vrouwen vanuit de huidige druk op deze
voorzieningen, gelet op uw antwoord op de Kamervraag over de noodzaak
om hiervoor extra geld beschikbaar te stellen?1
Klopt het dat de middelen waar u in de beantwoording naar verwijst, waarbij
de indruk wordt gewekt dat het om extra middelen gaat, uit de bestaande
middelen van het gemeentefonds zijn gehaald en daarmee gezien kunnen
worden als een «sigaar uit eigen doos» voor de desbetreffende gemeenten?
Zo ja, waarom is niet gekozen om extra middelen beschikbaar te stellen aan
de algemene uitkering?
Het gaat hier om extra middelen. Op grond van het Regeerakkoord geldt een
nieuwe normeringsystematiek voor het bepalen van de omvang van het
gemeentefonds. In plaats van een koppeling (trap op/trap af) met de
Rijksuitgaven in enge zin (RBG-eng), is vanaf dit jaar sprake van een
koppeling met de Rijksuitgaven inclusief zorguitgaven en sociale zekerheidsuitgaven.
Hierdoor ontvangen gemeenten aanvullend accres zonder oormerk.
Uitkomst van het IBP is dat specifiek voor de taak Veilig Thuis vanuit het
aanvullend accres in de algemene uitkering middelen zijn toegevoegd aan de
decentralisatie-uitkering vrouwenopvang, zodat het geld terechtkomt bij de
gemeenten die de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling
vormgeven. Veilig Thuis maakt hier deel van uit. Het gaat om een bedrag van
€ 11,9 miljoen in 2018 oplopend tot € 38,6 miljoen structureel vanaf 2021.
Het gaat hier dus om extra middelen die zonder oormerk allereerst aan de
algemene uitkering zijn toegevoegd en waarvan vervolgens een deel specifiek
voor Veilig Thuis is ingezet.
Vraag 3
In hoeverre is afgestemd of deze middelen en de inzet ervan voldoen aan de
signalen van de 22 centrumgemeenten die in februari 2018 hun zorgen
hebben geuit over de financiële druk op de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang?
In de brief van de gemeenten van 15 februari jongstleden spreken de 22
centrumgemeenten onder andere over de aanscherping van de meldcode
kindermishandeling en huiselijk geweld. Het genoemde bedrag in de
maartcirculaire gemeentefonds 2018 komt hieraan tegemoet en is mede
gebaseerd op de impactanalyse van de gevolgen van de invoering van de
radarfunctie voor het primaire proces bij Veilig Thuis2
.
Daarnaast wordt in de brief ingegaan op mensenhandel. De extra structurele
middelen uit het Regeerakkoord voor mensenhandel worden ingezet voor het
creëren van extra opvangplekken. Met de VNG en Comensha ben ik in
overleg om te komen tot een precieze invulling hiervan op basis van
geconstateerde knelpunten.
Voorts geldt dat in 2014 een kwaliteitsimpuls is gegeven van € 10 miljoen
structureel per jaar (vanaf 1 januari 2015) voor onder andere ouderenmishandeling
en kinderen in de opvang. In 2016 en 2017 is door de ministeries VWS
en JenV een overbruggingsfinanciering (€ 2,1 miljoen in 2016 en € 2,1
miljoen in 2017) beschikbaar gesteld aan 16 gemeenten (via de
decentralisatie- uitkering vrouwenopvang) voor een landelijk dekkend netwerk
van CSG’s (centra voor seksueel geweld) om gemeenten de ruimte te geven
het hulpaanbod voor slachtoffers van seksueel geweld structureel te borgen
in het gemeentelijke zorg- en ondersteuningsaanbod. In het bestuurlijk
overleg van 29 mei 2017 heeft de VNG de gemaakte afspraak over de
financiering en borging van de CSG’s vanaf 1 januari 2018 binnen het
gemeentelijke domein bevestigd.
Tot slot geldt dat naast de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang voor de
centrumgemeenten (als Rijksbijdrage voor de aanpak van huiselijk geweld en
kindermishandeling) alle gemeenten de beschikking hebben over de middelen
voor de Jeugdwet en de Wmo 2015 in het gemeentefonds. Deze middelen
kunnen ook worden ingezet voor de aanpak van huiselijk geweld en
kindermishandeling (bijvoorbeeld voor jeugdhulp en ondersteuning).
Vraag 4
Hoe zullen de besteding en de bestemming van deze middelen, evenals de
effecten op de door gemeenten aangegeven financiële druk op vrouwenopvang,
gemonitord worden?
De extra middelen die gemeenten hebben ontvangen dankzij de nieuwe
normeringsystematiek zijn vanuit de algemene uitkering van het gemeentefonds
toegevoegd aan de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang. Daarmee
komen deze middelen terecht bij de gemeenten die de aanpak van huiselijk
geweld en kindermishandeling vormgeven.
De gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de besteding binnen het
daarvoor aangegeven kader (intensivering van de taken van Veilig Thuis naar
aanleiding van de aanscherping meldcode en de radarfunctie Veilig Thuis).
Uiteraard ben ik bereid de VNG te vragen één en ander te monitoren ook in
relatie tot de door de 22 centrumgemeenten aangegeven financiële druk op
de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang.
Bronnenlijst
1 Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1635
2 Bijlage 1B bij Kamerstuk 28 345, nr. 183