Antwoord op vragen van de leden Becker en Ten Broeke over het bericht dat Iran stiekem delen van het atoomprogramma zou hebben voortgezet

 

 

Hierbij bied ik de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Becker en ten Broeke over het bericht dat Iran stiekem delen van het atoomprogramma zou hebben voortgezet. Deze vragen werden ingezonden op 2 mei 2018 met kenmerk 2018Z08196.

 

 

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 

 

 

 

Stef Blok

 

[Ondertekenaar 1]

[Ondertekenaar 2]

 

 

 

 

[Ondertekenaar 3]

[Ondertekenaar 4]

 

 

Antwoorden van de Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van de leden Becker en ten Broeke (VVD) over het bericht dat Iran stiekem delen van het atoomprogramma zou hebben voortgezet

 

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van de onthullingen van de Israëlische minister-president inzake de vermeende Iraanse voortzetting van een atoomwapenprogramma? https://www.elsevierweekblad.nl/buitenland/achtergrond/2018/04/netanyahu-iran-ontwikkelt-stiekem-kernwapens-610403/

 

Antwoord:

Ja.

 

Vraag 2

In hoeverre is deze informatie nieuw voor respectievelijk het kabinet en het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA)?

 

Vraag 4

Hoe beoordeelt u de door de Israëlische minister-president verschafte informatie, in het bijzonder de bewering dat delen van het Iraanse atoomprogramma nog na het sluiten van het JCPOA zijn voortgezet?

 

Vraag 5

Kunt u aangeven hoe de conclusies van de Israëlische regering zich verhouden tot de door internationale partners uitgesproken overtuiging dat Iran zich aan de in het JCPOA vastgelegde afspraken houdt?

 

Antwoord vraag 2, 4 & 5

De informatie die de Israëlische minister-president Netanyahu presenteerde leidt niet tot nieuwe inzichten over het Iraanse nucleaire programma. In 2011 stelde het IAEA in het rapport “Implementation of the NPT Safeguards Agreement and relevant provisions of Security Council resolutions in the Islamic Republic of Iran” (GOV/2011/63) dat Iran tot 2003 bezig is geweest met activiteiten die relevant zijn voor de ontwikkeling van een kernwapen en dat tot 2009 er ook nog incidentele activiteiten zijn geweest, maar niet in de vorm van een gestructureerd programma. In 2015 stelde het IAEA dat er geen geloofwaardige aanwijzingen zijn dat na 2009 nog activiteiten hebben plaatsgevonden die relevant zijn voor de ontwikkeling van een kernwapen. Sindsdien concludeerde het IAEA in tien opeenvolgende rapporten dat Iran zich aan haar verplichtingen onder het JCPOA houdt. Tegelijkertijd is het kabinet niet naïef over de wens van Iran om de mogelijkheid te behouden een kernwapen te ontwikkelen. Het kabinet acht het dan ook van groot belang dat het JCPOA in stand blijft om de wegen naar een Iraans kernwapen te blokkeren, en zet zich hier, ook na het besluit van President Trump om Amerikaanse steun in te trekken, onverminderd voor in.

 

Vraag 3

Is de informatie, die vooral bestaat uit documenten die uit een archief in Teheran zouden zijn buitgemaakt, ondertussen gedeeld met de IAEA? Heeft het kabinet ook inzage verzocht in het kader van haar positie als tijdelijk lid van de VN-Veiligheidsraad en als lid van het comité dat toeziet op de naleving van het JCPOA?

 

 

 

Antwoord

Minister-president Netanyahu gaf in zijn presentatie aan de informatie ook te delen met het IAEA en bondgenoten. Wanneer Nederland de informatie ontvangt zal het een nader eigenstandig oordeel vormen. Voor het functioneren van Veiligheidsraadresolutie 2231 is het echter van veel groter belang dat de internationaal gemandateerde, onafhankelijke en technische organisatie, het IAEA, de informatie ontvangt en meeneemt in zijn analyses. Nederland dringt daar dan ook op aan bij Israël.

 

Vraag 6

Welke pogingen worden door Nederland ondernomen om het JCPOA in stand te houden na het moment waarop de Amerikaanse president een besluit moet nemen over het al dan niet ‘certificeren’ van het akkoord?

 

Antwoord

Op 8 mei heeft President Trump besloten dat hij de Amerikaanse steun aan het JCPOA intrekt en de Amerikaanse nucleair-gerelateerde sancties (opgeschort onder het JCPOA) weer opnieuw invoert. Het opschorten van deze sancties is een verplichting onder het JCPOA. Deze beslissing heeft daardoor ook een impact op het akkoord. Ondanks deze beslissing vervalt het JCPOA niet onmiddellijk. Dat komt doordat onder Veiligheidsraadresolutie 2231 eerst een aantal stappen genomen moeten worden om te bemiddelen in het geval van een conflict, waaronder het voorleggen van de ontstane situatie aan de Veiligheidsraad.

 

Over het besluit van President Trump en een eerste appreciatie ging op 11 mei jl. een Brief uit naar uw Kamer (Kamerstuk 33 783, nr. 28).

Zowel Nederland als de Europese Unie hebben hun onverminderde steun voor het JCPOA uitgesproken. Het akkoord werkt en is niet gebaseerd op vertrouwen, maar op rigoureuze verificatie door het IAEA. Nederland blijft ook na het besluit van President Trump in nauw contact met Europese partners en zal bij alle partijen van het JCPOA erop aandringen om het akkoord in stand te houden. In de rol van Facilitator ziet Nederland toe op de implementatie van resolutie 2231. Ook zet Nederland zich als Facilitator in voor het goed functioneren van het “procurement channel”: het kanaal van het JCPOA dat zorgt voor gecontroleerde handel in gevoelige goederen. Nederland deelt de zorgen van partners over het ballistische programma van Iran en de zorgen over de Iraanse rol in de regio, maar deze zorgen dienen buiten het kader van het JCPOA geadresseerd te worden.

 

Vraag 7a

Heeft het kabinet al stappen gezet in de besluitvorming over het al dan niet instellen van sancties in het kader van het ballistische programma? Heeft het kabinet daarnaast stappen gezet om in EU-verband het op eerdere momenten besproken ‘snap-back’-mechanisme te bepleiten, dat ervoor kan zorgen dat sancties tegen Iran opnieuw zullen gelden indien wordt vastgesteld dat Iran de afspraken van het JCPOA niet naleeft?

 

Antwoord

Nederland is momenteel in overleg met Europese partners over de te nemen maatregelen in het kader van het ballistische raketprogramma van Iran. Sancties behoren tot de opties die worden overwogen.

 

Zoals eerder aan uw Kamer gemeld (uw referentie 2015D41668, d.d. 4 november 2015) bevat het nucleaire akkoord met Iran geen vermelding van een automatische “snap-back” van EU-sancties. Een automatische “snap-back”, vergelijkbaar met het mechanisme voor de VN-sancties, bleek juridisch niet haalbaar onder het Verdrag van Lissabon. De Nederlandse inzet in 2015 voor het zo krachtig mogelijk maken van het “snap-back” mechanisme heeft destijds geresulteerd in een Raadsverklaring die is aangenomen op 18 oktober 2015. Hierin hebben alle EU-lidstaten zich gecommitteerd om onverwijld EU-sancties opnieuw in te stellen bij significante niet-naleving van de JCPOA-afspraken door Iran.

 

 

 

Indiener(s)

Stef  Blok