1988
Vragen van het lid Van Tongeren (GroenLinks) aan de Minister van
Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Enschede ontevreden over
zoutwinningsplan Ganzebos» (ingezonden 9 februari 2018).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen
4 mei 2018) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nrs.
1783 en 1813.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Enschede ontevreden over zoutwinningsplan
Ganzebos»?1
Ja.
Vraag 2
Hoe verklaart u dat de gemeente Enschede in haar brief van 16 januari2 en de
provincie Overijssel3 in haar brief van 23 januari opmerken dat het ministerie
niet reageert op adviesonderdelen?
Vraag 4
Kunt u zich voorstellen dat de gemeente Enschede en de provincie Overijssel
zich afvragen of het adviesrecht door u serieus wordt genomen?
Antwoord 2 en 4
Met voldoende verbeeldingskracht kan een mens zich veel voorstellen, maar
ik vind die voorstelling van zaken in dit geval niet terecht. Ik ben me wel
degelijk bewust van de betrokkenheid van gemeentes bij mijnbouwactiviteiten
en houd hier ook rekening mee in mijn (ontwerp) instemmingsbesluiten.
Ook in het ontwerpinstemmingsbesluit Ganzenbos heb ik de adviezen
meegewogen en gemotiveerd in de overwegingen van het besluit. De
aanvraag inclusief de adviezen worden getoetst en gewogen in het licht van
de in de Mijnbouwwet opgenomen toetsingsgronden. Uitsluitend die
onderdelen van een advies die relevant zijn voor de beoordeling van een
aanvraag aan de hand van de in de Mijnbouwwet opgenomen gronden,
kunnen eventueel leiden tot voorschriften die de Minister verbindt aan het
besluit. Onderdelen van een advies die zien op andere zaken dan waar de
toetsingsgronden op zien, worden gemotiveerd in de overwegingen van het
besluit, maar leiden niet tot het opnemen van een voorschrift in het besluit.
Zie ook het antwoord op vraag 3, waarin ik nader inga op de zienswijzen.
Vraag 3
Kunt u toelichten waarom u het advies van de gemeente Enschede en de
provincie Overijssel over onder andere trillingsmetingen, het gebruik van
andere hulpstoffen dan diesel bij de zoutwinning, het hergebruik van de
cavernes en de communicatie niet heeft overgenomen? Kunt u een reactie
geven op de twee zienswijzen?
Trillingsmetingen
Het advies en de zienswijze ten aanzien van het meten van bodemtrilling is
zorgvuldig door mij gewogen en betrokken bij de besluitvorming omdat ik
het belang ervan inzie voor de omgeving. Als vergunningverlener moet ik ook
kijken naar alle maatregelen en voorzieningen die al bestaan.
Op grond van de Wet meteorologie en seismologie heeft de Minister van
Infrastructuur en Waterstaat de verantwoordelijkheid voor het verzamelen en
beheren van seismologische gegevens. De uitvoering van de in de wet
neergelegde zorgtaken is belegd bij het Koninklijk Nederlands Meteorologisch
Instituut (KNMI). Het KNMI onderhoudt dan ook een seismologisch netwerk
dat dekkend is voor heel Nederland, registreert de meetgegevens en maakt
deze ook openbaar. Sinds 2015 is het KNMI-netwerk dicht genoeg om
bevingen met een magnitude vanaf 0,5 op de schaal van Richter waar te
nemen. Deze gegevens worden geregistreerd en zijn beschikbaar via het
dataportaal van het KNMI.
De bestaande seismometers die deel uitmaken van het KNMI-netwerk in de
provincie Overijssel, Utrecht en Drenthe zullen eventuele trillingen in het
gebied Ganzebos kunnen registreren. Het meetnetwerk van KNMI geeft
voldoende dekking en de meetresultaten daarvan zijn ook voor iedereen
beschikbaar. In de afweging van het advies heb ik beoordeeld dat het
bestaande netwerk van seismometers van de KNMI al voldoet om eventuele
trillingen ten gevolge van de zoutwinning te kunnen detecteren.
Alternatieve hulpstoffen
Bij de afweging van het belang van alternatieve mijnbouwhulpstoffen speelt
het aspect veiligheid een belangrijke rol. De dieselolie wordt gebruikt ter
bescherming van de bovenkant van de zoutcaverne. De diesel drijft op de
pekel en voorkomt het oplossen van het dak van de caverne. Op deze wijze
kan men het volume en de vorm van de caverne goed beheersen. Dit is van
belang omdat hierdoor de bodemdaling beperkt blijft en er nagenoeg geen
effecten optreden in de omgeving.
Op dit moment wordt door AkzoNobel onderzocht of ook lichtere vloeistoffen
dan dieselolie gebruikt kunnen worden. Aan de uitvoering van het advies
wordt dus al gewerkt door AkzoNobel. Het onderzoek dat AkzoNobel uitvoert
heeft ook de aandacht van SodM. Het is de verwachting dat, als men een
geschikt alternatief vindt, dit op termijn landelijk verplicht zal worden gesteld.
Omdat AkzoNobel al een onderzoek is gestart naar mogelijke alternatieven en
de wens voor een alternatief voor deze mijnbouwhulpstof zich niet beperkt
tot enkel deze instemmingsbesluiten, wordt er geen voorwaarde hierover
opgenomen.
Hergebruik van cavernes
Ik deel de mening dat nagedacht moet worden over het eventuele hergebruik
van een zoutcaverne voordat deze afgesloten en verlaten is. Het winningsplan
is daar echter niet het geschikte document voor. Het winningsplan beschrijft
de effecten van de zoutwinning, en de eventuele effecten van de bodembeweging
ten gevolge van de winning. De nadruk bij de beoordeling van het
winningsplan wordt gelegd op de veiligheid van de winning.
De zoutwinning van Ganzebos fase II en III zal tot 2035 duren. In de tussenliggende
periode zal onze energievoorziening ingrijpend veranderen. De
energietransitie zal zeer waarschijnlijk leiden tot een ander gebruik van de
diepe ondergrond. Het is op voorhand heel lastig om de behoefte voor het
hergebruik goed in te schatten. Daarnaast zullen vooral technische en
geologische gegevens bepalend zijn of het mogelijk en veilig is om een of
meerdere van deze zoutcavernes voor een andere toepassing te gebruiken.
Voor eventueel hergebruik zal te zijner tijd een separate opslagvergunning
aangevraagd moeten worden waarin deze aspecten beoordeeld worden. Om
deze redenen is het hergebruik van cavernes niet als voorwaarde opgenomen
in de instemming met het winningsplan.
Communicatie
Ik hecht belang aan open en transparante communicatie. Al ruim een jaar
vindt er regelmatig overleg plaats tussen het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat, AkzoNobel, de provincie Overijssel en de gemeenten
Hengelo en Enschede. Tijdens dit overleg worden diverse aspecten aangaande
de zoutwinning in Twente besproken.
Zie ook de Nota van Antwoord op de zienswijze die gepubliceerd is op
www.nlog.nl.
Vraag 5
Bent u bereid het adviesrecht van andere overheden beter te verankeren en
dat op ieder gegeven advies(onderdeel) voortaan wordt gereageerd?
Het adviesrecht van de decentrale overheden is stevig verankerd in artikel 34,
vijfde lid van de Mijnbouwwet. In artikel 3:50 van de Algemene wet bestuursrecht
is al verankerd dat in een besluit dat afwijkt van een krachtens wettelijk
voorschrift gegeven advies, gemotiveerd dient te worden waarom van dit
advies wordt afgeweken. Zie verder ook het antwoord op vraag 2 en 4.
Vraag 6
Welke gevolgen heeft het loskoppelen van AkzoNobel Specialty Chemicals
van AkzoNobel voor de reeds verleende vergunningen voor zoutwinning?
Vraag 7
Welk bedrijf wordt de concessiehouder van de vergunningen voor zoutwinning
die nu in procedure zijn genomen?
Vraag 8
Welk bedrijf is na splitsing verantwoordelijk voor de (instabiele) zoutcavernes
en voor hoelang?
Vraag 9
Welk bedrijf is na splitsing verantwoordelijk voor de veroorzaakte bodemverontreinigingen
en voor hoelang?
Antwoord 6, 7, 8 en 9
De concessiehouder en vergunninghouder is en blijft Akzo Nobel Salt B.V. dat
onderdeel is van Akzo Nobel Chemicals en verantwoordelijk is voor de reeds
bestaande en de nieuw aan te leggen zoutcavernes en eventuele gevolgen
daarvan. De vergunninghouder is op grond van het artikel 6:177 van het
Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk voor schade als gevolg van aanleg of
het in gebruik hebben van het mijnbouwwerk.
Voor wat betreft bodemverontreiniging volgt uit de artikelen 6:175 en 6:177
BW dat de aansprakelijkheid rust bij de vergunninghouder bij de aanvang van
de tot verontreiniging leidende gebeurtenis. Indien na de lekkage een ander
bedrijf vergunninghouder wordt van het mijnbouwwerk, blijft de aansprakelijkheid
voor deze schade rusten op degene die ten tijde van de lekkage
aansprakelijk was. Volgens artikel 3:310 BW tweede lid, geldt voor verontreiniging
van de bodem door een gebeurtenis zoals bedoeld in artikel 6:175 BW,
een verlengde termijn van 30 jaar. Bestaat de gebeurtenis uit een voortdurend
feit, dan begint de termijn van dertig jaren te lopen nadat dit feit is
opgehouden te bestaan. Bestaat de gebeurtenis uit een opeenvolging van
feiten met dezelfde oorzaak, dan begint deze termijn te lopen na dit laatste
feit.
Bronnenlijst
1 https://www.tubantia.nl/enschede-e-o/enschede-ontevreden-over-zoutwinningsplanganzebos~a1efa3ac/
2 http://www.raad053.nl/stukken/10065/1/pdf.pdf
3 http://www.overijssel.nl/sis/16201804358455.pdf