Antwoord op vragen van het lid Leijten over ernstige gevolgen van de notificatierichtlijn

1808 Vragen van het lid Leijten (SP) aan de ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Buitenlande Zaken over ernstige gevolgen van de notificatierichtlijn (ingezonden 27 maart 2018). Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 17 april 2018)



Vraag 1 Bent u bekend met de stand van zaken bij lopende onderhandelingen tussen het Europees parlement en de Europese Raad over de herziening van de notificatierichtlijn?1
Ja.

Vraag 2 Staat u nog steeds achter de zorgpunten, zoals de vertraging van het wetgevingsproces door de «standstill clausule» en dat het voorstel onvoldoende rekening houdt met de impact op lidstaten, zoals geformuleerd in het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2314)?
Ja. De Nederlandse inzet is erop gericht om de zogenaamde «standstill periode» van 3 maanden bovenop de consultatieperiode van 3 maanden te voorkomen. Met succes, want in de algemene oriëntatie die afgelopen mei is aangenomen is deze standstill periode niet opgenomen. Ook tijdens de onderhandelingen in de trilogen zal ik mij hiervoor in blijven spannen. Op voorspraak van Nederland is bovendien een spoedprocedure aan het voorstel toegevoegd. Ik vind het belangrijk dat in onvoorziene situaties waarbij spoedeisen of vergunningstelsels op korte termijn ingevoerd moeten worden ter bescherming van publieke belangen zoals de openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en het milieu, de spoedmaatregel pas na aanname genotificeerd hoeft te worden.

Vraag 3 Deelt u de mening dat het vooraf melden van nieuwe voorstellen die aan het dienstenverkeer raken, nog voordat gekozen volksvertegenwoordigers dit kunnen behandelen, een ondermijning is van het democratisch proces? Zo nee, kunt u dat onderbouwen? Zo ja, wat gaat u daar voor actie op ondernemen?
Nee. De notificatieplicht is een reeds bestaande verplichting op basis van de Dienstenrichtlijn die in december 2006 inwerking is getreden. Een belangrijke wijziging is dat met dit voorstel een voorgenomen maatregel voorafgaand aan de vaststelling moet worden genotificeerd in plaats van achteraf. Zoals ook aangegeven in mijn antwoord op vraag 2, gaat het hier om drie maanden voorafgaand aan aanname van het voorstel. Een uitgebreidere periode is in de Raadspositie voorkomen.

Vooropgesteld moet worden dat volgens het nu voorliggende voorstel een gemeente nog steeds een nieuwe verordening kan aannemen of wijzigen zonder dat daarvoor voorafgaand toestemming of instemming van de Europese Commissie nodig is. Wel wordt de Europese Commissie en andere lidstaten in de gelegenheid gesteld om in een ontwerpfase commentaar te geven op een voorgenomen regeling zoals een gemeentelijke verordening die een eis of vergunningstelsel introduceert voor dienstverrichters. De gemeente is dan in de gelegenheid om aan de hand van dit commentaar de voorgenomen verordening indien nodig aan te passen of de motivering te verbeteren. Wel ben ik, zoals ik al in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, geen voorstander van een additionele standstill periode van drie maanden. De Nederlandse inzet is er dan ook op gericht om een dergelijke «standstill»- verplichting te vermijden.

Dat de Commissie erop toeziet dat voorgenomen maatregelen niet strijdig zijn met Uniewetgeving en dat ook lidstaten de mogelijkheid hebben om dit aan te kunnen geven, vind ik een goede zaak. Het kabinet is een groot voorstander van een goed werkende dienstenmarkt. Daar hoort bij dat we ongerechtvaardigde belemmeringen van het dienstenverkeer moeten zien te voorkomen. Daar plukken ook onze burgers en bedrijven de vruchten van.

Vraag 4 Erkent u dat de wachttijd tussen de melding aan de Europese Commissie en het behandelen van het voorstel door de bevoegde volksvertegenwoordiger (de «standstill clause») een ernstige inbreuk is op het democratisch proces? Deelt u de mening dat lokaal beleid wordt lamgelegd? Welke stappen bent u bereid te ondernemen om dit te voorkomen?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en 3.

Vraag 5 Kunt u uitleggen waarom u geen problemen ziet met het proportionaliteitsbeginsel, met het oog op de enorme bureaucratische last voor zowel de Europese Commissie als gemeentelijke ambtenaren die deze meldingsplicht met zich mee gaat brengen?
Een vorm van notificatieverplichting geldt al sinds de inwerkingtreding van de Dienstenrichtlijn. Dat is inmiddels al meer dan 11 jaar geleden. Het betreft dus geen geheel nieuwe verplichting. Afgezien van een aanpassing van de procedure en een beperkte uitbreiding van het toepassingsbereik, wordt dan ook geen significante verandering in de lasten voor overheden verwacht.

Vraag 6 Is bekend hoeveel lokale, provinciale en nationale overheden met bevoegdheden betreffende dit deel van de interne markt, straks melding moeten maken bij de Europese Commissie? Erkent u dat dit er voor Nederland al geldt voor 380 gemeenten, 12 provincies en vele ministeries?
Wat het exacte aantal overheden in Europa is dat onder de notificatieverplichting valt is niet bekend. Zo heb ik geen overzicht van het aantal overheden in andere lidstaten. Zowel de huidige notificatieverplichting als het voorstel tot wijziging ervan geldt voor alle lokale, regionale en nationale overheden. De getallen die u noemt kan ik dan ook bevestigen.

Vraag 7 Is er een inschatting gemaakt van de kosten voor de Europese Commissie om alle meldingen («notificaties») die gedaan worden door de overheden uit alle lidstaten te behandelen? Zo nee, bent u bereid dit te laten onderzoeken voordat deze richtlijn wordt ingevoerd?
Deze inschatting is gemaakt ten tijde van de implementatie van de Dienstenrichtlijn. De kosten op basis van dit voorstel zullen niet of nauwelijks stijgen omdat de notificatieverplichting slechts in beperkte mate wordt uitgebreid met dit voorstel. Het gaat hier om vergunningstelsels die enkel van toepassing zijn op zich in een lidstaat vestigende dienstverlener. Dit komt de coherentie van de Dienstenrichtlijn en notificatieverplichting ten goede en maakt ook de uitvoerbaarheid makkelijker.

Vraag 8 Onderschrijft u de opinies van het Franse Nationaal Assemblee2 en de Duitse Bundestag3 die stellen dat deze richtlijn in strijd is met het subsidiariteitsbeginsel en de bevoegdheden van de lidstaten? Zo nee, kunt u onderbouwen waarom? Zo ja, welke stappen bent u bereidt met uw Franse en Duitse collega’s te nemen om dit aan te pakken?
Het voorstel zorgt voor een adequatere werking en handhaving van de bestaande Dienstenrichtlijn, waarbij consultatie tussen de lidstaten en de Commissie belangrijk is om gezamenlijk te toetsen of de wet- en regelgeving die in een lidstaat wordt gehanteerd non-discriminatoir, evenredig en proportioneel is conform de reeds gemaakte afspraken uit de Dienstenrichtlijn. Grensoverschrijdende problemen en belemmeringen die zich op de interne markt voordoen zijn meestal het gevolg van verschillen in nationale regulering door de lidstaten die niet gerechtvaardigd of proportioneel zijn. Deze problemen zijn enkel op te lossen door op het niveau van de EU nadere maatregelen te treffen.

Notificatieverplichtingen zijn daarnaast ook op andere terreinen bekend en geaccepteerd, zie bijv. richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij.

De opinies van het Franse Nationaal Assemblee en de Duitse Bundestag onderschrijf ik op dit punt dan ook niet.

Vraag 9 Kunt u garanderen dat de Europese Commissie voldoende kennis heeft van de lokale situatie, waar het voorgenomen beleid uit voortkomt, meeneemt in haar beoordeling? Zo nee, welke stappen gaat u ondernemen om dit te bewerkstelligen?
Allereerst ligt de verantwoordelijkheid voor de juistheid en de compleetheid van de informatie die genotificeerd wordt bij de notificerende overheid, niet bij de Europese Commissie. Op basis van de notificatie zal de Commissie beoordelen of een maatregel in overeenstemming is met de kaders die de Dienstenrichtlijn stelt ten aanzien van doel, noodzakelijkheid, nondiscriminatie en proportionaliteit. Zolang de wet- of regelgever met de verstrekte informatie aan kan tonen zich hier voldoende rekenschap van te hebben gegeven, is er geen reden tot zorg.

Garanties afgeven over iets wat buiten mijn verantwoordelijkheid ligt, zoals de beoordeling vanuit de Europese Commissie, kan ik overigens nooit geven.

Vraag 10 Kunt u uitleggen hoe de Europese Commissie gemeentebesluiten gaat beoordelen die genomen worden om bijvoorbeeld de leefbaarheid van de plaats te garanderen, terwijl zij tegelijkertijd rekening moet houden met de verschillen tussen een gemeentebesluit van een Bulgaars dorp en een besluit van de stad Amsterdam? Deelt u de mening dit een onmogelijke opgave is voor een ambtenaar in Brussel en een «one-size fits all»-beoordeling in de hand gaat werken? Zo nee, kunt u dit onderbouwen?
Zie mijn antwoord op vraag 9.

Vraag 11 Kunt u een aantal voorbeelden geven van besluiten die recentelijk genomen zijn die allemaal onder «het dienstenverkeer» vallen en waarvoor onder deze richtlijn eerst een akkoord uit Brussel moet komen? Moeten gemeenten toestemming gaan vragen voor bijvoorbeeld nieuwe regels omtrent veiligheid van bouwplaatsen, vergunningstelsels voor bed en breakfasts of een nieuwe bestemming voor een oude kerk?
Vooropgesteld moet worden dat volgens het nu voorliggende voorstel een gemeente nog steeds een nieuwe verordening kan aannemen of wijzigen zonder dat daarvoor voorafgaand toestemming of instemming van de Europese Commissie nodig is. Overheden hoeven alleen maatregelen te notificeren die vallen binnen de reikwijdte van de reeds geldende Dienstenrichtlijn. Regels omtrent de veiligheid van bouwplaatsen zullen in veel gevallen niet onder het toepassingsbereik van de huidige Dienstenrichtlijn vallen en dus ook niet onder deze notificatieverplichting. Vergunningstelsels en eisen voor bed en breakfasts opgenomen in gemeentelijke verordeningen vallen wel binnen de reikwijdte van de reeds geldende Dienstenrichtlijn en zowel de huidige als de voorliggende notificatieverplichting. Dat betekent overigens niet dat dergelijke vergunningstelsels of eisen ontoelaatbaar zouden zijn. In tegendeel, een goede onderbouwing van het doel, de noodzakelijkheid, non-discriminatie en van de proportionaliteit zal voldoende zijn om dergelijke eisen en vergunningstelsels te rechtvaardigen. Voor wat betreft het wijzigen van een bestemming van een oude kerk in bijvoorbeeld een speelparadijs: voor zover dat geschiedt door middel van de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan, geldt dat dit weliswaar binnen de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn valt, maar dit niet genotificeerd hoeft te worden. Nederland heeft hierover een werkafspraak met de diensten van de Europese Commissie en zet zich in om deze afspraak ook bij dit notificatievoorstel voort te zetten.

Vraag 12 Bent u bereid om afstand te nemen van deze richtlijn omdat deze niets toevoegt aan een eerlijke interne markt en integendeel zal leiden tot ondermijning van democratische processen, bureaucratie en een zogenoemd «one size, fits all»-benadering vanuit de Europese Commissie op lokale en regionale kwesties? Zo nee, kunt u dat onderbouwen?
Zie mijn antwoorden op vraag 2, 3, 5 en 6


Bronnenlijst
http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?reference=2016/0398(COD)&l=en
2 http://www.ipex.eu/IPEXL-WEB/scrutiny/COD20160398/frass.do
3 http://www.ipex.eu/IPEXL-WEB/scrutiny/COD20160398/debta.do

Indiener(s)