1589
Vragen van de leden Kuik (CDA) en Van der Graaf (ChristenUnie) aan de
Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Honderden
Roma-kinderen in Nederland uitgebuit» (ingezonden 25 januari 2018).
Antwoord van Staatssecretaris Harbers (Justitie en Veiligheid), mede namens
de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid (ontvangen 28 maart 2018) Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2017–2018, nr. 1195
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht en bijbehorende uitzending van Nieuwsuur
van 21 januari 2018: «Honderden Roma-kinderen in Nederland uitgebuit»?1
Ja.
Vraag 2
Heeft u kennisgenomen van het feit dat in de uitzending wordt gesproken
over tientallen Roma-kinderen in Nederland die te maken hebben met
mensenhandel tegenover honderden Roma-kinderen? Wat is de oorzaak van
deze discrepantie in cijfers? Heeft de politie de werkelijke situatie van
kinderuitbuiting onder Roma’s goed in beeld?
De exacte aantallen Roma-kinderen zijn mij niet bekend omdat niet wordt
geregistreerd op etniciteit door Openbaar Ministerie (hierna: OM) en politie.
Politie en OM schatten op basis van de bij hen bekende gegevens het aantal
crimineel uitgebuite minderjarigen in Nederland, die slachtoffer zijn van
rondtrekkende dadergroepen zoals in de onderzoeken 13Oceans en WODC2
waarover in de uitzending werd gesproken, op enkele tientallen. Dit baseren
zij op strafrechtelijk onderzoek en analyse, en cijfers van de Nationaal
Rapporteur Mensenhandel. Ook hiervoor geldt dat niet geregistreerd wordt
op etniciteit en er dus geen onderscheid wordt gemaakt naar Roma- en
andere kinderen. De in de uitzending genoemde schattingen van de hulpverlening,
die zou hebben onderzocht hoeveel minderjarigen uit bepaalde
Oost-Europese landen betrokken zijn bij bepaalde strafbare feiten, zijn hoger.
De hulpverlening (onder andere Leger des Heils, Defence for Children, Raad
voor de Kinderbescherming) geeft aan vanuit humanitair oogpunt een
ruimere definitie van uitbuiting te hanteren. Dit zou mogelijkerwijs de
discrepantie in de cijfers kunnen verklaren.
Vraag 3
Is het waar dat de vorm van uitbuiting van kinderen waarbij ze onder meer
worden ingezet voor criminele activiteiten bovengemiddeld voorkomt in de
Roma-gemeenschap? Rechtvaardigt dit een bijzondere focus op kinderen uit
deze doelgroep?
Op basis van de beschikbare gegevens kan geen uitsluitsel worden gegeven
of Roma-kinderen verhoudingsgewijs vaker slachtoffer worden van criminele
uitbuiting dan andere kinderen. Over uitbuiting van minderjarigen in de
criminaliteit zijn in Nederland, maar ook internationaal, weinig (gedegen) data
voorhanden. De onderzoekers van het hier bovengenoemde WODC rapport
concluderen dan ook dat de omvang van het fenomeen kinderuitbuiting in
Nederland vooralsnog niet kan worden vastgesteld en schattingen hieromtrent
moeten worden afgedaan als «guesstimates»3
. Het onderzoek suggereert
dat er veel meer gevallen zijn van uitbuiting van minderjarigen, die niet
gezien worden of in ieder geval op het moment dat de situatie zich voordoet
niet als zodanig herkend zouden worden. Dit rechtvaardigt een bijzondere
focus voor uitbuiting van minderjarigen, waarin de aanpak van uitbuiting van
Roma-kinderen wordt meegenomen, en zal als zodanig worden opgenomen
in het plan van aanpak mensenhandel dat ik uw Kamer deze maand zal doen
toezenden. Daarnaast verwijs ik u op het antwoord bij vraag 4 en 5 voor de
specifiekere Aanpak uitbuiting Romakinderen.
Vraag 4 en 5
Kunt u aangeven hoe de kennis, expertise en ervaring van de integrale
aanpak (project 13Oceans en de Aanpak uitbuiting Roma kinderen), zijn
geborgd? Welke elementen uit de aanpak hebben een vervolg gekregen?
Zijn
er concrete afspraken met de betrokken ketenpartners? Is dit toereikend?
Hoe heeft de aanpak uit het project 13Oceans vervolg gekregen?4
Antwoord 4 en 5
De samenwerking uit het programma Aanpak uitbuiting Romakinderen5 is
voortgezet en het netwerk van lokale, regionale en landelijke partners is op
zowel strategisch als beleidsmatig niveau in stand gehouden. De partners in
het netwerk, bestaand uit een aantal gemeenten, het Leger des Heils, de Raad
voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK), Defence for Children, politie,
Movisie, kennisinstellingen, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en mijn ministerie, komen regelmatig bijeen in het landelijk
beleidsoverleg «aanpak uitbuiting Roma kinderen» waaraan een strategisch
beraad is verbonden waar bestuurders van de deelnemende partijen zitting
hebben. Het gaat daarbij om het voortzetten van een integrale aanpak,
waaronder de afstemming tussen zorg- en veiligheidspartners en de
dilemma’s die men daarin tegenkomt. Uitgangspunt is de handelingskracht
van professionals, beleidsmakers en bestuurders te vergroten, onder meer
door het aanbieden van een eenduidig denk- en handelingskader en een
toolkit met concrete instrumenten.
De door het programma ontwikkelde toolkit met alle producten en kennisdocumenten
is beschikbaar op de website van het Centrum voor Criminaliteitspreventie
en Veiligheid (hierna: CCV) en wordt actief onder de aandacht
gebracht bij professionals en gemeenten. Een landelijk expert uit het
werkveld is bij het CCV aangesteld als landelijk adviseur multiprobleemgezinnen
met een Roma-achtergrond. Deze adviseur jaagt landelijk en ketenbreed
(zorg- en strafrechtsketen) de awareness en de inzet op de problematiek aan.
Ook is het CCV betrokken bij het verder opbouwen en verspreiden van kennis
en het betrekken van gemeenten met vergelijkbare problematiek die nog
geen aanpak hebben.
Ook de specialistische kennis die is opgedaan in het 13Oceans onderzoek is
geborgd. De begeleidingscommissie van het strafrechtelijk onderzoek
13Oceans is omgevormd tot een landelijke expertgroep kinderuitbuiting.
Deelnemers hieraan zijn het OM, politie, Comensha, Fier Fryslân, Leger des
Heils, de RvdK, Defence for Children, Stichting Nidos en gemeenten. Deze
expertgroep biedt zorg- en veiligheidspartners ondersteuning bij de aanpak
van concrete gevallen van (grensoverschrijdende) kinderuitbuiting, waarbij
het belang voorop staat dat kinderen uit uitbuitingssituaties worden gehaald.
Een aantal leden van de begeleidingscommissie bij 13Oceans heeft vorig jaar
voorlichting gegeven aan medewerkers uit de opsporing en van het OM.
Uw Kamer is op 1 juni 2017 geïnformeerd6 over de intensiveringsmaatregelen
mensenhandel en dit jaar is gestart met het trainen van alle eerstelijns
politieambtenaren in het herkennen van signalen van mensenhandel. Hierbij
wordt ook aandacht besteed aan criminele uitbuiting van minderjarigen, de
geleerde lessen uit het programma en het project 13Oceans. Verder wordt in
het kader van de intensiveringsmaatregelen mensenhandel het aantal
analisten bij het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel
uitgebreid en het aantal rechercheurs dat gecertificeerd is voor de opsporing
van mensenhandel vergroot. Dit leidt tot een verbeterde informatiepositie van
politie over de netwerken die hierachter schuil gaan. De afspraak uit het
regeerakkoord om politie-liaisons in bronlanden van mensenhandel te
stationeren zal ook bijdragen aan de opsporing van deze internationale
netwerken.
Naar aanleiding van het signaal uit het project 13Oceans dat een specialistisch
zorg- en opvangprogramma ontbreekt heeft overleg tussen het
Ministerie van VWS en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna:
VNG) plaatsgevonden. Het bieden van deze hulp aan minderjarigen is de
verantwoordelijkheid van gemeenten. De VNG is in overleg met aanbieders
die een specialistisch zorg- en opvangprogramma willen ontwikkelen.
Afhankelijk van de uitkomst van dit overleg beziet de VNG of er in de
landelijke raamovereenkomsten voor specialistische jeugdhulp voor 2019 en
2020 specifieke aandacht voor deze groep moet komen.
Vraag 6
Welke mogelijkheden ziet u om ook in Europees verband de uitbuiting van
Roma-kinderen aan te pakken?
De aanpak van mensenhandel is één van de prioriteiten van de Raad Justitie
en Binnenlandse Zaken (JBZ), daaronder valt ook de aanpak van alle vormen
van mensenhandel van minderjarigen. Deze aanpak krijgt vorm binnen
EMPACT THB7
, het EU-project voor operationele samenwerking tegen
mensenhandel dat getrokken wordt door het Verenigd Koninkrijk, Nederland
en sinds kort ook door Roemenië. 26 EU-lidstaten nemen deel aan dit project,
naast organisaties als Europol, Eurojust, Frontex, CEPOL en Interpol. Binnen
EMPACT wordt o.a. ingezet op het delen van informatie over, het verbeteren
van het zicht op en het opzetten van gezamenlijke operationele acties en
onderzoeken tegen mensenhandel van minderjarigen.
De laatste jaren is op Europees niveau ook aandacht gevraagd voor het
stimuleren van schoolparticipatie van Roma kinderen onder andere bij de
bijeenkomsten van de EU National Roma Contact Points en de CAHROM, de
expert werkgroep voor Roma vraagstukken van de Raad van Europa. Ook zet
Nederland via de CAHROM in op de aanpak van problemen van huwelijksdwang
en mensenhandel in relatie tot Roma gemeenschappen.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u het aangekaarte punt uit het interne rapport dat de
signalering van mensenhandel bij jeugdcriminaliteit nog onvoldoende is?
Welke verbeteringen zijn er doorgevoerd sinds het verschijnen van het
rapport «Zicht op kwetsbaarheid» van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel?8
Er wordt reeds op verschillende manieren gewerkt aan het verbeteren van de
signalering van deze vorm van uitbuiting. Ik verwijs u hiervoor naar mijn
antwoord op vragen 4 en 5 en de Kamerbrief van 1 juni 2017.9
Vraag 8 en 9
Wat kunt u doen aan de praktijk dat Bulgaarse en Roemeense minderjarigen
worden meegegeven aan een ««familielid»« zonder te controleren of het
daadwerkelijk gaat om een wettelijke vertegenwoordiger?
Bent u ook van mening dat minderjarige verdachten zonder identificatiedocumenten
en/of vaste verblijfplaats niet zonder meer mee mogen worden
gegeven aan eventuele familieleden en/of uitbuiters die zich melden? Zo ja,
welke weg wordt er nu gevolgd om te zorgen dat kinderen in een uitbuitingssituatie
Antwoord 8 en 9
Het is van belang dat de politie en andere professionals bij twijfel over de
identiteit van minderjarigen of degenen die hen komen ophalen nader
onderzoek instellen. Als er sprake is van een minderjarige zonder wettelijk
vertegenwoordiger of als er zorgen zijn over de opvoedingssituatie en/of
mogelijke uitbuiting van de minderjarige wordt de RvdK ingeschakeld.
Het voorstel tot herziening van de Eurodac-verordening van de Europese
Commissie is relevant voor de identificatie van minderjarige onderdanen uit
derde landen en staatlozen. De Commissie stelt voor de minimumleeftijd voor
het afnemen van vingerafdrukken te verlagen van 14 naar 6 jaar zodat jonge
kinderen geïdentificeerd kunnen worden en mogelijk sneller te herenigen zijn
met (echte) familieleden waarvan zij zijn gescheiden. Wanneer kinderen
eerder in een andere lidstaat hebben verbleven kunnen de gegevens uit de
verschillende lidstaten met behulp van de vingerafdruk met elkaar worden
vergeleken. Binnen de Europese Raad wordt de verlaging van de minimumleeftijd
gesteund. De onderhandelingen met het Europees parlement duren
nog voort.
Vraag 10
Welke rol is hierin weggelegd voor Jeugdzorg? Heeft Jeugdzorg voldoende
instrumentarium om in het geval van een (mogelijke) signalering van
mensenhandel op te treden?
Jeugdzorg Nederland heeft, met steun van het Ministerie van VWS en op
initiatief van Commissie Azough, verschillende instrumenten ontwikkeld die
jeugdhulpmedewerkers in staat stellen menshandel te signaleren. Ik beschik
niet over informatie dat deze middelen niet voldoen.
Gemeenten, verantwoordelijk voor jeugdzorg, hebben wijkteams die de RvdK
kunnen inschakelen op het moment dat er ernstige zorgen zijn over de
ontwikkeling van een minderjarige en ouders geen vrijwillige hulpverlening
accepteren of deze niet effectief (meer) is. Daarnaast kan een gecertificeerde
instelling (hierna: GI) preventieve jeugdbescherming bieden in aanloop naar
een (eventuele) kinderbeschermingsmaatregel. Tot slot kan Veilig Thuis door
iedere professional worden ingeschakeld op het moment dat er een
vermoeden is van kindermishandeling en/of huiselijk geweld.
Zowel gemeenten als een GI en Veilig Thuis kunnen de RvdK verzoeken
onderzoek te doen naar de opvoedingssituatie van de minderjarige om te
bezien of het gedwongen kader noodzakelijk is.
Indien de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, en ouders
accepteren geen hulp of deze is niet meer effectief, dan kan de RvdK een
gezagsbeperkende maatregel vragen: de ondertoezichtstelling, met eventueel
een uithuisplaatsing.
De RvdK kan ook een (voorlopige) voogdijmaatregel vragen, wanneer niet
vaststaat wie het gezag over de minderjarige uitoefent en eveneens duidelijk
is dat het kind in zijn ontwikkeling bedreigd wordt en hulp nodig heeft. De
maatregelen worden door de RvdK aan de kinderrechter verzocht. De
kinderrechter beslist uiteindelijk over de maatregel en kan daarnaast op
verzoek van de RvdK ook een machtiging aan de GI afgeven tot uithuisplaatsing.
Wanneer de minderjarige meer bescherming nodig heeft (bijvoorbeeld
doordat druk op hem of haar wordt uitgeoefend) dan deze voorzieningen
kunnen bieden, kan de kinderrechter op verzoek van de RvdK ook een
machtiging voor plaatsing in een voorziening voor gesloten jeugdhulp
afgeven.
Ook kan de Rvdk of de kinderrechter de Centrale autoriteit Internationale
Kinderaangelegenheden verzoeken te onderzoeken of opvang in het land van
herkomst mogelijk is. De kinderrechter toetst vervolgens of door het land van
herkomst gegeven waarborgen omtrent de bescherming van de minderjarige
aldaar ook voldoende zijn.
Vraag 11
Heeft de politie voldoende kennis en bewustzijn dat minderjarigen kunnen
zijn aangezet tot strafbare gedragingen? Zo nee, welke stappen kunnen
worden genomen om deze vorm van mensenhandel beter tegen te gaan?
Ik verwijs u naar de antwoorden onder de vragen 4, 5 en 7.
1 https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2213064-honderden-roma-kinderen-in-nederland-uitgebuit.html
2 WODC rapport «Uitbuiting van minderjarigen in de criminaliteit in Nederland» (2016)
3 https://www.wodc.nl/binaries/2672_volledige_tekst_tcm28–237262.pdf
4 Kamerstuk 28 638, nr. 158
5 Kamerstuk 32 824, nr. 193.
6 Kamerstuk 28 638, nr. 158
7 EMPACT THB: European Multidisciplinary Platform against Criminal Threats – Trafficking in
Human Beings
8 https://www.nationaalrapporteur.nl/binaries/nationaalrapporteurzichtopkwetsbaarheidinteractief_tcm23–34694.pdf
9 Kamerstuk 28 638, nr. 158