Beantwoording van de vragen van het Lid Asscher over de eerste 100
dagen van het kabinet Rutte III
Tijdens de regeling van werkzaamheden van 6 februari jl. heeft uw Kamer de
minister-president verzocht om een brief over de eerste honderd dagen van het
Kabinet Rutte III. Tevens heeft het lid Asscher 100 schriftelijke vragen hierover
gesteld. In zijn brief van 20 februari jl. heeft de minister-president uw Kamer
medegedeeld dat hij deze vragen ter beantwoording heeft doorgeleid aan de
verantwoordelijke bewindslieden.1
Met deze brief bied ik u, mede namens de minister voor Rechtsbescherming, de
antwoorden aan op de vragen die primair op het beleidsterrein van justitie en
veiligheid liggen.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
Ferd Grapperhaus
Vraag 1
Welke maatregelen heeft u genomen om de vakmensen die bij defensie,
politie, zorg en onderwijs werken meer waardering, ondersteuning en
ruimte te geven, zoals op pagina 1 van het Regeerakkoord staat?
Vraag 2
Hoeveel geld is specifiek voor deze vakmensen, bovenop de normale
loonruimte, extra beschikbaar gemaakt voor de komende jaren?
Antwoorden 1 en 2
Ik zal de antwoorden op de vragen één tot en met vier enkel beantwoorden op het
terrein van politie. Voor de antwoorden op de vragen over defensie, zorg en
onderwijs verwijs ik u naar de antwoorden van de verantwoordelijke ministers.
Voor de politie komt een bedrag beschikbaar, oplopend tot structureel € 267
miljoen, voor onder andere meer agenten in de wijk en rechercheurs. Het bedrag
komt beschikbaar onder de voorwaarde dat er een flexibiliseringsagenda komt en
dat knellende kaders worden weggenomen. Hierover wordt gesproken met de
gezagen en – waar het arbeidsvoorwaarden betreft – met de
politievakorganisaties. Of en in hoeverre hier extra middelen worden ingezet is op
dit moment nog niet te zeggen. In het bestedingsplan van de eerste € 100 miljoen
wordt jaarlijks € 1,6 miljoen uitgetrokken voor het opleiden van en zorg voor
politiepersoneel.
Ten behoeve van geestelijke verzorging is € 200.000 extra ter beschikking gesteld
naar aanleiding van een amendement op de begroting 2018. Ik heb toegezegd uw
Kamer medio 2018 te informeren over de resultaten van het project voor
geestelijke verzorging binnen de politie. Door middel van dit project wordt
voorzien in de vraag naar geestelijke verzorging en wordt een plan ontwikkeld
voor een structurele voorziening voor geestelijke verzorging in het korps.
Vraag 3
Hoeveel mensen bij de politie hebben burn-outklachten?
Hoeveel mensen bij de politie burn-outklachten hebben, is niet bekend. Uit de Wet
bescherming persoonsgegevens vloeit voort dat een werkgever in de
verzuimregistratie niet mag vastleggen wat de oorzaak van de ziekte van
werknemers is. Het totale verzuimpercentage bij de politie over de afgelopen 12
maanden bedroeg per 1 januari 2018 7.0%.
Goed werkgeverschap, vanuit de waardering voor het vaak moeilijke werk van de
agenten, heeft de volle aandacht binnen de politieorganisatie. Het terugbrengen
van verzuim en het goed helpen re-integreren van collega’s is daarbij speerpunt.
Voor het terugdringen van het verzuim bij de politie binnen twee jaar tot een
significant lager percentage zal ik uw Kamer conform de motie van Oosten voor
het mei-reces in 2018 een plan van aanpak sturen.
Vraag 4
Wanneer komt u met een noodplan om iets aan de stress, de
personeelstekorten en de werkdruk in het onderwijs, de zorg, bij
defensie en bij de politie te doen?
Zoals ik heb aangegeven in de beantwoording van vragen 1 en 2 heeft het kabinet
middelen beschikbaar gesteld voor onder andere meer agenten in de wijk en
rechercheurs. Dit is erop gericht om de werkdruk te verlagen.
Vraag 24
Waar blijft de beloofde wet waarmee seksueel misbruik via internet echt
strafbaar gaat worden?
Bij brief van 2 februari 2018 is Uw Kamer erover geïnformeerd dat een
deskundigenoverleg over de modernisering van de zedenwetgeving gaande is en
dat naar verwachting rond de zomer van 2018 een wetsvoorstel in consultatie kan
worden gegeven.2
Daarnaast wil ik met ICT bedrijven een actiegerichte samenwerking starten om
kinderpornografie van internet af te krijgen. Ook onderwerpen die betrekking
hebben op misbruik van legale kinderfoto’s en het beschermen van kinderen
tegen seksueel beeldmateriaal zijn vraagstukken die ik met urgentie wil bespreken
met ICT-bedrijven. Eind maart organiseer ik daarom een rondetafelconferentie in
het kader van de “Hernieuwde aanpak online seksueel kindermisbruik”[1], om
middels een publiek-private-samenwerking tot een gezamenlijke aanpak met
concrete acties te komen.3
Vraag 26
Hoe gaat u “de aangiftebereidheid vergroten, het
ophelderingspercentage verhogen en de doorlooptijden inkorten”?
Wanneer kunnen we maatregelen verwachten?
Aangifte doen is altijd van belang; de inzet is en blijft om het doen van aangifte te
stimuleren. Dat doen we door de inzet van meerdere kanalen zodat burgers
kunnen kiezen voor de methode die hem/haar het beste past en door een
maatwerkgerichte aanpak per delict. Slachtoffers maken per type delict een eigen
kosten- baten afweging om te bepalen of aangifte voor hem/haar zinvol is. Dit is
waarom dé aangiftebereidheid niet bestaat en per type delict bekeken zal moeten
worden hoe het doen van aangifte gestimuleerd kan worden.
In het voortgangsbericht vorming nationale politie van 27 juni 2017 is gemeld dat
de volgende maatregelen genomen zullen worden om de aangiftebereidheid te
stimuleren:
• De uitbreiding van internetaangifte met meerdere delicten. Om
internetaangiften voor meerdere delicten mogelijk te maken en om
internetaangifte voor de burger makkelijker te maken zijn aanpassingen
nodig in de ICT. Daar wordt door de politie aan gewerkt. Aanvullend op dit
bericht: de verwachting is dat de uitbreiding met meerdere delicten begin
derde kwartaal 2018 gerealiseerd is. Daarnaast wordt continu gewerkt aan
het laagdrempelig maken van digitaal melden en aangifte doen. Het doel
is dat internetaangifte gebruiksvriendelijker wordt voor minder digitaal
ingestelde burgers zoals laaggeletterden.
• Op basis van de nog te verwachten resultaten van het onderzoek naar de
aangiftebereidheid bij cybercrime zo nodig maatregelen treffen;
• De opleiding van Intake en Servicemedewerkers is gerealiseerd waarbij
cybercrime ook aan de orde komt
Het ophelderingspercentage is sinds 2005 redelijk constant op ongeveer 25%. Het
ophelderingspercentage betreft het aantal in een verslagjaar opgehelderde
misdrijven gedeeld door het aantal in datzelfde jaar geregistreerde misdrijven.
Met andere woorden, als de politie een verdachte aan een zaak koppelt, dan is de
desbetreffende zaak voor de politie ‘opgehelderd’. De ophelderingspercentages
van de verschillende misdrijven verschillen sterk. Zo is het
ophelderingspercentage bij rijden onder invloed zeer hoog, omdat de politie bij de
constatering van het strafbare feit de verdachte voor zich heeft staan. Bij
fietsendiefstal is dit percentage relatief laag omdat bij dit delict over het
algemeen sprake is van weinig opsporingsindicaties. Door deze grote verschillen is
het stellen van een algemeen wenselijk niveau weinig zinvol. Bij specifieke
delicten kan dit echter wel zinvol zijn en gebeurt dit ook. Om de recherche te
versterken en door te ontwikkelen in deze tijd waarin criminaliteit verandert,
werken politie en OM aan een aanpak voor zowel de korte termijn als langere
termijn. In 2015 zijn zeventien maatregelen gestart waarmee de kwaliteit van
processen- verbaal, het vakmanschap en de professionaliteit van de opsporing is
verbeterd. Ook de specialistische capaciteit op cyber en finec is in de afgelopen
jaren versterkt. Voor de lange termijn wordt in proeftuinen geëxperimenteerd met
nieuwe werkmethodes, technische innovatie en het versterken van
burgerparticipatie. Dat maakt de opsporing wendbaar, adaptief en
toekomstgericht. De transitie van de traditionele, sterk gedaalde criminaliteit naar
de nieuwe, digitale verschijningsvormen van dezelfde criminaliteit is een traject
dat we gaan versterken met de investeringsgelden uit het regeerakkoord. Rond
het voorjaar ontvangt de Kamer de ontwikkelagenda opsporing.
Het is essentieel voor de geloofwaardigheid van de strafrechtketen dat
slachtoffers en daders snel en adequaat duidelijkheid krijgen over de uitkomst van
de strafzaak en de samenleving kan vertrouwen op de rechtvaardigheid en
voorspelbaarheid van de strafrechtspleging. Er lopen diverse trajecten binnen de
strafrechtketen die (mede) tot doel hebben om de doorlooptijden te verkorten.
Een aantal hiervan is toegelicht in de brief van mijn ambtsvoorganger aan uw
Kamer d.d. 16 december 2016.4
Daarnaast heeft het Bestuurlijk Ketenberaad
(BKB) van de strafrechtketen het initiatief genomen voor een maatschappelijk
ambitietraject.5
In het kader van dit traject heeft het BKB besloten om (onder
meer) de prioriteit te leggen bij het – ook in het regeerakkoord benoemde – thema
doorlooptijden. De Minister voor Rechtsbescherming en ik informeren u nader over
de aanpak in het tweede kwartaal van 2018.
Vraag 37
Wat doet u tegen geweld tegen lesbische, homoseksuele, biseksuele, en
transgender personen (LHBT’ers)?
Ik keur elke vorm van geweld, ongeacht de seksuele gerichtheid af. In de huidige
Veiligheidsagenda is de aanpak van LHTBI-geweld al aangemerkt als prioriteit en
dit wordt tevens meegenomen in de gesprekken over de komende
veiligheidsagenda. De samenwerking tussen politie, OM en antidiscriminatievoorzieningen
zoals geformaliseerd in het gelijknamige convenant uit
2017 is gebaseerd op de uitgangspunten dat de aanpak van discriminatie
interventies vereist die zichtbaar, merkbaar en herkenbaar zijn voor slachtoffers,
daders en hun omgeving.
Vanaf 15 januari 2018 krijgen politie-eenheden tweewekelijks een overzicht met
de discriminatie-incidenten (meldingen, aangiften en eigen waarnemingen van
politiemedewerkers). Dit overzicht is behulpzaam bij de opvolging van
discriminatie-incidenten en wordt periodiek besproken met het Openbaar
Ministerie en de anti-discriminatievoorzieningen bij gemeenten.
De politie heeft in het meerjarige programma ‘De Kracht van het Verschil’ vier
focuspunten benoemd die ook ten goede komen aan de aanpak door de politie
van homofoob (discriminatoir) geweld:
1) verbinding met de samenleving;
2) het realiseren van een inclusieve cultuur (verschillen worden herkend, erkend
en gewaardeerd);
3) een betere aanpak van discriminatie;
4) beïnvloeden van personele samenstelling en talentontwikkeling.
Vraag 39
Welk statement heeft u afgegeven dat het bagatelliseren van #MeToo
onacceptabel is?
Seksueel geweld en seksuele intimidatie zijn nooit acceptabel. In mijn brief van 24
november jl. heb ik mede namens de minister voor Rechtsbescherming en de
staatsecretaris van SZW geschetst welke inspanningen er vanuit de overheid
worden geleverd om seksueel grensoverschrijdend gedrag te voorkomen,
strafbare seksuele interactie aan te pakken en slachtoffers te ondersteunen. In de
brief en ook tijdens het debat seksuele intimidatie op de werkvloer op 22 februari
jl. heb ik uiteengezet wanneer ongewenst seksueel gedrag tussen volwassenen
strafbaar is en welke gradaties daarin zijn. In het debat kwam ook aan de orde hoe
seksuele intimidatie buiten het strafrecht kan worden aangepakt, bijvoorbeeld op
basis het algemene verbod op seksuele intimidatie in de Algemene Wet gelijke
behandeling. Seksueel geweld en seksuele intimidatie zijn helaas
veelvoorkomende verschijnselen die voortdurend de aandacht van de
samenleving én de overheid verdienen.
Vraag 65
Bent u bereid tegemoet te komen aan de salariseisen van de
politiemedewerkers?
Ik kan op dit moment niet vooruitlopen op de onderhandelingen. Ik hoop op een
constructief onderhandelingsproces waarin een arbeidsvoorwaardenakkoord wordt
bereikt dat politiemedewerkers en de politieorganisatie ten goede komt.
1 Kamerstukken II 2017/18, 34 775, 81
2 Kamerstukken II 2017/18, 29279, nr. 406
3 Kamerstukken II 2018/31 015, nr.135
4 Kamerstukken II 2016/17, 29 279, nr. 365.
5 Kamerstukken II 2016/17, 29 279, nr. 389.