1478
Vragen van het lid Van Oosten (VVD) aan de Minister voor
Rechtsbescherming over arresten van de Hoge Raad in de Valkenburgse
zedenzaak (ingezonden 22 februari 2018).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 20 maart
2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1461.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de arresten van de Hoge Raad d.d. 20 februari
2018 waaruit volgt dat de wet toestaat dat van het zogenaamde «taakstrafverbod»
kan worden afgeweken als naast de taakstraf een onvoorwaardelijke
gevangenisstraf van slechts één dag wordt opgelegd?1
Ja.
Vraag 2
Deelt u het standpunt dat een celstraf van maximaal één dag een wel erg
summiere straf is afgezet tegen de inbreuk op de seksuele integriteit van een
minderjarige?
De rechter beoordeelt in Nederland welke straf of combinatie van straffen in
een individuele zaak wordt opgelegd en doet dat binnen de kaders van de
wet. Het past mij niet om over de in een individuele zaak opgelegde straf een
oordeel te vellen. Bij de beantwoording van de vragen 3 en 4 ga ik in op de
wijze waarop ik eventuele aanpassing van het wettelijk kader in overweging
zal nemen.
Vraag 3, 4
Kunt u uitleggen wat de meerwaarde van een taakstraf kan zijn bij een ernstig
zeden- of geweldsmisdrijf? Bent u bereid de wet aan te passen in die zin dat
een taakstraf niet langer tot de mogelijkheden behoort bij dergelijke ernstige
schendingen? Zo ja, wanneer kunnen op dit punt stappen van u worden
verwacht?
Zo nee, geeft het arrest u dan wel aanleiding artikel 22b Wetboek van
Strafrecht zodanig aan te scherpen dat tenminste een substantiële celstraf
opgelegd dient te worden bij een ernstige inbreuk op de lichamelijke
integriteit van het slachtoffer, zodanig dat niet meer kan worden volstaan met
gevangenisstraf van slechts één dag?
Antwoorden 3, 4
De taakstraf heeft een belangrijke positie binnen het Nederlandse sanctiestelsel.
Voor bepaalde feiten is de taakstraf een effectief alternatief voor
bijvoorbeeld een korte gevangenisstraf. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt
dat justitiabelen na een taakstraf minder recidiveren dan na een gevangenisstraf
(zie de Factsheet Recidive onder justitiabelen in Nederland (2017–5) van
het WODC). Voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven is het opleggen van
alleen een taakstraf echter geen adequate bestraffing. Daarom is in 2012 het
Wetboek van Strafrecht gewijzigd, waardoor de mogelijkheden om een
taakstraf op te leggen voor ernstig zeden- of geweldsmisdrijven werden
beperkt. Sindsdien staat de wet niet toe dat voor ernstige zeden- of geweldsmisdrijven,
zoals omschreven in artikel 22b Sr, een taakstraf wordt opgelegd,
tenzij deze wordt gecombineerd met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of
vrijheidsbenemende maatregel. Daarbij is, zoals ook blijkt uit de parlementaire
behandeling van het wetsvoorstel (Handelingen TK 2010/2011, nr. 65,
item 10, blz. 48), het opleggen van een gevangenisstraf van enkele dagen
toegestaan en is de wettelijke minimumduur van de naast een taakstraf op te
leggen gevangenisstraf één dag (artikel 10, tweede lid, Sr), zoals de Hoge
Raad nu heeft bevestigd.
Hoewel de wet dus toestaat dat naast een taakstraf onvoorwaardelijke
gevangenisstraf van één of enkele dagen wordt opgelegd, kan de vraag
worden gesteld of het bestaande wettelijk kader in alle gevallen een adequate
bestraffing mogelijk maakt. Bij brief van 22 januari 2018 heb ik de Tweede
Kamer geïnformeerd over het onderzoeksrapport van de evaluatie van de
wetswijziging van 2012 (Kamerstuk 29 279, nr. 404). In het algemeen merken
de onderzoekers op dat het OM en de rechters, binnen de ruimte die de
wetgever biedt, steeds een nauwgezette afweging maken van strafmodaliteiten
en hun werking. Op basis van de bevindingen van de evaluatie doen de
onderzoekers een concrete aanbeveling voor aanpassing van het wettelijk
kader. De bevindingen worden met relevante actoren in de strafrechtspleging
besproken. Ik streef ernaar mijn beleidsreactie op het rapport voor de zomer
van 2018 aan de Tweede Kamer te zenden. In die beleidsreactie zal ik ook
ingaan op de wenselijkheid van eventuele wijzigingen van artikel 22b Sr.
1 https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Hoge-Raad-der-Nederlanden/Nieuws/Paginas/Strafoplegging-Valkenburgse-zedenzaak-blijft-in-stand.aspx