Antwoorden op vragen van de leden Van den Hul en Ploumen (beiden
PvdA) aan de minister van Buitenlandse Zaken over het bericht ‘Rechten
van meisjes blijven internationaal onderbelicht’ (ingezonden 12 februari
2018)
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht ‘Rechten van meisjes blijven internationaal
onderbelicht’?
Ja. Dit bericht betreft het onderzoeksrapport Girls' Rights are Human Rights, dat
Plan International onlangs uitbracht. Plan International bekeek dertienhonderd
internationale juridische documenten, inclusief verdragen, uit de periode 1930-
2017. In bijna geen van die verdragen worden meisjesrechten expliciet genoemd.
Vraag 2
Wat vindt u van het feit dat de rechten van meisjes wereldwijd onderbelicht
blijven?
De rechten van meisjes vallen onder toonaangevende internationale verdragen
zoals het VN-Vrouwenrechtenverdrag (1979) en het VN-Kinderrechtenverdrag
(1989). Daarmee zijn ze juridisch gewaarborgd. Belangrijker is evenwel dat de
rechten van meisjes in de praktijk vaak onderbelicht zijn. Meisjes hebben veelal
een sociaal zwakkere positie dan jongens en hebben daardoor meer te maken met
schending van hun rechten. Om deze reden verdienen de rechten van meisjes
wereldwijd meer aandacht en ik blijf me hier consequent voor inzetten.
Vraag 3
Hoe verklaart u het dat in bijna geen enkel internationaal verdrag meisjesrechten
expliciet genoemd worden?
Het VN-Kinderrechtenverdrag geldt voor “ieder mens jonger dan 18 jaar”,
waardoor het van toepassing is op zowel jongens als meisjes. Daarnaast omvat het
VN-Vrouwenrechtenverdrag de rechten van vrouwen van alle leeftijden, inclusief
meisjes (meisjes worden ook genoemd in Artikel 10.f). Deze verdragen bevatten
ook bepalingen die specifiek betrekking hebben op zaken die meisjes onevenredig
treffen als uithuwelijking en alle vormen van geweld. Via deze verdragen worden
de rechten van meisjes, ook al worden ze niet overal specifiek genoemd,
gewaarborgd. Ook in het Europese regionale verdrag over geweld tegen vrouwen
(de Istanbul Conventie) worden meisjes expliciet onder het bereik van het verdrag
geschaard.
Vraag 4
Op welke wijze gaat u eraan bijdragen dat meisjesrechten in internationale
verdragen beter worden verankerd?
Het is niet wenselijk om het principe aan te tasten dat waar in verdragen wordt
gesproken van mensenrechten, vrouwenrechten of kinderrechten, deze ook
onverkort gelden voor meisjes. Daarom zal het kabinet er niet voor pleiten dat
bestaande verdragen als het VN-Vrouwenrechtenverdrag en VN
Kinderrechtenverdrag gewijzigd worden en onderscheid gaan maken tussen
vrouwen en meisjes, jongens en meisjes en andere geslachten, genderidentiteiten
of leeftijden. Het aanbrengen van zo’n onderscheid in verdragen zou mogelijk de
risico’s voor schending van meisjesrechten eerder vergroten dan verkleinen.
Tegelijkertijd is het kabinet van mening dat het expliciet maken van
meisjesrechten in sommige gevallen helpt om deze in de praktijk beter te
waarborgen. Daarom zal het kabinet pleiten voor een expliciete vermelding van de
rechten van meisjes wanneer onderhandelingen plaatsvinden over nieuwe
bindende verdragen en bepalingen die betrekking hebben op schendingen waar
juist meisjes mee te maken hebben (bijvoorbeeld genitale verminking).
Zo blijft het kabinet zich ook inzetten voor het expliciet maken van meisjesrechten
in verschillende internationale fora en uitkomstdocumenten, zoals bijvoorbeeld in
de Commission on the Status of Women, Mensenrechtenraad en Algemene
Vereniging van de Verenigde Naties (AVVN). In de aankomende tweejaarlijkse
AVVN-resolutie over geweld tegen vrouwen die in 2018 ingediend zal worden, zet
het kabinet in op een expliciete vermelding van de rechten van meisjes.
Het is goed dat de rechten van meisjes reeds expliciet vermeld zijn in het 5e
Duurzame Ontwikkelingsdoel: het behalen van gendergelijkheid en de
empowerment van alle vrouwen en meisjes.
Vraag 5
Op welke wijze gaat u bevorderen dat landen geen uitzonderingen maken op
internationale verdragen, zoals het vrouwenrechtenverdrag van de Verenigde
Naties?
Zowel het VN-Vrouwenrechtenverdrag als het Kinderrechtenverdrag sluiten het
maken van voorbehouden niet uit. Voorbehouden die niet verenigbaar zijn met
doel en strekking van de verdragen zijn echter niet toegestaan. Het kabinet zet bij
beide verdragen in op zo min mogelijk voorbehouden, onder andere door gebruik
te maken van de mogelijkheden die het verdragenrecht biedt om bezwaar te
maken tegen voorbehouden van andere landen die naar het oordeel van de
regering niet verenigbaar zijn met voorwerp en doel van het betreffende verdrag.
Het kabinet zal andere landen blijven aansporen om bestaande voorbehouden die
indruisen tegen de rechten van meisjes in te trekken (met name met betrekking
tot het VN-Vrouwenrechtenverdrag). Bijvoorbeeld via het Universal Periodic
Review mechanisme van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, waarin
landen elkaar beoordelen op de naleving van mensenrechtenverplichtingen. Een
andere manier is via diplomatie op bilateraal niveau, inclusief inzet van de
Nederlandse Mensenrechtenambassadeur.
Vraag 6
Bent u bereid meisjesrechten bespreekbaar te maken tijdens de Algemene
Vergadering van de Verenigde Naties? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben zeker bereid om tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties meisjesrechten bespreekbaar te maken. Daarbij zal ik benadrukken dat het
gaat om het naleven van verdragen en resoluties die de rechten van meisjes waarborgen, ook van belang voor het realiseren van alle Duurzame
Ontwikkelingsdoelen.