2018Z01838
Vragen van de leden Rudmer Heerema en Wiersma (beiden VVD) aan de
minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht ‘Te
veel leraren ziek, basisschool moet dicht’. (ingezonden 5 februari 2018)
1
Bent u bekend met het bericht ‘Te veel leraren ziek, basisschool moet
dicht’? 1)
Ja.
2
Deelt u de mening dat het niet zo kan zijn dat scholen hun deuren moeten
sluiten, omdat een invalkracht niet meer ingezet mag worden als gevolg
van de ketenbepaling in de Wet werk en zekerheid?
Mijn waarneming is dat scholen, schoolbesturen en vervangingspools er
alles aan doen wat binnen hun vermogen ligt om te voorkomen dat een
groep of groepen van kinderen geen les krijgen. Het feit dat er scholen
zijn die zich desondanks in de winterperiode januari tot en met maart
2018 genoodzaakt zien om een of meer groepen van kinderen geen les te
geven, is niet het directe gevolg van de werking van de ketenbepaling.1
De ketenbepaling is namelijk niet van toepassing in deze (griepgevoelige)
periode voor tijdelijke vervangingen wegens ziekte van leerkrachten.
Waar het om gaat is dat door de griepepidemie in combinatie met
beschikbaarheid van flexibele invalkrachten, niet volledig kan worden
voorzien in de behoefte van kortdurende vervangingen. Er kunnen zich
dan situaties van overmacht voordoen.
3
Kunt u inzicht geven in hoe scholen, met behulp van vervangingspools, nu
vorm geven aan de inzetbaarheid van invalkrachten in het onderwijs?
Scholen en besturen bepalen zelf hoe zij het invalwerk vormgeven. Steeds
vaker kiezen zij ervoor vervanging te regelen via een gezamenlijk
vervangingspool. Dit kan een pool zijn op het niveau van een bestuur,
maar vaak ook een pool die door meerdere besturen in stand wordt
gehouden.2
Een veel voorkomende vorm is dat een pool bestaat uit een ‘vaste’ schil
van leerkrachten die in vaste dienst zijn van de deelnemende
schoolbesturen en een ‘flexibele’ schil die bestaat uit invalkrachten die in
tijdelijke dienst van de besturen. Schoolbesturen spreken dan met elkaar
af welk percentage van hun personeelsformatie wordt ingebracht in de
pool voor vervangingswerkzaamheden en hoe dat wordt verdeeld over de
vaste en flexibele schil. Daarbij kunnen ook vaste vervangers per school
worden aangewezen. De flexibele schil omvat een pool van tijdelijke
invalkrachten die vaak bij minder goed te voorspellen afwezigheid van
reguliere leerkrachten, zoals kortdurende ziekte, worden ingezet. Door
met elkaar samen te werken, is het invalwerk beter te organiseren. Het
bureau van de vervangingspool verzorgt de matching tussen de
vervangingsverzoeken van de scholen en het beschikbare aanbod in de
vaste en flexibele schil.
4
In hoeverre bent u bekend met belemmeringen die scholen ervaren rond
de inzet van invalkrachten met behulp van vervangingspools? Kunt u een
overzicht geven van ervaren belemmeringen?
In de cao 2016-2017 Primair Onderwijs zijn nieuwe afspraken vastgelegd
voor het vervangingsbeleid als gevolg van de invoering van de Wet werk
en zekerheid. Op verzoek van sociale partners heeft het bureau
Andersson Elffers Felix (AEF) in de eerste helft van 2017 deze afspraken
geëvalueerd.3
Uit de evaluatie wordt als een knelpunt in het bijzonder
onderwijs genoemd de ketenbepaling en de daarmee samenhangende
administratieve lasten. De mogelijkheden die de cao biedt worden daarbij
als complex ervaren.
De afspraak in het regeerakkoord om tijdelijke invalcontracten voor
vervanging van zieke leerkrachten uit te zonderen van de ketenbepaling
is bedoeld om dit knelpunt in de praktijk weg te nemen voor besturen en
vervangingspools.
Overigens wordt in de evaluatie als belangrijkste knelpunt het tekort aan
vervangers genoemd. In een periode van een griepepidemie, zoals nu,
waarin de vervangingsbehoefte extra groot is, wordt dit tekort nog
duidelijker merkbaar. Mij bereiken signalen dat vervangingspools hierdoor
vaker dan normaal niet kunnen voldoen aan alle verzoeken voor
vervanging. Het oplopende tekort aan flexibele inzetbare invalkrachten is
ook een duidelijke indicator van een krappe arbeidsmarkt.
Begrijpelijkerwijs proberen steeds meer schoolbesturen invalkrachten aan
zich te binden als vaste reguliere leerkracht.
5
Welke mogelijkheden hebben scholen op dit moment om in afwijking van
de Wet werk en zekerheid toch tegemoet te komen aan de vraag naar
(vervangende) leerkrachten?
Scholen moeten zich uiteraard aan de Wwz houden. Er is voor de
maanden januari, februari en maart 2018 wel een tijdelijke uitzondering
op de ketenbepaling van toepassing.
In de praktijk zijn er een reeks van mogelijkheden die door scholen
worden toegepast. Volgens de AEF-evaluatie bestaat daarbij de top 5 van
maatregelen uit:
1. Inzet van een vervanger uit een vervangingspool.
2. Vervanging door een andere leerkracht uit het team.
3. Tijdelijk uitbreiding van de aanstelling van een parttimer
.
4. Vervanging door een vaste vervanger.
5. Een vervanger met een tijdelijke overeenkomst.
Het is daarbij afhankelijk van de aard en inhoud van het dienstverband of
een school rekening moet houden met de ketenbepaling uit het Burgerlijk
Wetboek.
Daarnaast geven schoolleiders aan dat er op relatief grote schaal groepen
worden opgesplitst en verdeeld over of samengevoegd met andere
groepen. Dit alles laat zien dat het veel creativiteit van schoolleiders,
besturen en vervangingspools vraagt om de voortgang van het onderwijs
te waarborgen.
6
In hoeverre bieden de mogelijkheden die zijn gecreëerd om bij cao, in het
kader van een griepgolf, tot maximaal veertien dagen te mogen afwijken
van de ketenbepaling, naar uw mening, voldoende oplossing voor de
ervaren problematiek?
Dit is onderzocht in de AEF-evaluatie. Blijkt dat in de wintermaanden
januari, februari en maart van 2017 van deze mogelijkheid veel gebruik is
gemaakt, namelijk door circa 60% van de schoolbesturen en schoolleiders
in het bijzonder onderwijs. Zoals reeds toegelicht bij vraag 4 vermindert
de afspraak in het regeerakkoord de ervaren problematiek, maar is niet
dé oplossing voor de lerarentekort. De uitdaging voor de komende jaren is
om in samenwerking met alle partijen, te zorgen voor voldoende nieuwe
aanwas om het voorspelde lerarentekort en het daardoor nu al voelbare
tekort aan invalkrachten, het hoofd te bieden.
7
Klopt het dat de oplossing uit december 2016 voor het
vervangingsprobleem bij ziekte slechts tijdelijk is en alleen geldt voor de
jaren 2017 en 2018? Zo ja, welke oplossing hebben scholen in het primair
onderwijs voor het vervangingsprobleem bij ziekte door de Wet werk en
zekerheid na 2018?
Ja, sociale partners zijn dit overeengekomen in de cao primair onderwijs
2016-2017. Het staat sociale partners vrij om bij de onderhandelingen
over een nieuwe cao overeen te komen deze tijdelijke uitzondering te
verlengen tot aan het moment van inwerkingtreding van de wetswijziging
ter uitvoering van de afspraak in het regeerakkoord. Daarnaast kunnen
cao-partijen bij de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een
gezamenlijk schriftelijk verzoek indienen om de bestaande
uitzonderingsmogelijkheid te verruimen.
8
Deelt u de mening dat de tijdelijke oplossing zoals gekozen in december
2016 geen wenselijke permanente oplossing is voor het
vervangingsprobleem in het primair onderwijs door de Wet werk en
zekerheid, ook omdat deze route via de cao van de PO-Raad loopt en niet
alle schoolbesturen daarbij zijn aangesloten?
Zoals reeds toegelicht bij vraag 4 is de inzet om samen met mijn collega
van SZW, die hierin het voortouw heeft, de uitzondering op de
ketenbepaling voor tijdelijke invalwerk wegens ziekte, permanent voor het
gehele schooljaar bij wet te regelen. Bij een regeling van de uitzondering
bij wet is er niet meer sprake van een afhankelijkheid van een
gezamenlijk verzoek van sociale partners.
9
Klopt het dat het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan
de PO-Raad heeft aangegeven dat de aanpassing van de ketenregeling tot
2020 kan duren? Zo ja, wat is uw reactie op de oproep van de PO-Raad
dat schoolbesturen daar niet op kunnen wachten en een nieuwe
ketenregeling zo snel zou moeten worden ingevoerd? 2)
10
Deelt u de mening dat, gezien het grote dreigende tekort aan leraren, het
niet wenselijk is om te lang te wachten met de beoogde wijzigingen in de
ketenbepaling Wet werk en zekerheid voor het primair onderwijs? Bent u
bereid samen met uw collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dit
punt voortvarend op te pakken? Welke mogelijkheden ziet u daartoe?
Antwoord vragen 9 en 10:
Mijn collega van SZW heeft in zijn brief4 Naar een nieuwe balans op de
arbeidsmarkt aangegeven dat momenteel de maatregelen van het
Regeerakkoord die zien op het herstel van de balans tussen vast en flex
nader worden uitgewerkt. De uitzondering van de ketenbepaling is een
van de maatregelen. De maatregelen worden bezien in een
samenhangende wetswijziging. Het kabinet wil de wetgeving in de loop
van 2018 indienen. Dat is een ambitieuze doelstelling. In de brief is
vermeld dat de inzet is om deze wetswijziging uiterlijk per 1 januari 2020
in werking te laten treden. Mocht de parlementaire behandeling van het
wetsvoorstel dit mogelijk maken, dan kan de uitzondering ook eerder in
werking treden, bijvoorbeeld met ingang van het schooljaar 2019/2020 (1
augustus 2019).
Zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 7 kunnen sociale partners
een oplossing overeenkomen voor de periode tot aan inwerkingtreding
van de wetswijziging en deze voorleggen aan mijn collega van SZW. In
een brief van 15 maart 2018 aan sociale partners in de sector PO, heb ik
hen gevraagd dit in overweging te nemen bij de lopende
onderhandelingen over een nieuwe cao.5
1
In de cao 2016-2017 Primair Onderwijs is afgesproken dat de ketenbepaling in 2017 en
2018 buiten toepassing blijft voor vervanging wegens ziekte door invalkrachten met een
tijdelijk contract in de maanden januari, februari en maart, zolang de vervanging niet langer
duurt dan 14 kalenderdagen.
2 Voorbeelden van bovenbestuurlijke pools zijn: het Personeelscluster Oost-Nederland (PON),
PoolWest in Haaglanden, De Brede Selectie in Amsterdam en de 10 Regionale Transfercentra
(RTC’s) die in de periode 2014-2016 zijn opgericht.
3 Evaluatie cao afspraken Primair Onderwijs, juni 2017, AEF.
4 Tweede Kamer, vergaderjaar 2017–2018, 29 544, nr. 813
5 Brief van 15 maart 2018, ref. 1323812