1419
Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Minister en Staatssecretaris van
Financiën over het bericht dat hoogleraren en fiscalisten pleiten voor openheid
belastingafspraken met multinationals (ingezonden 7 februari 2018).
Antwoord van Staatssecretaris Snel (Financiën) (ontvangen 13 maart 2018).
Vraag 1 en 7
Deelt u de mening uit het pleidooi van belastingdeskundigen Spanjers, Van
der Streek, Stevens en Vleggeert dat publicatie van belastingafspraken
(rulings) met multinationals nodig is om de geheimzinnigheid hieromtrent
weg te nemen? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Erkent u dat het ophelderen of rulings wel en niet binnen bewoordingen, doel
en strekking van wet en internationale rechtsorde passen enkel kan worden
opgelost met óf het openbaar maken van de afspraken óf het geheel
stilleggen van deze praktijk? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 1 en 7
In OESO-verband en in EU-verband wordt tussen Belastingdiensten informatie
uitgewisseld over rulings met een internationaal karakter. Daarnaast
dienen ondernemingen informatie in hun groepsdossier en lokaal dossier op
te nemen omtrent zekerheid vooraf met betrekking tot verrekenprijzen. Tevens
kunnen Belastingdiensten een verzoek om nadere informatie indienen. De
relevante Belastingdiensten zijn derhalve op de hoogte van de ruling.
Nederland voldoet daarmee aan de uitwisseling van informatie over rulings
zoals internationaal is afgesproken.
In verband met artikel 67 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen
kunnen individuele rulings niet publiek gemaakt worden. Wel worden in
beleidsbesluiten de algemene kaders gepubliceerd. In 2017 is daarnaast een
notitie over de APA/ATR-praktijk gepubliceerd, daarbij zijn ook exemplarische
voorbeelden van veel voorkomende APA’s2 en ATR’s3 gepubliceerd4 welke
een goede weergave zijn van de rulings die in de praktijk worden afgesloten.
In het jaarverslag APA-/ATR-team wordt tevens nader ingegaan op de
zekerheid vooraf doormiddel van APA’s en ATR’s.5 Ook de door mij aangekondigde
verdere vorm van centrale coördinatie van rulings met een internationaal
karakter moet door de beter voorhanden zijnde bestuurlijke informatie
bijdragen aan de gewenste transparantie.6 De Europese Gedragscodegroep
beveelt in haar richtsnoeren aan om rulings met horizontale toepassing te
publiceren of, indien dit niet kan vanwege de geheimhoudingsplicht van de
Belastingdienst, de algemene conclusies uit rulings te publiceren. Door
middel van de hierboven opgesomde publicaties over de Nederlandse
rulingpraktijk worden de algemene uitgangspunten in rulings gepubliceerd en
wordt zodoende aan deze transparantieaanbeveling tegemoet gekomen. Om
deze zienswijze te bevestigen heb ik de onafhankelijke commissie die
onderzoek doet naar APA’s en ATR’s gevraagd te beoordelen of volgens haar
de gepubliceerde stukken over de APA/ATR-praktijk een voldoende transparant
beeld geven van de APA’s en ATR’s zoals ze worden afgegeven.
Tenslotte zijn er verschillende onderzoeken die de praktijk controleren. Zo
heeft er recent een procedureel onderzoek naar rulings met een internationaal
karakter plaatsgevonden waarvan de uitkomsten in mijn brief van 18 februari
jl. bekend zijn gemaakt.7 Ook loopt er op dit moment een inhoudelijk
onderzoek door de reeds genoemde onafhankelijke commissie met externe
experts naar rulings afgegeven door het APA-/ATR-team. De Algemene
Rekenkamer is gevraagd om volgend jaar een onderzoek te doen naar de
rulingpraktijk.
Kortom, de afgeronde, lopende en nog uit te voeren onderzoeken rapporteren
over de juistheid op het gebied van procedures en inhoud van rulings. De
publicaties zoals de beleidsbesluiten en exemplarische APA’s en ATR’s geven
verdere transparantie over de rulings in de praktijk. De transparantie richting
buitenlandse belastingdiensten is gewaarborgd door de uitwisseling van
informatie over rulings. Dit alles tezamen geeft een goed inzicht in de
afspraken die worden gemaakt door middel van rulings. Het publiceren van
individuele afspraken heeft in dit verband een beperkte toegevoegde waarde.
Vraag 2 en 3
Gaat u in uw toegezegde brief over de aanpak van belastingontwijking ook in
op de richtsnoeren die de Europese Gedragscodegroep ten aanzien van het
afgeven van rulings heeft opgesteld en de mate waarin Nederland aan deze
richtsnoeren gaat voldoen?
Erkent u dat de richtsnoeren van de Europese Gedragscodegroep niet
vrijblijvend zijn? Wanneer gaat Nederland aan álle onderdelen voldoen? Kunt
u uw antwoord toelichten?
Antwoord 2 en 3
In mijn brief van 18 februari 2018 ben ik ingegaan op deze richtsnoeren.
Bijlage II bij die brief geeft een samenvatting van een intern onderzoek naar
de vraag in hoeverre de afgifte van rulings in lijn is met de Europese
richtsnoeren betreffende de voorwaarden en regels voor het afgeven van
belastingrulings.
De richtsnoeren van de Europese Gedragscodegroep zijn aan te merken als
«soft law». Deze aanbevelingen zijn niet direct afdwingbaar. Rulings die door
het APA/ATR-team worden afgegeven zijn in lijn met de Europese aanbevelingen.
Voor de rulings die niet door het APA/ATR-team worden gesloten zijn de
huidige procedurele voorschriften nog niet op alle aspecten in lijn met de
aanbevelingen. Ik ben van mening dat de procedurele voorschriften voor
rulings met een internationaal karakter die niet door het APA/ATR-team
worden afgegeven ook moeten gaan voldoen aan de aanbevelingen. Mijn
doel is dat dit per 1 januari 2019 geregeld is. Anders dan bij de uitwisseling
van informatie over rulings op grond van de zogenoemde DAC3-richtlijn,
beveelt de EU-Gedragscodegroep aan om aan deze aanbevelingen ook
gevolg te geven bij nationale rulings. Aangezien het soft law betreft, het
risico op internationale belastingontwijking bij deze categorie rulings zeer
klein is en de gevolgen voor de uitvoering groot zijn, geef ik daar op dit
moment geen prioriteit aan. In dit verband verwijs ik u naar mijn brief van
18 februari 2018.8
Vraag 4
Kunt u uitleggen hoe het besluit uit 2016 dat bepaalt dat belastinginspecteurs
niet meer mogen ingaan op verzoeken van bedrijven om vooroverleg als
belastingbesparing het hoofddoel is, in de praktijk heeft uitgepakt? Worden
bepaalde rulings sinds dit besluit niet meer verstrekt? Zo ja, welke?
Het uitgangspunt dat de inspecteur niet hoeft in te gaan op een verzoek om
vooroverleg indien belastingbesparing de enige dan wel de doorslaggevende
beweegreden is voor het verrichten van een rechtshandeling is niet nieuw. Dit
was ook al opgenomen in de voorlopers van genoemd Besluit Fiscaal
Bestuursrecht. In de praktijk wordt daar, in lijn met de Europese jurisprudentie,
een zodanige uitleg aangegeven dat er geen vooroverleg wordt aangegaan
indien er geen economische betekenis aanwezig is voor de rechtshandeling.
Dit toetsingskader wordt toegepast op een specifiek feitencomplex en is
afhankelijk van de specifieke feiten en omstandigheden van het individuele
geval. Het toetsingskader ziet derhalve niet op een bepaald type ruling. Voor
rulings afgegeven door het APA/ATR-team wordt sinds 1 januari 2017
systematisch bijgehouden waarom een ruling niet tot stand is gekomen, op
pagina 21 van het jaarverslag van het APA/ATR-team zijn deze afwijzingsgronden
gegeven.9
Vraag 5
Is bij de afspraak dat belastinginspecteurs niet meer mogen ingaan op
verzoeken die te kenmerken zijn als agressieve belastingplanning ook
meegenomen dat ambtenaren van de Netherlands Foreign Investment
Agency (NFIA) zich hier aan houden?10
De uitvoering van de belastingheffing en zekerheid vooraf behoort uitsluitend
tot de bevoegdheid van de Belastingdienst. Medewerkers van de Netherlands
Foreign Investment Agency (NFIA) geven slechts in algemene bewoordingen
voorlichting over het Nederlands belastingstelsel. Zij kunnen derhalve per
definitie niet ingaan op verzoeken van belastingplichtigen om zekerheid
vooraf. Wanneer medewerkers van de NFIA in hun contacten met bedrijven
ervaren dat er vanuit de zijde van bedrijven behoefte bestaat aan het
verkrijgen van zekerheid vooraf, zullen zij dit bedrijf erop wijzen dat dit
slechts door de Belastingdienst kan worden verstrekt en – desgewenst – het
bedrijf met de Belastingdienst in contact brengen.
Vraag 6
Hoe wordt in de rulingpraktijk omgegaan met het feit dat per 2020 de
commanditaire vennootschap (cv)/besloten vennootschap (bv)-structuur is
geneutraliseerd? Worden rulings met deze structuur nog steeds verstrekt? Zo
ja, in welke mate en wat gebeurt er in 2020 met deze rulings?
De Belastingdienst verstrekt zekerheid vooraf binnen de kaders van wet,
beleid en jurisprudentie. Daarbij wordt uitgegaan van de huidige van
toepassing zijnde regelgeving. Dit zorgt er voor dat er geen verschil in
behandeling ontstaat tussen situaties met en zonder zekerheid vooraf. In elke
APA en ATR is een bepaling opgenomen dat deze komt te vervallen indien er
sprake is van een relevante wetswijziging.11
Vraag 8
Zijn de transferpricing regels in de praktijk voldoende duidelijk of bestaat hier
niet altijd overeenstemming over? Hoe voorkomt u dat de Belastingdienst
meegaat in een – voor de belastingplichtige – te gunstige interpretatie van de
transferpricing-regels en dat hierdoor de Nederlandse of een buitenlandse
schatkist wordt benadeeld? Kunt u uw antwoord toelichten?
In artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 is het internationaal
algemeen aanvaarde arm’s-lengthbeginsel opgenomen. De OESO
Richtlijnen voor verrekenprijzen voor multinationale ondernemingen en
belastingdiensten geven een toelichting op de toepassing van het arm’s
length beginsel. Zoals blijkt uit het verrekenprijsbesluit past de Nederlandse
Belastingdienst deze richtlijnen van de OESO onverkort toe. 12 Dit geldt bij
het regelen van een aanslag, een boekenonderzoek maar ook in de gevallen
waarin zekerheid vooraf wordt gegeven. Daar waar de OESO Richtlijnen
ruimte laten voor eigen interpretatie of waar sprake is van onduidelijkheid
geeft het verrekenprijsbesluit een nadere invulling.
Vraag 9
Deelt u de mening dat de Nederlandse positie in de discussie over het
komende meerjarig financieel kader (MFK) van de Europese Unie wordt
ondergraven door ons rulingbeleid en dat het (geanonimiseerd) publiceren
van de rulings onze positie zal verbeteren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nationale belastingafspraken – en/of de publicatie daarvan – hebben niets te
maken met het meerjarig financieel kader. Ik ben zodoende van mening dat
deze afspraken de Nederlandse positie en de Nederlandse inzet niet
beïnvloeden.
1 https://fd.nl/economie-politiek/1239954/fiscalisten-bepleiten-openheid-over-belastingafsprakenmet-multinationals
2 Advance Pricing Agreements
3 Advance Tax Rulings
4 Kamerstuk 25 087 nr. 153
5 Gevoegd als bijlage bij mijn brief van 18 februari 2018 over het onderzoek naar rulings met een
internationaal karakter. Kamerstuk 25 087, nr. 187.
6 Kamerstuk 25 087, nr. 187
7 Kamerstuk 25 087, nr. 153
8 Kamerstuk 25 087, nr. 153
9 Gevoegd als bijlage bij mijn brief van 18 februari 2018 over het onderzoek naar rulings met een
internationaal karakter. Kamerstuk 25 087, nr. 187
10 https://www.nrc.nl/nieuws/2017/05/31/nederland-lokt-bedrijven-met-bijdrage-aan-fiscalisten10833002-a1561227
11 Zie Bijlage 3 bij Brief Staatssecretaris van Financiën van 23 mei 2017, nr. 2017–0000100477. In
het voorbeeld van de CV/BV Principaalstructuur staat in onderdeel 5 van de vaststellingsovereenkomst
de standaard beëindigingsbepaling indien er sprake is van een wetswijziging.
12 Besluit van 14 november 2013 nr. IFZ 2013/184M