Vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS) aan de staatssecretaris van Financiën en
de minister van Economische Zaken en Klimaat over de aantallen
belastingplichtigen met lage inkomens die worden geraakt door de uitfasering van
de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (ingezonden 12 februari
2018).
Vraag 1
Kunt u op basis van tabel nummer acht, uit de nota naar aanleiding van het
verslag inzake de wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk
uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld1
, aangeven
hoeveel belastingplichtigen bij de in die tabel gegeven Waardering Onroerende
Zaken (WOZ)-waardes een inkomen hadden dat lager is dan 20.000 euro?
De hierna opgenomen tabel toont de gevraagde verdeling naar WOZ-waardes voor
huishoudens met een inkomen tot € 20.000.
Tabel: Verdeling huishoudens met Hillen-aftrek en een inkomen tot € 20.000,
belastingjaar 2015
Deze tabel behoeft overigens enige toelichting. Ik wil hiervoor verwijzen naar tabel
19 zoals opgenomen in de nota naar aanleiding van het verslag aan de Eerste
Kamer.2
Uit die tabel blijkt, zoals ook hiervoor weergegeven per WOZ-waarde, dat
van de huishoudens die gebruikmaken van de Hillen-aftrek, er 173.000 (19%) een
inkomen hadden tot € 20.000. Uit die tabel valt echter tevens af te leiden dat 57%
van de gebruikers van de Hillen-aftrek met een inkomen tot € 20.000 een
belastbaar box 3-vermogen heeft. 30% van de gebruikers van de Hillen-aftrek met
een inkomen tot € 20.000 heeft zelfs een belastbaar box 3-vermogen van meer
dan € 100.000.
Van de 80.000 huishoudens met een WOZ-waarde tot € 200.000 heeft 50% een
belastbaar box 3-vermogen. Dit is aanzienlijk hoger dan het gemiddelde
percentage in Nederland (circa een kwart). Daarnaast geldt voor AOWgerechtigden
dat zij door de heffingskortingen pas belasting betalen vanaf een
belastbaar inkomen van circa € 16.000. Voor alleenstaande ouderen geldt dit vanaf
circa € 18.000.
Voorts is het van belang om de maatregelen in het regeerakkoord in samenhang te
bezien. Het kabinet verhoogt onder meer de algemene heffingskorting, de
ouderenkorting en de arbeidskorting en verlaagt daarnaast de schijftarieven in de
inkomstenbelasting. Het per saldo effect voor gebruikers van de Hillen-aftrek is
eerder weergegeven in tabel 1 in de nota naar aanleiding van het nader verslag.3
Uit het voorbeeld van een alleenstaande AOW-er zonder aanvullend pensioen (met
een inkomen van € 16.000) met een afgeloste woning van € 250.000, blijkt dat ook
diegene, zelfs bij volledige uitfasering van de Hillen-aftrek, er structureel meer dan
€ 400 per jaar op vooruit gaat, doordat de AOW-uitkering stijgt als gevolg van de
netto-netto-koppeling.
1 Kamerstukken II 2017/2018, 34 819, nr. 6.
2 Kamerstukken I 2017/2018, 34 785, D.
3 Kamerstukken II 2017/2018, 34 819, nr. 8.