Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Westerveld (GL) over vroege
selectie en prestatiedruk bij jonge sporters. (2018Z01941)
1
Heeft u kennisgenomen van de artikelen ‘Sporten moet in de eerste plaats leuk
zijn’1) en ‘Deze jeugdopleider kijkt radicaal anders naar voetbaltalent (en dat geeft
hoop)’? 2)
Ja.
2
Wat is uw mening over de constatering dat meer dan de helft van de kinderen
stopt met sport omdat ze er geen plezier meer in hebben? Ziet u een relatie
met de druk om te presteren?
Ik vind het belangrijk dat plezier centraal staat in de sport. Zonder plezier blijf
je niet sporten en kun je ook niet optimaal presteren. Het is vooral aan de
sport zelf om te zorgen voor een positieve uitstraling en om mensen, in alle
leeftijdscategorieën, aan zich te binden. Bestuursleden, vrijwilligers maar ook
ouders en de sporters zelf kunnen daar een steentje aan bijdragen.
Uit deze artikelen blijkt dat daar nog wel wat aan verbeterd kan worden.
In hoeverre prestatiedruk een negatieve invloed heeft op sportplezier kan ik niet
zeggen. Er zijn ook allerlei andere redenen waarom kinderen minder interesse in
sport krijgen en kiezen voor andere tijdsbestedingen zoals bijbaantjes en andere
sociale activiteiten.
3
Bent u bereid om bij het te sluiten sportakkoord aandacht te besteden aan de
enorme prestatiedruk in de sport? Bent u daarbij bereid om initiatieven van de
Koninklijke Nederlandse Hockeybond te stimuleren en uit te breiden naar andere
sporten? Zo nee, waarom niet?
Ik ben in gesprek met verschillende partijen over de concrete invulling van
het sportakkoord. Het sportakkoord is bedoeld om meer mensen te laten ervaren
wat voor moois de sport te bieden heeft en hoe sport kan inspireren. Een veilig
pedagogisch sportklimaat waar kinderen zich maximaal ontplooien en plezier aan
sport kunnen beleven, hoort daar bij. Omgaan met prestatiedruk is daar, voor mij,
ook een onderdeel van. In gesprekken die ik voer in het kader van het
sportakkoord zal ik hiervoor aandacht vragen.
De sportverenigingen kunnen samen met de kinderen, ouders en coaches, het
beste zoeken hoe plezier en prestaties in hun sport op een goede manier worden
verbonden. Daarbij kunnen verschillende bonden en verenigingen veel van elkaar
leren. Zo kan het initiatief van de KNHB een voorbeeld zijn voor andere takken
van sport.
4
Weet u hoeveel jonge kinderen stoppen met sporten vanwege blessures of een
sportgerelateerde burn-out? Deelt u de mening dat een te vroege selectie bij jonge
sporters de prestatiedruk verhoogt? Zo ja, ziet u hier een rol voor uzelf
weggelegd? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen cijfers bekend waarin het directe verband wordt gelegd tussen
blessures en/of burn-out aan de ene kant en uitval aan de andere kant.
In het algemeen denk ik dat te vroeg selecteren nooit goed is maar het is moeilijk
te bepalen wat het optimale selectiemoment is. Dat verschilt ook nog eens per
sport, denk bijvoorbeeld aan turnen waar al op jonge leeftijd veel trainingsuren
moeten worden gemaakt. Selectie is hiervan een consequentie. Belangrijk is dat
de sport zelf vaststelt of het proces van selectie en opvolging daarvan op een
goede manier verloopt en niet tot bijvoorbeeld ongewenste prestatiedruk leidt.
Daarbij moet ook aandacht zijn voor individueel maatwerk: de prestatiedruk die
jonge sporters ervaren of aan kunnen varieert. Coaches en ouders of verzorgers
kunnen er bovendien ook aan bijdragen dat de verhouding tussen prestatiedruk en
plezier zo goed mogelijk op het individuele kind worden afgestemd. Het is aan de
sport zelf om deze processen te bewaken en te verbeteren.
5
Wat vindt u ervan dat jonge kinderen (vooral in het voetbal) al worden gescout
en worden gepusht om te presteren? Deelt u de mening dat dit een ‘race to the
bottom’ is, waarin steeds jongere kinderen worden gescout? Zo ja, wat gaat u
doen om deze jonge kinderen te beschermen? Zo nee, waarom niet?
Plezier in sport, zeker voor jonge kinderen, staat voor mij voorop. Daar wil ik
sportorganisaties op blijven aanspreken. Bij de KNVB wordt gewerkt met het
programma ‘Kwaliteit & Performance Jeugdopleidingen’. Dit programma is in het
leven geroepen om jeugdopleidingen van zowel amateurverenigingen als betaald
voetbalorganisaties (BVO’s) te controleren op diverse onderdelen van hun
jeugdopleidingen, zo ook het onderdeel werken met kinderen in de leeftijd 8 – 12
jaar. Hiertoe zijn diverse eisen opgesteld die er voor zorgen dat er op een
pedagogische verantwoorde manier met jonge kinderen wordt gewerkt. Voor
betaald voetbalorganisaties betreft het hier eisen over ondermeer de
samenstelling van de staf, reisafstanden, aantal keren trainen en aantallen
spelers. Ieder jaar doet de KNVB onderzoek
naar de jeugdopleidingen van de BVO’s en gaat hierover concreet in gesprek.
Het is verder een verantwoordelijkheid van de ouders of de verzorgers van een
kind een bewuste keuze te maken bij welke club voor het kind het gaat voetballen.
6
Is bekend wat de gevolgen zijn voor voetballers die op jonge leeftijd worden
gescout en uiteindelijk niet terecht komen in het betaald voetbal? Heeft dit
gevolgen voor de psychische gesteldheid van kinderen en de leerresultaten op
school? Bieden voetbalclubs voldoende nazorg aan jongeren die afvallen tijdens
de selectieprocedure?
Nee, gegevens over wat de gevolgen zijn voor voetballers die op jonge leeftijd
worden gescout en uiteindelijk niet terecht komen in het betaald voetbal zijn bij
mij noch de KNVB bekend.
Wat betreft de nazorg zijn er geen algemene richtlijnen die gelden voor alle BVO’s.
Het is aan de BVO’s zelf hier op een verantwoorde manier mee om te gaan en kan
per voetbalclub verschillen. Een belangrijke rol ligt hier ook voor de ouders en of
de verzorgers om hun kind hierin goed te begeleiden.