Antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken op vragen van
Ploumen (PvdA) over Onderzoekers OPCW linken
Syrië aan grote sarinaanval in 2013’.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht 'Onderzoekers OPCW linken Syrië aan grote
sarinaanval in 2013'?1
Ja, zie ook mijn eerdere brief hierover van 15 februari jl. in reactie op het verzoek
van de Vaste Kamercommissie van Buitenlandse Zaken met kamerstuknummer
2018Z01996.
Vraag 2
Wat vindt u van het feit dat nu wederom is aangetoond dat president Assad een
gifgasaanval heeft gepleegd?
Vraag 3
Welke consequenties verbindt u aan dit rapport van de Organisatie voor het
Verbod op Chemische Wapens (OPCW)?
Vraag 4
Op welke wijze gaat u deze afschuwelijke oorlogsmisdaad aan de orde stellen in de
VN-veiligheidsraad?
Antwoord vraag 2, 3 en 4
Het gaat hier om berichten die in de media zijn verschenen. Deze berichten kan de
OPCW niet bevestigen, hetgeen het prematuur maakt om hier directe
consequenties aan te verbinden. Wel bevestigen de berichten de verdenking dat
het Syrische regime bij voortduring chemische wapens heeft gebruikt tegen haar
bevolking en vormen ze reden te meer voor het kabinet om Syrië in de VNveiligheidsraad,
bij de OPCW en in andere internationale fora krachtig te (blijven)
veroordelen voor het gebruik van chemische wapens.
Vraag 5
Vindt u dat er in het Syrië van de toekomst nog plaats is voor Assad en zijn
regime?
Het kabinet is van mening dat een duurzame oplossing van het conflict niet kan
worden bereikt terwijl Assad aan de macht blijft. Er dient een politieke oplossing
voor het conflict te worden gevonden binnen de kaders van VN-veiligheidsresolutie
2254. Naast de inzet om accountability en naleving van internationaal recht te
bevorderen, steunt het kabinet daarom het VN-geleide proces in Genève.
Nederland financiert informele dialogen tussen verschillende Syrische groepen
(zogenoemde track-II-bijeenkomsten), en steunt ook de Syrische
Vrouwenadviesraad, die het team van VN-gezant Staffan de Mistura adviseert.
Vraag 6
Kunt u aangeven welke consequenties de eerdere rapporten van de OPCW hebben
gehad waarin is vast komen te staan dat Assad gifgas heeft gebruikt?
Het gebruik van chemische wapens is onder internationaal recht onder geen
beding geoorloofd, de inzet van deze wapens mag dan ook nooit onbestraft
blijven. Het kabinet zet zich daarom, zowel binnen als buiten de VNVeiligheidsraad,
samen met gelijkgezinde landen in om het gebruik van chemische
wapens in Syrië te stoppen. In de Veiligheidsraad, noch in de Uitvoerende Raad
van de OPCW kan tot nu toe een meerderheid worden gevonden die bereid is Syrië
te veroordelen voor het – aangetoonde – gebruik van gifgas. Het is derhalve nog
niet gelukt om in internationaal verband directe consequenties te verbinden aan
het bewezen gebruik van aanvallen met chemische wapens. Het kabinet blijft zich
hiervoor echter inspannen.
Om toch zoveel mogelijk druk op Syrië uit te oefenen, steunt het kabinet een
aantal initiatieven die het streven naar accountability ondersteunen. Nederland
behoort tot de groep landen die het recent gelanceerde Franse initiatief
ondersteund heeft voor een internationaal partnerschap tegen de straffeloosheid
van het gebruik van chemische wapens.
Ook heeft Nederland in 2016 de oprichting gesteund van het IIIM, het
International, Impartial and Independent Mechanism to Assist in the Investigation
and Prosecution of Persons Responsible for the Most Serious Crimes under
International Law Committed in the Syrian Arab Republic since March 2011. Dit
niet alleen met een financiële bijdrage van in totaal 2,5 miljoen euro, maar ook
door het faciliteren van een expertmeeting in Nederland. Het IIIM verzamelt,
analyseert en bewaart bewijs van schendingen van humanitair oorlogsrecht en
mensenrechten en bereidt dossiers voor ten behoeve van mogelijke
strafrechtelijke vervolging.
Voorts steunt Nederland de Commission of Inquiry on the Syrian Arab Republic die
door de Mensenrechtenraad is ingesteld.
Nederland blijft daarnaast pleiten voor doorverwijzing door de VN-Veiligheidsraad
van de situatie in Syrië naar het Internationaal Strafhof, omdat het Syrische
regime tot nu toe niet in staat is gebleken of bereid lijkt te zijn geweest zelf
strafrechtelijk onderzoek in te stellen. Echter, ook hiervoor is vooralsnog geen
meerderheid te vinden in de Veiligheidsraad.
In EU-verband steunt het kabinet de maatregelen die door de Raad van de EU met
betrekking tot Syrië worden genomen zolang de repressie tegen burgers aanhoudt.
Het gaat hierbij onder meer om een olie-embargo, beperkingen op bepaalde
investeringen, bevriezing van de tegoeden van de Syrische centrale bank binnen
de EU en beperkingen op de uitvoer van materiaal en technologie die kunnen
worden gebruikt voor binnenlandse repressie of voor toezicht op of interceptie van
internetcommunicatie of telefoongesprekken.
Daarnaast onderhoudt de EU een lijst van personen (uit Syrië) voor wie een
reisverbod geldt en van wie de tegoeden zijn bevroren wegens de gewelddadige
repressie tegen de burgerbevolking, met inmiddels zo’n 240 personen en
67 entiteiten.
1 Nu.nl, 30 januari 2018