1351
Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën over
dubbele belastingheffing over pensioenen van grensarbeiders uit België
(ingezonden 26 februari 2018).
Antwoord van Staatssecretaris Snel (Financiën) (ontvangen 7 maart 2018).
Vraag 1
Kunt u aangeven waarom Nederland volgens u «het heffingsrecht heeft over
het hele pensioen dat afkomstig is uit Nederland»?1
In artikel 18 van het verdrag tot het vermijden van dubbele belasting,
gesloten tussen Nederland en België (hierna: «het Verdrag»), zijn de
heffingsrechten ten aanzien van (particuliere) pensioenen, lijfrenten, sociale
zekerheidsuitkeringen en alimentatie-uitkeringen vastgelegd.
Het uitgangspunt van dit artikel betreft een woonstaatheffing. Dat betekent
dat de woonstaat, België, in beginsel mag heffen over de pensioenuitkeringen
uit Nederland. In lid 2 is echter een uitzondering opgenomen die erin voorziet
dat Nederland, onder bepaalde andere voorwaarden (zoals de grens van
€ 25.000), mag heffen indien in België geen of onvoldoende belasting
geheven wordt over de uitkeringen.
Door recente Belgische jurisprudentie is onduidelijkheid ontstaan over of
België voldoende kan en zal heffen over de pensioenuitkeringen uit Nederland.
Hierdoor zouden situaties van dubbele niet-belasting kunnen ontstaan.
Nederland heeft daarom ongeveer 1300 inwoners van België die een
pensioen uit Nederland ontvangen van in een kalenderjaar hoger dan bruto
€ 25.000 bericht dat de vrijstelling loonbelasting is komen te vervallen. Dit
heeft geleid tot situaties van dubbele belastingheffing. Met recent gemaakte
afspraken tussen België en Nederland is hier een oplossing voor gevonden. Ik
verwijs naar mijn brief van 23 februari hierover.2
Vraag 2
Hoe verhoudt dit standpunt zich met artikel 18, tweede lid, aanhef van het
belastingverdrag tussen Nederland en België, waarin wordt gesproken van
«indien en voor zover»?
De zinsnede «indien en voor zover» heeft betrekking op de in paragraaf 2,
sub a, opgenomen voorwaarde dat de opbouw van de pensioenen in het
verleden fiscaal op enige wijze gefaciliteerd heeft plaatsgevonden. Hiermee
wordt tot uitdrukking gebracht dat het eventuele heffingsrecht van de
bronstaat zich alleen uitstrekt tot pensioenen voor zover de opbouw daarvan
in het verleden in die bronstaat is gefaciliteerd.
Vraag 3
Kan de ontvanger van de pensioenuitkering bewijs leveren dat de hele
pensioenuitkering door België is belast?
Ja, dat kan, maar met de aanpak in genoemde overeenkomst tussen de
bevoegde autoriteiten gaan de belastingdiensten deze zorg uit handen nemen
door zelf informatie uit te wisselen. Dat is de snelste manier, maar uiteraard
mag men ook zelf informatie aanleveren.
Vraag 4
Kan de ontvanger van de pensioenuitkering bewijs leveren welk deel van de
pensioenuitkering betrekking heeft op pensioen dat is opgebouwd voor 2004?
Als het uit Nederland afkomstige pensioen in België onvoldoende kan worden
belast en ook aan de overige voorwaarden voor bronstaatheffing wordt
voldaan, heeft Nederland in beginsel het heffingsrecht over het hele pensioen
dat afkomstig is uit Nederland. Er is dus geen sprake van een splitsing
afhankelijk van het moment van opbouw.
Vraag 5
Kan de ontvanger van de pensioenuitkering die nu geconfronteerd wordt met
dubbele belastingheffing iets doen om die dubbele heffing te voorkomen of
weg te nemen?
Ik verwijs u graag naar het antwoord op vraag 3.
Vraag 6
Is het waar dat een pensioen opgebouwd door een Nederlandse werknemer
gedurende de vervulling van de dienstbetrekking in het buitenland niet door
Nederland belast mag worden onder artikel 18, tweede?
Voor de vaststelling van bronstaatheffing is niet van belang waar een
dienstbetrekking vervuld wordt. De uitkeringen die (onder voorwaarden) door
de bronstaat mogen worden belast, betreffen uitkeringen waarvan de
opbouw fiscaal gefaciliteerd in Nederland heeft plaatsgevonden.
Vraag 7
Bent u bekend met de toezegging van uw ambtsvoorganger dat de grens van
25.000 euro geïndexeerd zou gaan worden?3
Ja.
Vraag 8
Kunt u aangeven wat er met deze toezegging is gebeurd?
Een afspraak over indexatie van deze grens met België zou een verdragsaanpassing
vergen. Nederland onderhandelt al geruime tijd met België over
aanpassing van het verdrag, waarbij het pensioenartikel een belangrijk
onderwerp is. Gegeven de Nederlandse wens voor volledige bronstaatheffing
kan het ook zo zijn dat in een nieuw verdrag in het pensioenartikel geen
grens zal worden gehanteerd.
Vraag 9
Klopt het dat België eind 2017 een wet heeft ingevoerd waardoor Nederlandse
AOW, betaald aan inwoners van België, met terugwerkende kracht tot
1 januari 2017 door België in de heffing wordt betrokken? Zo ja, is dit legitiem
op grond van het belastingverdrag tussen Nederland en België? Zo ja,
waarom is bij overheidsuitkeringen niet voorbehouden dat deze uitkeringen
alleen door die overheid in de heffing betrokken mogen worden?
Dit betreft nationale wetgeving van België, die naar onze indruk niet in strijd
is met het Verdrag. Het is internationaal niet ongebruikelijk in verdragen
eenzelfde behandeling voor particuliere pensioenen als voor sociale
zekerheidsuitkeringen (waaronder de AOW) af te spreken. Nederland doet dat
ook in een substantieel aantal verdragen. Het huidige Nederlands verdragsbeleid
is om voor alle pensioenen, inclusief de AOW, een bronstaatheffing af te
spreken.
Vraag 10
Heeft u kennisgenomen van het bericht «België belast fiscaal voordeel voor
Nederlandse ondernemers»4 en de toezegging van uw ambtsvoorganger dat
hij niettemin voornemens is «in overleg te treden met de Belgische bevoegde
autoriteiten om over de fiscale behandeling van de uitfasering van pensioen
in eigen beheer door België duidelijkheid te verkrijgen»?5
Ja, ik heb zowel van het bericht als van de toezegging van mijn ambtsvoorganger
kennis genomen.
Vraag 11
Kunt u aangeven wat er met deze toezegging is gebeurd?
Deze toezegging is nagekomen. Vanaf het voorjaar 2017 is op ambtelijk
niveau over deze kwestie overleg gevoerd met België, per e-mail, telefonisch
en tijdens bijeenkomsten die in juni, november en december 2017 plaatsvonden.
De Belgische autoriteiten waren voornemens om een circulaire te
publiceren waarin uiteen wordt gezet hoe de fiscale situatie voor een in
België woonachtige dga zal zijn wanneer deze gebruik maakt van de
Nederlandse fiscale faciliteit omtrent de uitfasering van het pensioen in eigen
beheer dat in Nederland is opgebouwd. Vanuit Nederland is daarbij altijd
aangedrongen op een tijdige publicatie. Uiteindelijk heeft de Belgische
Federale Overheidsdienst Financiën op 21 december 2017 de aangekondigde
circulaire gepubliceerd.
Vraag 12
Kunt u aangeven wat de gevolgen geweest zouden zijn als de gedeeltelijke
vrijstelling voor de afkoop van het pensioen in eigen beheer de vorm had
gehad van een lager tarief?
Over de fiscale behandeling in België kan ik geen uitspraken doen, omdat de
toepassing van de nationale fiscale regels in België niet onder mijn bevoegdheid
valt. In plaats daarvan licht ik graag toe wat de overwegingen waren om
een korting op de heffingsgrondslag te introduceren en juist geen lager tarief
over de gehele grondslag. Een korting op de heffingsgrondslag is een
gebruikelijke aanpak voor dit soort begunstigende maatregelen. Deze is
bijvoorbeeld in het verleden ook gebruikt bij de regeling van de fiscaal
gefaciliteerde afkoop van levensloop- en stamrechten. Daarnaast is de keuze
voor een korting op de grondslag ingegeven door de uitvoerbaarheid van de
wettelijke regeling voor de Belastingdienst. In de systemen van de Belastingdienst
kan een verlaging van de heffingsgrondslag (de korting dus) relatief
makkelijk worden verwerkt. Een afwijkend tarief voor een beperkt deel van de
individuele belastinggrondslag vergt in de aangifte inkomstenbelasting echter
meer aanpassing. Daarom is niet voor een lager tarief gekozen, maar is een
korting op de grondslag in de wet opgenomen.
Vraag 13
Kunt u deze vragen een voor een en binnen de reguliere termijn beantwoorden?
Ja.
1 Antwoorden op de vragen van het lid Omtzigt (CDA) over dubbele belastingheffing over pensioenen
van grensarbeiders uit België, antwoord 4. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2017–2018, nr. 1131)
2 Kamerstuk 25 087, nr. 189.
3 «Dat is eigenlijk de intentie om te komen tot een aanpassing, te weten de indexatie van het
bedrag van € 25.000. Ik neem dit voorstel onmiddellijk over.» Handelingen TK 2002–2003,
6-322.
4 Het Financieele Dagblad, 12 februari 2018, blz. 2.
5 Nota naar aanleiding van het verslag, 2016–2017, Eerste Kamer, 34 662, nr. B.