Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties), mede namens de Minister van Defensie en de
Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 16 februari
2018).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de documentaire «2 Doc: liever dood dan
vermist»?1
Ja.
Vraag 2
Onderschrijft u de problemen die in deze uitzending worden beschreven?
De geschetste situatie is ons bekend. Net als de nabestaanden die in de
uitzending aan bod komen en zoals namens het kabinet onlangs aan uw
Kamer is geschreven in verband met de verdwijning van gezonken oorlogsschepen
in de Javazee2
, vinden ook wij dat omgekomen militairen een
respectvolle laatste rustplaats verdienen. De emotie die nabestaanden erbij
hebben als zij het gevoel hebben dat dat niet het geval is, begrijpen wij.
Omdat het niet realistisch is alle vliegtuigwrakken te bergen, zal in veel
gevallen niet meer mogelijk zijn dan het betonen van piëteit met de gevallenen
en nabestaanden door de vliegtuigwrakken als oorlogsgraf met een in
het recht beschermde status als plek van herinnering onberoerd te laten.
Willen nabestaanden een verzoek indienen om tot berging over te gaan, dan
kan dit bij de gemeente waar het wrak zich bevindt worden ingediend.
Gemeenten zijn bevoegd hier besluiten over te nemen.
Vraag 3
Bent u het eens met de in de documentaire opgeworpen stelling dat de
huidige Circulaire Vliegtuigberging in combinatie met de huidige kostenverdeling,
namelijk 30% voor de betreffende gemeente en 70% voor het Rijk leidt
tot een onbevredigende situatie waarbij verzoeken van nabestaanden vaak
niet worden gehonoreerd door de gemeente? Zo nee, waarom niet?
Per brief van 23 december 2016 (Kamerstuk 32 156, nr. 78) heeft de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) gemeld dat het
Ministerie van Defensie dossieronderzoek heeft gedaan bij een steekproef van
gemeenten die in het verleden met een (verzoek van nabestaanden tot)
berging van een vliegtuigwrak uit de Tweede Wereldoorlog te maken hebben
gehad en een bergingsadvies hebben aangevraagd. Daarnaast is door het
Ministerie van BZK onder deze groep gemeenten een enquête afgenomen om
de beelden uit het dossieronderzoek te verifiëren en te onderbouwen. Uit dit
onderzoek en de enquête komt een wisselend beeld naar voren. Voor een
kleine minderheid waren de kosten (mede) aanleiding om van berging af te
zien. Voor gemeenten die wel tot berging overgaan, wegen argumenten als
piëteit met nabestaanden en waarborging van de veiligheid het zwaarst. De
circulaire Vliegtuigberging schetst de verantwoordelijkheden en bevoegdheden
van de verschillende overheden en andere betrokkenen bij het bergen
van vliegtuigwrakken en stoffelijke resten uit de Tweede Wereldoorlog en de
opsporing en ruiming van hierbij eventueel aanwezige explosieven.
Vraag 4
Hoe kan het dat er op dit moment in gemeenten op een verschillende manier
wordt omgegaan met het bergen van oorlogswrakken?
In de circulaire Vliegtuigberging schetst de Minister van Defensie de
verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende overheden. De
beslissingsbevoegdheid voor het al dan niet laten uitvoeren van bergingen
van wrakken en/of stoffelijke resten berust bij het gemeentebestuur. Hiermee
hebben gemeentebesturen een zekere vrijheid om deze afweging te maken.
Dit verklaart de mogelijkheid dat gemeenten op een verschillende manier
omgaan met het bergen van oorlogswrakken.
Vraag 5
Waarom is de bevoegdheid om te oordelen over het al dan niet bergen van
een oorlogswrak bij de gemeentes neergelegd?
In of rond oorlogswrakken is praktisch altijd sprake van de (verdenking van)
aanwezigheid van explosieven. Op dat moment is sprake van een veiligheidskwestie.
De Gemeentewet bepaalt dat de handhaving van de openbare orde
en veiligheid een primaire verantwoordelijkheid is van de burgemeester.
Derhalve is de bevoegdheid om te oordelen over het al dan niet bergen van
een oorlogswrak bij gemeenten neergelegd.
Vraag 6
Vindt u niet dat sommige gemeentes onevenredig financieel getroffen
worden omdat er in sommige veel wrakken liggen en in sommige gemeentes
geen wrakken?
Op basis van eerder dossieronderzoek en een enquête is er onvoldoende
aanleiding om te veronderstellen dat de kosten een stelselmatige belemmering
vormen om tot berging over te gaan (Kamerstuk 32 156, nr. 78). Het al
dan niet bergen is een lokale afweging. Gemeenten kunnen bij berging in
aanmerking komen voor een bijdrage uit het gemeentefonds van 70%,
ongeacht het aantal wrakken waarvan sprake is. Wij beseffen dat er zich
desondanks situaties kunnen voordoen waarin de financiering van de berging
van een vliegtuigwrak uit de Tweede Wereldoorlog met daarin (vermoedelijk)
stoffelijke resten een obstakel vormt. In die gevallen zal het Rijk binnen de
financieringsregeling van het gemeentefonds een eventueel verzoek tot een
aanvullende bijdrage welwillend bezien, mits sprake is van een berging van
een vliegtuigwrak waarin zich (vermoedelijk) stoffelijke resten bevinden.
Hoofdregel blijft dat vliegtuigwrakken die zich onder de grond dan wel op de
rivier- of zeebodem bevinden door de rijksoverheid conform internationale
verdragen worden beschouwd als oorlogsgraf en daarom in beginsel
onberoerd worden gelaten.
Vraag 7
Bent u bereid om het oordeel over het wel of niet bergen van een oorlogswrak
weg te halen bij de gemeentes en neer te leggen bij het Rijk? Zo nee,
waarom niet?
Wij achten gemeenten goed in staat een afweging te kunnen maken
hieromtrent. Wel wil het Rijk een bijdrage leveren aan de harmonisering van
het gemeentelijk beleid. In dat verband heeft het Rijk een werkgroep in het
leven geroepen gericht op het ontwikkelen van een afwegingskader op basis
waarvan gemeenten kunnen beslissen of zij overgaan tot berging.
Vraag 8
Bent u het eens met de in de documentaire genoemde schatting dat er
maximaal nog slechts 30 tot 50 bergbare vliegtuigen zijn?
Dat aantal is gebaseerd op onderzoek van de Studiegroep Luchtoorlog
1939–1945. Wij hebben geen reden om dat aantal in twijfel te trekken.
Vraag 9
Vindt u ook niet dat het wenselijk is om deze resterende vliegtuigen te bergen
en de omgekomen bemanningsleden een fatsoenlijke begrafenis te geven,
zodat de nabestaanden afscheid kunnen nemen van hun familieleden?
Uiteraard is piëteit ten aanzien van de nabestaanden van groot belang. Daar
waar door nabestaanden de wens tot berging kenbaar wordt gemaakt, zou
het betrokken gemeentebestuur dit zwaar mee moeten laten wegen.
Vraag 10
Deelt u de mening van de Nationale ombudsman dat er meer eenduidigheid
moet komen bij het bergingsproces van oorlogswrakken?
Wij delen die mening. Daarom heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties een werkgroep gevraagd met een advies te komen over de
wijze waarop een kenniscentrum en een afwegingskader voor gemeenten
gestalte kunnen krijgen. Uw Kamer is hierover eerder geïnformeerd (zie
Kamerstuk 32 156, nr. 83).
Vraag 11
Deelt u de mening van de Nationale ombudsman dat nabestaanden niet
afhankelijk zouden moeten zijn van de locatie waar een oorlogswrak zich
bevindt en van de beslissing of er al dan niet wordt overgegaan tot het
bergen van het wrak?
In de beslissing om al dan niet over te gaan tot het bergen van een wrak
speelt de wens van nabestaanden een belangrijke rol. Daarnaast moet ook
rekening worden gehouden met veiligheidsaspecten. Zoals gezegd blijft de
hoofdregel gelden dat vliegtuigwrakken die zich onder de grond dan wel op
de rivier- of zeebodem bevinden door de rijksoverheid conform internationale
verdragen worden beschouwd als oorlogsgraf en daarom in beginsel
onberoerd gelaten.
Desalniettemin hechten wij eraan te benadrukken dat een gemeentebestuur
een eventueel verzoek van nabestaanden tot berging zwaar mee zou moeten
laten wegen.
Vraag 12
Bent u bereid het huidige proces rondom het bergen van oorlogswrakken en
de omgekomen bemanningsleden te verbeteren? Zo ja, hoe en op welke
termijn?
Het Rijk is bereid een bijdrage te leveren aan het harmoniseren van het
gemeentelijk beleid. Over concrete voorstellen hiervoor heeft de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer eerder geïnformeerd
(zie Kamerstuk 32 156, nrs. 78 en 32 156, nr. 83.
1 https://www.npo.nl/2doc-liever-dood-dan-vermist/15-01-2018/POW_03749675 (maandag
15 januari 2018)
2 Kamerstuk 32 156, nr. 85, Onderzoek verdwijning gezonken oorlogsschepen Javazee,
verzonden 25 januari 2018.