Vragen van de leden Dijkstra en Lodders (beiden VVD) aan de
staatssecretaris van Financiën over het bericht ‘Nieuwe auto’s duizenden
euro’s duurder’.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht 'Nieuwe auto's duizenden euro's duurder' en met de
verwachting zoals uitgesproken door bijvoorbeeld de Bovag dat de aanschaf van
nieuwe auto’s hiermee fors duurder wordt?
Ja.
Vraag 2
Is over het algemeen sprake van een hogere BPM per auto? Met hoeveel procent is
de verwachtte nieuwe BPM hoger dan wel lager? Wat is de achtergrond van deze
verwachte prijsstijging? Wat is de exacte wijziging in de testen en de systematiek
van de BPM? Wat zijn de effecten hiervan?
Vraag 3
Klopt de verwachting van onder andere de Bovag dat de aanschafprijzen van
nieuwe auto’s hiermee waarschijnlijk zullen stijgen? Deelt u de mening dat dit
onwenselijk is?
Vraag 8
Wanneer wordt gevolg gegeven aan de eerdere toezegging om te komen tot
nieuwe BPM-tabellen? Bent u het eens dat dit zo snel mogelijk dient te
gebeuren teneinde negatieve effecten voor consumenten te voorkomen? Bent u
bereid hier snel mee aan de slag te gaan en de Kamer te informeren over de
voortgang?
Antwoord 2, 3 en 8:
Bij Overige Fiscale Maatregelen 2017 heeft het vorige kabinet de definitie van CO2-
uitstoot in de BPM verbreed voor auto’s die getest zijn conform de nieuwe
Worldwide harmonized Light vehicles Test Procedures (WLTP) testmethode.1
Voor
de heffing van BPM op WLTP-geteste auto’s wordt gebruik gemaakt van het
Europese rekenmodel CO2mpas. Het rekenmodel CO2mpas rekent de WLTP-uitstoot
terug naar CO2-uitstoot volgens de oude testmethode, de NEDC-testmethode.
Auto’s worden dus nog niet belast op de CO2-uitstoot volgens de nieuwe
testmethode maar op de CO2-uitstoot volgens de NEDC-testmethode. Door dit
rekenmodel CO2mpas te gebruiken is het voor Nederland mogelijk om de huidige
BPM-tabellen en tarieven te handhaven totdat een nieuwe, op WLTP-testresultaten
gebaseerde, BPM-tabel in de wet opgenomen kan worden. Het Europese
rekenmodel CO2mpas is - in samenwerking met de autosector - zo opgesteld dat
het in beginsel leidt tot dezelfde CO2-emissies als bij een equivalent voertuig dat is
getest overeenkomstig de NEDC. Het gebruik van de met CO2mpas berekende
NEDC-waarden is daarmee in beginsel ook budgettair neutraal. Daarnaast kunnen
fabrikanten ervoor kiezen om automodellen zowel volgens de WLTP als de NEDC te
laten testen.
De berichtgeving in de Telegraaf en de bevestiging daarvan door de autobranche
geven aan dat van enkele auto’s de via CO2mpas teruggerekende NEDC CO2-
uitstoot hoger is dan verwacht, met een hogere BPM tot gevolg voor deze
voertuigen. Op dit moment zijn er echter relatief weinig voertuigen getest op basis
van de WLTP. Eerste inzichten zijn dat de verschillende type auto’s uiteenlopende
resultaten boeken op de WLTP. De WLTP is immers een fundamenteel andere
testprocedure dan de oude NEDC. Voor zover voertuigen zijn getest op basis van
de WLTP geldt bovendien dat deze voertuigen nog niet (volledig) zijn
geoptimaliseerd op de WLTP. De verwachting is dan ook dat de gemiddelde CO2-
uitstoot als gevolg hiervan nog zal gaan dalen in de nabije toekomst. Op dit
moment zijn er daarom onvoldoende betrouwbare uitstootcijfers beschikbaar om
te beoordelen of de CO2-uitstoot volgens de WLTP of zoals berekend door CO2mpas
over alle Nederlandse nieuwverkopen gemiddeld hoger of lager uitvalt. TNO
constateerde voorafgaand aan het gebruik van CO2mpas namelijk dat er een groot
risico op budgettaire derving bestaat.2
Door deze tegenstrijdige signalen en het
gebrek aan betrouwbare data over de WLTP kan ik op dit moment niet beoordelen
of de CO2mpas methode leidt tot een hogere of lagere BPM. Wel ben ik van mening
dat de totale opbrengst van de BPM niet zou moeten stijgen enkel als gevolg van
de overstap naar de WLTP-testmethode. Daarbij wil ik benadrukken dat het niet
mogelijk is om op het niveau van individuele voertuigen een budgettair neutrale
omzetting naar de WLTP te garanderen. Daarvoor zijn de verschillen tussen de
WLTP-testmethode en de NEDC-testmethode te groot.
Ik heb begrip voor de zorgen die over dit onderwerp leven bij de automobilist en
de autobranche. De instroom van WLTP-geteste auto’s wordt gemonitord door de
ministeries van Financiën en Infrastructuur en Waterstaat in samenwerking met de
RDW. Om een beter beeld te vormen van de gevolgen van de invoering van de
WLTP en de CO2mpas rekenmethode heb ik opdracht gegeven deze samenwerking
uit te breiden met TNO en de autobranche. Ik streef er op die manier naar om zo
snel als mogelijk op basis van voldoende betrouwbare data de omslag naar de
WLTP in de BPM budgettair neutraal, en vanzelfsprekend ook op een voor de
Belastingdienst uitvoerbare wijze, te realiseren. Ik zeg bij deze toe uw Kamer op de
hoogte te houden over de voortgang in dit complexe proces.
Vraag 4
Deelt u voorts de mening dat het onaantrekkelijker maken van de aanschaf van
nieuwe auto’s negatieve milieueffecten kan hebben, omdat nieuwe auto’s over het
algemeen schoner zijn?
Vraag 5
Welke bijdrage kan een jonger en zuiniger wagenpark hebben in het kader van het
voldoen aan de klimaatdoelstellingen voor mobiliteit? Hoe komt een verjonging
van het wagenpark aan bod in de kabinetsplannen? Bent u het eens dat juist een
moderner wagenpark veel kan bijdragen aan de milieuwinst en dat de overheid
daarbij, in de te maken keuzes hoe dit te bereiken, zoveel mogelijk
technologieneutraal dient te zijn?
Vraag 6
Wat kan de overheid doen teneinde het Nederlandse wagenpark te vernieuwen,
zodat ook winst op het gebied van veiligheid, milieu en luchtkwaliteit kan worden
behaald door een gemiddeld jonger wagenpark, zeker daar het Nederlandse
wagenpark al relatief oud is?
Vraag 7
Welke stimuleringsmaatregelen kennen andere Europese landen teneinde hun
wagenpark bij de tijd, en dus schoner, te houden? Wat zijn de verschillen met
Nederland en waarom zijn voor deze verschillen gekozen? Zou een meer
eenvormige systematiek een verbetering voor de interne markt en milieuwinst
kunnen opleveren?
Antwoord 4, 5, 6 en 7
Vanwege de autonome verjonging van het wagenpark en aanscherpingen van
Europese emissienormen worden nieuwe auto’s in Europa steeds schoner en
zuiniger. Hoewel deze verjonging op termijn kan leiden tot lagere uitstoot van CO2
en schadelijke stoffen is dit onvoldoende om significant tegemoet te komen aan de
klimaatdoelstellingen van dit kabinet en de transitie naar emissievrij rijden. Het
kabinet zet dan ook niet specifiek in op versnelde verjonging van het wagenpark.
In plaats daarvan stimuleert het kabinet de transitie naar emissievrij rijden.
Hiervoor gelden forse fiscale voordelen, zoals een vrijstelling van BPM en MRB en
een korting op de bijtelling bij privégebruik van een auto van de zaak. Daarnaast is
in Nederland de BPM sterk gedifferentieerd op CO2-uitstoot en geldt bovendien een
forse dieseltoeslag. Dit stimuleert de Nederlandse automobilist om, bij de keuze
voor een nieuwe auto, te kiezen voor een schone en zuinige auto. Voor zover mij
bekend zijn er in Europese landen geen structurele maatregelen die specifiek zien
op versnelde verjonging van het wagenpark. Wel kennen allerlei landen
(stimulerings)maatregelen, zoals aanschafsubsidies, tolvrijstellingen en gratis
parkeren, om de keuze voor een schone, zuinige of elektrische auto aantrekkelijk
te maken. Landen kiezen hierbij voor de maatregelen die het beste passen bij de
nationale situatie voor wat betreft infrastructuur, mobiliteitseisen en het fiscale
klimaat. Om Europabreed tot een snellere vergroening van het wagenpark te
komen zullen de Europese emissienormen voor de komende tien jaar flink moeten
worden aangescherpt zodat autofabrikanten meer moeten inzetten op het
produceren van emissievrije auto’s.
1 Kamerstukken II, 2016/17, 34 553, nr. 9.
2 Kamerstukken II, 2016/17, 34 553, nr. 9, bijlage