Beantwoording vragen over de mogelijke overname van C&A
Vraag 1
Kent u de berichtgeving over de mogelijke overname van C&A door Chinese
investeerders?1
Ja.
Vraag 2
Welke motivatie bestaat er voor de eigenaren van C&A om (een deel van) het
bedrijf te verkopen? Bent u bereid dit na te gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mijn ministerie is in contact met C&A naar aanleiding van de berichtgeving over
een mogelijke overname. In deze contacten heeft C&A, net als in haar persbericht,
de berichten over de mogelijke verkoop ontkend nog bevestigd. Het bedrijf geeft
daarbij verder aan dat het werkt aan een transformatiestrategie waarbij ook naar
mogelijkheden wordt gekeken om te accelereren in groeimarkten zoals China,
opkomende markten en op digitaal vlak. Het bedrijf heeft daarbij aangegeven dat
samenwerkingen en andere vormen van externe investeringen hier onderdeel van
kunnen zijn.
In zijn algemeenheid is het verder niet aan mij om te speculeren over motieven
van de eigenaren van een bedrijf om wel of niet (een deel van) hun bedrijf te
verkopen.
Vraag 3
Op welke wijze worden werknemers betrokken bij de besluitvorming omtrent de
eventuele overname? Hebben zij zeggenschap over mogelijke overnames? Zo
nee, bent u bereid werknemers ook een stem te geven in de besluitvorming over
overnames?
De belangen van werknemers worden behartigd door de ondernemingsraad. Op
basis van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) heeft de ondernemingsraad
het recht om advies te geven over een voorgenomen besluit van het bestuur om
de zeggenschap over de onderneming of een deel daarvan over te dragen
(artikel 25 lid 1). Door gebruik te maken van zijn agenderingsrecht (artikel 23 lid 1)
en informatierecht (artikel 23 lid 2) kan de OR van de bestuurder van de
onderneming alle informatie vragen die van belang is voor een bespreking met de
ondernemer over de overname, voor zover de ondernemer daarover beschikt. Op
grond van het initiatiefrecht (artikel 23 lid 3) kan de OR ook voorstellen doen voor
actie van de bestuurder van de onderneming.
Verder dienen werknemersorganisaties op basis van de SER Fusiegedragsregels
tijdig te worden geïnformeerd over een voorgenomen fusie of overname. Deze
regels hebben geen wettelijke status, maar worden in de praktijk wel door
ondernemingen onderschreven. Deze regels houden in dat de betrokken partijen
de vakbonden tijdig in kennis stellen, informatie verstrekken en de gelegenheid
bieden hun oordeel te geven vanuit het gezichtspunt van de in de onderneming
werkzame personen. Met ‘tijdig’ wordt bedoeld: vóórdat overeenstemming over de
fusie of overname wordt bereikt zodat het oordeel van de vakbonden van
wezenlijke invloed kan zijn op het al dan niet tot stand komen van de fusie of
overname. De partijen stellen de betrokken ondernemingsraden in de gelegenheid
kennis te nemen van het oordeel van de vakbonden, zodat de ondernemingsraden
dit in hun advies kunnen betrekken.
Vraag 4
Hoe gaat u zich ervoor inzetten dat een eventuele overname niet gepaard gaat
met het opknippen van het bedrijf en mogelijk banenverlies, zowel op korte als op
lange termijn?
Zoals eerder bij vraag 2 aangegeven is momenteel onbekend of de eigenaren van
C&A voornemens zijn om (een deel van) het bedrijf te verkopen. Het is daarom
prematuur om te speculeren over eventuele gevolgen van een overname en de
mogelijke gevolgen voor activiteiten en werkgelegenheid in Nederland.
Uitgangspunt van mijn beleid is dat de ondernemer onderneemt en de overheid
bedrijven faciliteert en stimuleert om in Nederland te ondernemen. Dit doet de
overheid onder meer door te zorgen voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat,
waardoor bedrijven in Nederland concurrerend kunnen zijn op de mondiale markt
en vanuit Nederland willen blijven opereren. Bij het goede vestigingsklimaat in
Nederland hoort ook dat de overheid de eigen verantwoordelijkheid van een
bedrijf respecteert indien een beslissing vanwege bedrijfseconomische redenen
wordt genomen. Het is aan het bestuur van een bedrijf om strategische
heroriëntatie door te voeren, waar bijvoorbeeld het aantrekken van externe
financiers of een mogelijke verkoop uit voort kan komen. Mijn ministerie houdt in
dergelijke gevallen actief een vinger aan de pols en analyseert welke gevolgen de
eventuele aanpassing van de strategie kan hebben. In de contacten met deze
bedrijven is altijd de inzet om te bezien hoe activiteiten en werkgelegenheid voor
Nederland te behouden of uit te breiden.
Vraag 5
Kunt u ingaan op “De zaak Organon”, waaruit blijkt dat buitenlandse overnames
niet leiden tot meer investeringen of meer werkgelegenheid, zelfs integendeel?2
Het boek gaat, zoals de auteurs zelf ook in het boek aangeven, specifiek over
Organon: over het ontstaan van Organon, de integratie in Akzo, de voorgenomen
beursgang maar uiteindelijke verkoop aan Schering-Plough, de overname daarvan
door Merck en de diverse herstructureringen. Het boek beschrijft ook het beleid
dat de gemeente Oss, de provincie Noord-Brabant en het Rijk hebben gevoerd en
dat onder meer, met een financiële bijdrage van Merck, heeft geleid tot het
oprichten van het Pivot Park in Oss.
Nederland heeft een open economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat. We
hebben hier een groot deel van onze welvaart aan te danken. Investeringen van
buitenlandse bedrijven in Nederland en Europa zijn onderdeel van het
economische proces. Het draagt bij aan de concurrentiekracht van onze economie.
Zo kunnen buitenlandse directe investeringen nieuwe kennis en ideeën
meenemen, en kunnen ze kansen bieden voor nieuwe investeringen en het
realiseren van schaalvoordelen. Daarnaast investeren Nederlandse investeerders
ook veel in andere landen.
Tot slot wil ik u ook wijzen op de bijdrage van buitenlandse bedrijven aan de
werkgelegenheid in Nederland. In 2014 waren deze buitenlandse multinationals
goed voor bijna 1,4 miljoen, zowel directe als indirecte, voltijdsbanen in Nederland
(bron: Internationaliseringsmonitor 2017-IV, CBS).
Vraag 6
Acht u het gewenst dat Chinese investeerders vrijwel onbeperkt overnames
kunnen doen in Nederland, terwijl het voor Nederlandse investeerders veel
moeilijker is om overnames te doen in China?
Zoals ook bij het antwoord op vraag 5 aangegeven dankt Nederland een groot deel
van haar welvaart aan onze open economie met een aantrekkelijk economisch
vestigingsklimaat.
Een open economie verhoudt zich echter slecht tot de barrières waar Nederlandse
investeerders vaak op stuiten wanneer ze overnames willen doen in landen buiten
de Europese Unie, zoals in China. Daarnaast verhoudt een open economie zich
slecht tot de problemen rond niet-marktgedreven investeringen uit derde landen
op de Europese markt. Voor het goed functioneren van de markt, vinden we het in
Europa van belang dat er sprake is van een gelijk speelveld, waarin investeerders
met elkaar concurreren op basis van marktgedreven economische factoren en niet
op basis van overheidsinmenging en staatssteun.
Zoals het BNC-fiche Mededeling en Verordening Investeringstoets3
beschrijft wil
Nederland op Europees niveau met derde landen afspraken maken voor een
betere balans. Zowel op het punt van een gelijk speelveld als op het punt van
wederzijdse markttoegang. Het is daarbij van belang dat op Europees niveau alle
mogelijkheden in kaart worden gebracht om onze zorgen over deze twee punten
te adresseren.
Vraag 7
Hoe gaan andere Europese landen om met Chinese investeerders en overnames
van bedrijven?
De zorgen over niet-marktgedreven investeringen en wederzijdse markttoegang
worden door meerdere landen in de Europese Unie gedeeld. Duitsland, Frankrijk en
Italië hebben vorig jaar hun zorgen hierover in een brief aan de Commissie geuit.
De brief gaf een impuls aan de discussie in Europa. Vanwege het
grensoverschrijdende karakter zijn wederzijdse markttoegang en nietmarktconforme
investeringen typisch onderwerpen waar een Europese
gezamenlijke aanpak wenselijk is, zonder door te schieten in protectionistische
maatregelen.
Er is vooralsnog geen volledige transparantie over overnames door bedrijven uit
derde landen in andere Europese landen en de markttoegang van Europese
bedrijven in derde landen. Onderhandelingen over overnames en markttoegang
vinden doorgaans plaats achter gesloten deuren en zijn daardoor niet transparant.
De informatie-uitwisseling hierover tussen lidstaten vindt tot op heden plaats op ad-hoc basis in bilaterale gesprekken. Daardoor is er geen volledig beeld van hoe
andere landen hiermee omgaan.
Op Europees niveau wordt op dit moment een coördinatiegroep opgericht. De
groep zal een structurele en intensievere informatie-uitwisselingsstructuur tussen
lidstaten faciliteren. Ook wordt er op Europees niveau gesproken over het
Commissievoorstel voor een Europees kader voor toetsing van buitenlandse
overnames (zie BNC-fiche zoals genoemd in antwoord op vraag 6). Bijna de helft
van de lidstaten hanteert toetsingsmechanismen voor buitenlandse directe
investeringen op grond van nationale veiligheid en openbare orde. Sommige
lidstaten hanteren daarbij een generieke toetsing (niet beperkt tot bepaalde
sectoren) voor alle inkomende buitenlandse investeringen. Andere lidstaten
kennen een toetsing in bepaalde strategische sectoren. Een aantal lidstaten kent
momenteel geen toetsing. Nederland borgt de nationale veiligheid bij buitenlandse
investeringen door een adequate sectorale wet- en regelgeving voor die sectoren
waarin zich risico’s kunnen voordoen.
1
https://www.trouw.nl/home/c-a-komt-mogelijk-in-chinese-handen~af1963e9/
2
Burgers J. en Heilbron J. (2018), 'De zaak Organon. Geneesmiddelen in de greep van
bedrijvenpoker'. Uitgeverij Prometheus.
3
Tweede Kamer, vergaderjaar 2017-2018, 22 112, nr. 2437