Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Hermans (VVD) over de signalen
het meeverhuizen naar een verpleeghuis niet altijd mogelijk is (2018Z00393).
1
Kent u het artikel ‘He Ouwelui, Ga eens even dood’? 1)
Ja.
2
Klopt de bewering in het artikel dat de mogelijkheid van het meeverhuizen van
een partner weliswaar in de wet staat, maar zorginstellingen niet verplicht zijn om
de mogelijkheid daartoe aan te bieden? Zo nee, waar blijkt dit uit? Zo ja, wat is
daarvan de achtergrond en komt het vaak voor, zoals het artikel suggereert?
4
Deelt u de mening dat samen oud worden een essentieel onderdeel is van goede
en liefdevolle zorg?
2 en 4.
Ik vind het belangrijk dat echtparen samen kunnen blijven wonen, ook als één van
de partners moet worden opgenomen in een zorginstelling. In de Wet langdurige
zorg (Wlz) is expliciet geregeld dat de partner van een echtpaar waarvan een van
beiden een geldige indicatie heeft voor opname in een instelling, opgenomen kan
worden in dezelfde instelling zonder zelf over een indicatie te beschikken.
Hoewel partneropname mogelijk is op grond van de Wlz kan het voorkomen dat de
zorginstelling van voorkeur niet beschikt over echtparenappartementen of dat
deze reeds bezet zijn. Het is niet mogelijk na te gaan hoe vaak dit voorkomt.
Partneropname wordt niet geïndiceerd door het CIZ, maar wordt geregistreerd op
het moment dat de zorginstelling de niet-geïndiceerde partner opneemt. Indien de
zorginstelling van voorkeur geen mogelijkheden heeft voor partneropname kunnen
echtparen zich wenden tot het zorgkantoor. Het zorgkantoor heeft een
inspanningsverplichting om bij een wens tot partneropname te bemiddelen naar
een passende plek. 1
Of echtparen uiteindelijk kiezen voor partneropname hangt ook af van de situatie
van de betrokken cliënten. Het komt voor dat de niet-geïndiceerde partner besluit,
na het afwegen van de mogelijkheden, geen gebruik te maken van de
mogelijkheid tot partneropname bijvoorbeeld omdat het geboden woon- of
zorgklimaat voor de niet-geïndiceerde partner onvoldoende aansluit bij zijn of haar
wensen en behoeften (bijvoorbeeld een niet-geïndiceerde partner zonder dementie
op een gesloten afdeling voor psychogeriatrie).
3
Hoe werkt dit in de praktijk na overlijden van de partner voor wie de indicatie in
het kader van de Wet langdurige zorg (Wlz) gold? Kan de mee verhuisde partner in
alle gevallen blijven wonen in de zorginstelling? Zo nee, wat zijn redenen waarom
dit niet kan? Heeft u een idee hoe vaak dit voorkomt? Welke verplichting heeft de
zorginstelling om een passende plek te vinden voor de achtergebleven partner?
In de Wlz is tevens geregeld dat de niet-geïndiceerde partner het recht op verblijf
behoudt in die instelling na het overlijden van zijn of haar echtgenoot dan wel na
het vertrek van zijn of haar echtgenoot naar een andere instelling. De nietgeïndiceerde
(achtergebleven) partner heeft hiermee het recht om in de instelling
te blijven wonen en kan niet worden verplicht te verhuizen. Het is wel zo dat
wanneer de niet-geïndiceerde partner in een wooneenheid met een intramurale
toelating voor twee plaatsen woont, hij of zij dan binnen redelijke termijn moet
verhuizen naar een eenpersoons wooneenheid. De niet-geïndiceerde partner blijft
een eigen bijdrage voor het verblijf in de instelling betalen.
Het komt voor dat de woonwensen van de niet-geïndiceerde partner na het
overlijden veranderen. In voorkomende gevallen kan de zorginstelling
ondersteunen bij het vinden van een passende nieuwe woonsituatie. De
zorginstelling is hiertoe echter niet verplicht.
1 Op 1-10-2017 is voor 1952 niet-geïndiceerde partners een indicatie voor partneropname
(ZZP0) geregistreerd. Hiervan zijn 1548 niet-geïndiceerde partners daadwerkelijk opgenomen
in een instelling. De afgelopen jaren groeit het aantal partneropnames in instellingen met ca.
200 per jaar. In ca. 400 gevallen komt om diverse redenen geen opname van de nietgeïndiceerde
partner tot stand. (bron: Zorginstituut).