Antwoord van de minister van Justitie en Veiligheid op de
schriftelijke vragen van het lid Van Dam (CDA) over het
boek ‘Dagboek van een getuige’ en ‘Slachtoffer mislukte
liquidatie Breda krijgt geen huurwoning’ (ingezonden 17
november 2017, nr. 2017Z15663)
Vraag 1
Kent u het boek «Dagboek van een getuige»1
en het bericht
«Slachtoffer mislukte liquidatie Breda krijgt geen
huurwoning»?2
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat slachtoffers van zware- en georganiseerde
criminaliteit en/of levensdelicten qua bescherming en
beveiliging vallen onder de werking van het stelsel
Bewaken en Beveiligen? Aan welke voorwaarden moeten
deze slachtoffers voldoen om in aanmerking te kunnen
komen voor overheidsbescherming, voortvloeiend uit het
stelsel Bewaken en Beveiligen? Kunnen mensen zelfstandig
beslissen uit het stelsel Bewaken en Beveiligen te stappen?
Vindt dit in de praktijk ook plaats? Welke verplichting blijft
er in zo’n situatie bestaan aan de zijde van de overheid?
Wordt daar in meegewogen de risico’s die mogelijk
optreden voor derden zoals omwonenden)?
Alle personen in Nederland kunnen in geval van bedreiging vallen
onder de werking van het Stelsel Bewaken en Beveiligen. Dat geldt
dus ook voor slachtoffers van zware en georganiseerde criminaliteit
en/of levensdelicten. Indien zij ook getuigen zijn in een strafzaak is
het mogelijk dat rondom deze personen maatregelen worden
getroffen in het kader van een getuigenbeschermingsprogramma
(zie ook mijn antwoord op vraag 3).
De essentie van persoons- en objectbeveiliging is dat er bepaalde
beveiligingsmaatregelen worden genomen omdat sprake is van
dreiging en risico. De overheid treft noodzakelijke
beveiligingsmaatregelen als deze dreiging dusdanig is dat een
burger (of de organisatie waarvoor deze werkzaam is) daar zelf
geen weerstand tegen kan bieden. De maatregelen hebben tot
doel de burger te beschermen tegen een aantasting van lijf of
goed. Zie ook de antwoorden op de schriftelijke Kamervragen die
het lid van Nispen kort geleden stelde naar aanleiding van het
bericht 'Beschermd door justitie, leven kapot'. 3
Na aangifte of
melding van bedreiging kunnen beveiligingsdeskundigen in een
individuele zaak beoordelen welke beveiligingsmaatregelen
noodzakelijk zijn. Het maatregelenpakket is uitdrukkelijk geen
onderwerp van onderhandeling.
Het komt in de praktijk voor dat mensen niet (volledig) willen
meewerken aan hun eigen beveiliging. Dit leidt ertoe dat de
overheid minder goed in staat is de aanvullende
verantwoordelijkheid te nemen voor de veiligheid van de
betreffende persoon en eventuele derden. In een dergelijk geval
wordt er met de bedreigde persoon gesproken om hem of haar
ervan te overtuigen dat het in het belang van zijn of haar eigen
veiligheid is om beveiligingsmaatregelen te accepteren en mee te
werken. Mocht de persoon nog steeds niet willen meewerken, dan
zal – afhankelijk van de casus en de mate van dreiging en risico
(ook voor derden)– blijvend geprobeerd worden om de persoon
toch te overtuigen. Uiteindelijk is het niet mogelijk bedreigde
personen te dwingen mee te werken aan hun eigen beveiliging.
Waar nodig en mogelijk kan de politie, in opdracht van het bevoegd
gezag, maatregelen treffen waardoor het risico voor derden zo
klein mogelijk wordt gemaakt. Hiervoor is geen toestemming van
de bedreigde persoon nodig.
Vraag 3
In welke gevallen vallen slachtoffers van zware- en
georganiseerde criminaliteit niet onder het stelsel Bewaken
en Beveiligen maar onder het landelijk
getuigenbeschermingsprogramma? Komt het voor dat
mensen niet langer in het
getuigenbeschermingsprogramma blijven of kunnen blijven
en vervolgens «terugvallen» op het stelsel bewaken en
beveiligen? Hoe wordt in die situatie voorzien in adequate
maatregelen?
Wanneer een slachtoffer een bijdrage heeft geleverd aan een
strafzaak, bijvoorbeeld als getuige, kan een slachtoffer in beginsel
in aanmerking komen voor getuigenbescherming wanneer er een
ernstige dreiging jegens het slachtoffer is ontstaan als gevolg van
het verlenen van medewerking aan het strafproces en daarmee
verband houdend overheidsoptreden. Er bestaan wezenlijke
verschillen tussen bescherming door het Team
Getuigenbescherming en bescherming binnen het Stelsel Bewaken
en Beveiligen. Ik verwijs in dat verband naar mijn antwoorden op
de Kamervragen van het lid Van Nispen van 11 augustus 2017 over
dit onderwerp.
Het komt voor dat mensen niet langer in het
getuigenbeschermingsprogramma kunnen blijven, bijvoorbeeld
omdat ze dat zelf niet meer willen of omdat ze zich niet aan de
afspraken houden waardoor de veiligheid van de getuige zelf, van
andere in een beschermingsprogramma opgenomen getuigen of
van medewerkers van het team getuigenbescherming in het
geding is. In dat geval wordt bezien welke maatregelen in het
kader van het Stelsel van Bewaken en Beveiligen kunnen worden
getroffen teneinde de getuige zo goed mogelijk te kunnen
beschermen tegen de bestaande dreiging. Het is afhankelijk van de
omstandigheden van het specifieke geval welke maatregelen
vervolgens worden getroffen. In ieder geval wordt zoveel mogelijk
rekening gehouden met afschermingsbelangen die kunnen spelen
rondom een te beschermen getuige.
Vraag 4
In hoeverre speelt bij het nemen van bewakings- en
beveiligingsmaatregelen door de overheid een rol dat
slachtoffers van zware- en georganiseerde criminaliteit in
het (recente) verleden (wellicht) zelf dader van en/of
verdachte van dan wel betrokkene bij crimineel handelen
zijn geweest? In hoeverre is binnen de politie en het
openbaar ministerie voorzien in het scheiden van
activiteiten ten aanzien van het opsporen van strafbare
feiten enerzijds en het nemen van maatregelen op het vlak
van bewaken en beschermen anderzijds?
De dreiging en het risico zijn in principe leidend bij het bepalen of
de overheid maatregelen treft. Het gegeven dat een bedreigde
persoon in het (recente) verleden zelf dader en/of verdachte van
dan wel betrokkene bij crimineel handelen is geweest, kan van
belang zijn voor het OM en de politie bij het maken van een risicoinschatting
van de mate en waarschijnlijkheid van de dreiging. Van
de bedreigde wordt hierbij volledige medewerking verlangd om de
dreiging en het risico te kunnen duiden.
De personen die binnen het OM en de politie zijn belast met het
nemen van maatregelen op het vlak van bewaken en beveiligen,
houden zich niet bezig met het opsporen van strafbare feiten.
Andersom houden degenen die zich met de opsporing van
strafbare feiten bezig houden zich niet met het treffen van
maatregelen ter bewaking en beveiliging bezig. Het zijn gescheiden
trajecten.
Vraag 5
Klopt het dat de kosten van bewaken en beveiligen van
slachtoffers/getuigen van zware- en georganiseerde
criminaliteit en/of levensdelicten ten laste van het
politiebudget komen? Heeft de politie voldoende budget om
deze kosten te dragen? Hoeveel heeft de politie in de jaren
2015 en 2016 besteed aan het bewaken en beveiligen van
personen in het kader van het stelsel bewaken en
beveiligen? Hoeveel daarvan werd besteed aan het
bewaken en beveiligen van slachtoffers van zware- en
georganiseerde criminaliteit? Om hoeveel bedreigde
personen ging het?
De taak om te bewaken en te beveiligen maakt onderdeel uit van
de politietaak. De veiligheid van personen, objecten en diensten is
in beginsel decentraal georganiseerd. Het lokaal bevoegd gezag is
verantwoordelijk voor het nemen van aanvullende
beveiligingsmaatregelen op basis van (voorstelbare) dreiging en
risico. De rijksoverheid heeft een bijzondere verantwoordelijkheid
voor een beperkte groep personen, objecten en diensten. De
kosten voor maatregelen rondom beschermde getuigen komen
hoofdzakelijk ten laste van het politiebudget. Hierbij wordt per
afzonderlijke opdracht bepaald welke middelen en welke
maatregelen nodig zijn (en voor welke duur) om de veiligheid van
de te beveiligen persoon zo goed mogelijk te waarborgen. Vanwege
veiligheidsrisico’s worden deze uitgaven niet nader toegerekend,
omdat daar informatie over de beveiliging van personen aan zou
kunnen worden ontleend.
1 Dagboek van een getuige, het nieuwe boek van Astrid Holleeder, ISBN 9789048843510.
2 AD.nl, 16 november 2017: https://www.ad.nl/breda/slachtoffer-mislukte-liquidatie-bredakrijgt-geen-huurwoning~a6df4bcd/
3 Aanhangsel Handelingen II 2017/18, 118.