Vragen van het lid Futselaar (SP) aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over
het nieuws dat dode en kreupele kippen zijn aangetroffen in een eierboerderij (ingezonden
21 december 2017, kenmerk 2017Z18646).
1
Bent u bekend met het bericht ‘Undercoverbeelden tonen dode kippen op eierboerderij’?1
Ja.
2
Zijn de genoemde filmbeelden bekend bij u? Zo ja, kunt u bevestigen of de beelden inderdaad zijn
opgenomen bij de in het artikel genoemde Nederlandse pluimveehouders?
De filmbeelden zijn bij mij bekend. Ik kan niet bevestigen of de beelden inderdaad opgenomen zijn
op de vermelde adressen.
3
Zijn de vertoonde bedrijven recent gecontroleerd door de Nederlandse Voedsel- en
Warenautoriteit? Zo ja, zijn daarbij overtredingen geregistreerd?
De NVWA heeft de afgelopen twee jaar op een aantal van de door Ongehoord genoemde locaties
gecontroleerd. De controles betroffen verschillende onderwerpen, waaronder ophokplicht en
monstername in het kader van fipronil. Hierop zijn geen overtredingen geregistreerd. Een NVWAinspecteur
heeft overigens altijd de ruimte om zelfstandig een inspectie op bijvoorbeeld welzijn te
initiëren als hij daar aanleiding toe ziet. Echter, dat heeft zich blijkens de wijze van handelen
tijdens deze inspecties, niet voorgedaan.
4
Kunt u een overzicht geven van de dierenwelzijnseisen waar deze bedrijven aan moeten voldoen
gezien de predicaten waarover zij beschikken?
In de regelgeving zijn voor legpluimveebedrijven specifieke houderijvoorschriften vastgelegd,
evenals generieke regels met als doel om daarmee een minimale staat van dierenwelzijn te
waarborgen. Voor bedrijven met het Beter Leven Keurmerk gelden nog aanvullende eisen, op basis
van de afspraken met de Dierenbescherming.
De wettelijke vereisten voor legpluimveebedrijven komen voort uit Europese regelgeving en zijn
vastgelegd in de Wet dieren, het Besluit houders van dieren en het Besluit diergeneeskundigen.
Voor vrije uitloopkippen en biologisch pluimvee gelden nog aanvullende (Europese) eisen met
betrekking tot onder andere de uitloop en de bezetting. Naast de naleving van regels over
bezettingsdichtheid en overige huisvestingsvoorwaarden is een goed vakmanschap van de
veehouder van groot belang voor het dierenwelzijn, aangezien niet alles zich in specifieke regels
laat vastleggen. Dit geldt voor alle huisvestingssystemen.
5
Kunt u een overzicht geven van de sterftecijfers van dieren in Nederlandse kippenbedrijven,
uitgesplitst naar de verschillende keurmerken die er zijn?
De enige sterftecijfers die mij ter beschikking staan voor legpluimvee zijn de cijfers uit de
Kwantitatieve Informatie Veehouderij (KWIN). Deze jaarlijkse uitgave van de Wageningen
Universiteit bevat kengetallen van de verschillende sectoren. Voor legpluimvee zijn de kengetallen
in KWIN afkomstig van pluimveehouders die werken met het managementprogramma LegManager.
Hierdoor geven deze slechts een beperkt inzicht omdat slechts gegevens van een deel van de
sector zijn opgenomen. De sterftecijfers in KWIN zijn lastig te vergelijken tussen de verschillende
jaren en huisvestingssystemen, omdat de uitvalpercentages niet in dezelfde levensweek zijn
bepaald. Een koppel legkippen zal op 100 weken doorgaans een hoger uitvalpercentage hebben
dan op 70 weken. Grofweg liggen de uitvalpercentages volgens KWIN bij leghennen rond de 8% en
lijken er geen grote verschillen te zijn tussen de verschillende huisvestingssystemen die de
wetgeving kent. De sterftecijfers voor bedrijven met het Beter Leven keurmerk worden als zodanig
niet bijgehouden in KWIN.
6
Deelt u de mening dat het zorgwekkend is dat ook bij biologische-, Beter Leven- en Rondeelbedrijven
kennelijk nog dergelijke beelden kunnen worden opgenomen? Zo ja, bent u bereid om
samen met dierenbeschermers en pluimveehouders te zoeken naar oplossingen om het leven van
dieren in kippenhouderijen verder te verbeteren?
De getoonde beelden zijn zorgwekkend. Ik wil echter niet op basis van deze enkele beelden een
heel systeem afwaarderen. Ook factoren zoals het management van de pluimveehouder en
ziektedruk zijn van grote invloed op het welbevinden van de dieren. Zoals ik ook heb aangegeven
in de beantwoording op de Kamervragen met als kenmerk 2017D38637 van 22 december 2017,
heeft de houder de morele en wettelijke plicht om goed voor zijn dieren te zorgen. Het is aan de
houder om de sterfte tot een minimum te beperken. Dat er dieren ziek worden en sterven is helaas
niet helemaal te voorkomen. De omvang en de oorzaak van de sterfte kan echter wel variëren per
houder. Het is aan de sector om naar oplossingen te zoeken om het leven van pluimvee te
verbeteren. Ik ben zeker bereid, indien pluimveehouders en dierenbeschermers met concrete
voorstellen komen, om hierover in gesprek te gaan.
1 AD, 20 december 2017: https://www.ad.nl/economie/undercoverbeelden-tonen-dode-kippen-op-eierboerderij~ad53caf0/