Beantwoording vragen over mogelijke mijnbouwactiviteiten aan de
grens met België bij Zuid-Limburg
1
Bent u bekend met het bericht ‘Limburgs stilste hoekje vreest Waalse
zinkzoekers’?1
Ja. Het in 2017 opgerichte Belgische bedrijf WalZinc is voornemens bij de Waalse
overheid een vergunning aan te vragen voor het uitvoeren van een onderzoek
naar het voorkomen van zink, lood en verschillende zeldzame metalen in de
ondergrond in de omgeving van de gemeente Plombières (provincie Luik, België).
WalZinc zal voor het onderzoek vooral gebruik maken van niet-invasieve
geofysische meettechnieken zoals bijvoorbeeld gravimetrie en elektrische
weerstandstomografie. Er zullen waarschijnlijk ook enkele boringen worden
uitgevoerd. Dit onderzoek zal naar verwachting 4 tot 5 jaar duren.
2
Bent u door de Belgische autoriteiten op de hoogte gesteld van de Belgische
vergunningverlening voor het onderzoek naar bodemschatten aan de zuidelijkste
grens van ons land? Zo ja, op welke wijze? Is deze vergunning vergelijkbaar met
een opsporingsvergunning onder de Nederlandse wetgeving?
3
Heeft u, of naburige Nederlandse gemeenten en de Provincie Limburg, de
mogelijkheid gehad om hier een zienswijze over in te dienen of bezwaar tegen te
maken bij de verantwoordelijke Belgische autoriteiten? Zo nee, op welke wijze
wordt de omgeving, ook over de grens, betrokken bij de vergunningverlening?
Antwoord 2 en 3
Ik ben door de Belgische autoriteiten niet op de hoogte gesteld. Het is bij
initiatieven langs de grens gebruikelijk dat de lokale overheid waar het initiatief
wordt genomen de desbetreffende gemeentes en provincie van het buurland
informeert.
Op 4 oktober 2017 heeft in de gemeente Plombières een informatiebijeenkomst
plaatsgevonden. De provincie en de gemeenten waren over het initiatief en deze
bijeenkomst niet op voorhand geïnformeerd. Aan iedereen is de mogelijkheid
geboden om binnen veertien dagen na de bijeenkomst een reactie te sturen aan
het gemeentecollege van Plombières. De provincie Limburg, de nabij gelegen
Limburgse gemeenten Gulpen-Wittem en Vaals en ook de stichting VVV Zuid
Limburg hebben per brief gereageerd.
De Nederlandse wetgeving met betrekking tot opsporingsvergunningen is niet
gelijk aan de Belgische wetgeving maar er zijn wel overeenkomsten. De in
voorbereiding zijnde aanvraag van WalZinc betreft een vergunning voor het
uitvoeren van een onderzoek naar het voorkomen van zink, lood en andere
metalen. Dit is vergelijkbaar met een opsporingsvergunning als bedoeld in artikel
6 van de Mijnbouwwet. Indien het onderzoek voor WalZinc aanleiding geeft om het
initiatief te nemen om te komen tot het winnen van onder andere lood en zink dan
zal men eerst een concessie moeten verkrijgen van de Waalse overheid. Hiervoor
zal men een openbare procedure moeten starten waarbij inspraak mogelijk is. De
voorgenomen mijnbouwactiviteit langs de grens kan mogelijk leiden tot
grensoverschrijdende milieueffecten. Uitgaande van het door de EU in 1991
ondertekende Espoo VN-verdrag zal dan ook een milieueffectrapportage moeten
plaatsvinden aan de Nederlandse zijde van de grens. Daarnaast heeft de Belgische
overheid dan ook de verplichting om de Nederlandse burgers en autoriteiten op
een vergelijkbare wijze als de Belgische burgers en autoriteiten te betrekken in de
procedure.
4
Bent u bekend met de gezamenlijke bieding die georganiseerd wordt door Nikhef
en de Provincie Limburg om de Einstein Telescoop (genoemd in de Nationale
Roadmap Grootschalige Wetenschappelijke Infrastructuur) waarmee onderzoek
gedaan gaat worden naar zwaartekracht golven?2
Weet u dat er buiten de Zuid-Limburgse bodem maar twee andere plaatsen voor
geschikt zijn voor deze “Large-scale Cryogenic Gravitational Wave Telescope” in
Europa?
5
Vindt u dit project een mogelijkheid om te investeren in onderzoek van
wereldniveau in Nederland? Zo ja, hoe gaat u de bieding steunen?
Antwoord 4 en 5
De ambities van het Nikhef en de Provincie Limburg zijn mij bekend. Uit het door
de EU-gefinancierde rapport “Einstein gravitational wave Telescope conceptual
design study”3
blijkt dat de gesteldheid van de ondergrond in de Limburgse
grensregio geschikt is om een Einstein Telescoop te herbergen. Tevens laat het
rapport zien dat ook Sardinië en het Hongaarse Matra gebergte in de regio van
Budapest goede kandidaten zijn.
De Einstein Telescoop is opgenomen in de Nationale Roadmap van NWO en heeft
daardoor onze aandacht. Met steun van het Ministerie van OCW en de
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) is een taskforce
ingericht om de positieve indicaties die er zijn voor de ontwikkeling van een
Einstein Telescoop in de grensregio verder te onderzoeken. Via
haalbaarheidsstudies, aanvullend bodemonderzoek en coalitievorming zal inzicht
worden verkregen over de Nederlandse positie bij de ambitie om de Einstein
Telescoop in Europa te realiseren. Deze informatie is noodzakelijk om tot een
weloverwogen standpunt te komen. Het zou bij de daadwerkelijke bouw van een
Einstein Telescoop om een miljardeninvestering gaan. Als gastland wordt
doorgaans een minimale bijdrage van een derde van de totale investeringskosten
verwacht. Een weloverwogen keuze is essentieel. Het is op dit moment nog te
vroeg om een positie in te nemen.
6
Zouden volgens u de mijnbouwactiviteiten vlak over de grens de totstandkoming
van de Einstein Telescoop in Zuid-Limburg in de weg kunnen staan?
Uit het hierboven genoemde rapport blijkt dat een rustige ondergrond een
belangrijke voorwaarde is voor de voorziene Einstein Telescoop. De voorziene
Einstein Telescoop zal op een diepte van circa 200 meter in de ondergrond worden
gebouwd. De ondergrond is mede bepalend voor de nauwkeurigheid van het
instrument. Zuid-Limburg is als locatie voor de Einstein Telescoop geschikt
vanwegede combinatie van een zachte bovengrond en daaronder hard gesteente,
wat een speciale dempende werking heeft op trillingen. Ook op de bovengrond
moet het zo rustig mogelijk zijn. Dat betekent onder andere zo min mogelijk zware
industrie, spoorlijnen en vrachtverkeer. Aan deze voorwaarden wordt in ZuidLimburg
voldaan. Het KNMI maakt ook gebruik van deze gunstige omstandigheden
en heeft daarom in de Heimansgroeve (Vijlen, gemeente Vaals) haar meest
gevoelige meetstation geplaatst. Hiermee worden trillingen afkomstig van
aardbevingen van over een groot deel van de wereld geregistreerd.
Ondergrondse mijnbouw aan de Belgische zijde van de grens in Zuid-Limburg kan
leiden tot kleine trillingen in de ondergrond. Deze trillingen kunnen, in de vorm
van ruis, van invloed zijn op metingen van het KNMI en de voorziene Einstein
Telescoop. Het is op dit moment nog te vroeg om te kunnen stellen dat de
mogelijke mijnbouw aan de Belgische zijde van de grens de totstandkoming van
de Einstein Telescoop in de weg zal staan. Dit zal samen met de initiatiefnemer
WalZinc en de Belgische autoriteiten nader onderzocht moeten worden. Ik
ondersteun dan ook van harte het initiatief dat de provincie Limburg heeft
genomen om tot een goede afstemming te komen met de Belgische autoriteiten.
7
Vindt u dat dit project niet doorkruist zou moeten worden door
mijnbouwactiviteiten vlak over de grens? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
8
Wat is het verdere vergunningentraject voor mogelijke mijnbouwactiviteiten aan
de Zuid-Limburgse grens met België en wat is daarbij uw inzet?
Antwoord 7 en 8
Het gaat hier over een mijnbouwactiviteit in België. Ik ga in dit geval niet over het
al dan niet verlenen van vergunningen voor opsporing en later de eventuele
winning van deze delfstoffen.
Ik ondersteun de actieve opstelling van de provincie Limburg en de betrokken
gemeenten. De provincie Limburg heeft het initiatief genomen om in contact te
komen met de Waalse overheid om onder andere duidelijkheid te krijgen over de
Belgische procedures.
De Provincie Limburg zal mij informeren over de uitkomsten van de nog te voeren
gesprekken met de Waalse overheid. Indien daaruit blijkt dat overleg op landelijk,
Benelux of Europees niveau noodzakelijk is, dan zal ik mij daarvoor inzetten.
1
NRC, 15 november 2017, www.nrc.nl/nieuws/2017/11/15/limburgs-stilste-hoekje-vreest-waalse-zinkzoekers13779824-a1581247
2
Bijlage bij Kamerstuk 27406, nr. 224
3
http://www.et-gw.eu/index.php/etdsdocument