Antwoorden van de Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van de
leden Voordewind (ChristenUnie) en Van Helvert (CDA) over het
stemgedrag van Nederland in de Verenigde Naties.
Vraag 1
Op welke wijze en door wie wordt bepaald of Nederland voor of tegen stemt bij
resoluties van de Verenigde Naties? Kunt u dit proces nauwkeurig beschrijven?
Een ontwerptekst toetst het kabinet inhoudelijk aan staand kabinetsbeleid en
internationaal recht. Ontwerpresoluties die aan de orde komen in VN-fora beziet
het kabinet in het licht van informatie over de ontstaansgeschiedenis, bedoelingen
van de auteurs en mogelijke gevolgen van de tekst, alsmede het krachtenveld. In
veel gevallen maakt een ontwerpresolutie deel uit van een cyclus, waarbij de
vraag centraal staat of een bijstelling van de bij een vorige gelegenheid
ingenomen Nederlandse positie aangewezen is. Ook relevante overeengekomen
beleidslijnen van de EU spelen daarbij een leidende rol. Indien de tekst niet
aansluit bij deze uitgangspunten streeft Nederland, meestal in samenspraak met
andere delegaties, naar aanpassing van de tekst. Om de Nederlandse invloed te
maximaliseren in het onderhandelingsproces coördineert Nederland de inzet met
EU-lidstaten en in voorkomende gevallen ook met andere gelijkgezinde landen.
Uiteindelijk volgt een steminstructie. De Minister van Buitenlandse Zaken is
daarvoor verantwoordelijk.
Vraag 2
Op welke wijze vindt democratische controle op het stemgedrag plaats door het
Nederlandse parlement, vooraf en achteraf? Op welke wijze kan het parlement
aanwijzingen meegeven aan de Nederlandse delegatie en hoe wordt
verantwoording afgelegd?
Vraag 3
Bent u van mening dat democratische controle voldoende is geborgd in het
huidige proces of zijn aanpassingen nodig om dit beter te borgen?
Antwoord op vragen 2 en 3
Het Nederlandse stemgedrag in internationale organisaties is een direct uitvloeisel
van het Nederlandse buitenlands beleid. Over de verschillende facetten van het
buitenlands beleid wisselt de minister van Buitenlandse Zaken van gedachten met
het parlement, op elk moment dat het parlement dat wenst. Bij de diverse
instrumenten die het parlement ter beschikking staan om democratische controle
uit te oefenen op dit beleid (waaronder het maandelijkse Algemeen Overleg Raad
Buitenlandse Zaken, Kamervragen, moties e.d.) komt het stemgedrag van
Nederland in de Verenigde Naties grondig en frequent aan de orde.
Vraag 4
Is het waar dat er is afgesproken dat binnen de EU in principe alle landen hetzelfde
stemmen? In hoeverre voelt de Nederlandse regering zich aan deze afspraak
gebonden?
Vraag 5
Wanneer en waar is deze afspraak impliciet of expliciet gemaakt? Heeft het
Nederlandse parlement zich ooit uitgesproken over deze afspraak?
Antwoord op vragen 4 en 5
Er is geen principe-afspraak binnen de EU dat alle lidstaten hetzelfde stemmen.
Op basis van artikel 34, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie
(“Verdrag van Lissabon”, dat door het Nederlands parlement is goedgekeurd)
hebben de lidstaten wel een verplichting om hun optreden in internationale
organisaties en op internationale conferenties te coördineren en in deze fora de
standpunten van de Unie te verdedigen. De EU zet zich in voor multilaterale
samenwerking en probeert als zodanig actief de VN te ondersteunen bij het
uitvoeren van eerder overeengekomen beleid. Zowel een effectief
Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) alsook een sterke VN
zijn in het belang van Nederland. Wanneer een specifieke resolutie in de Algemene
Vergadering van de VN niet valt onder een eerder in het kader van het GBVB
vastgestelde EU-beleidslijn (zoals die over het initiatief voor een verdrag dat
kernwapens verbiedt) of de leden van de EU door hun eigenstandige afweging van
nationale belangen geen overeenstemming kunnen bereiken over een specifieke
toepassing van een beleidslijn, dan stemmen Nederland en de andere leden
volgens hun nationale positie. Ook in dat stadium weegt het kabinet de positie van
gelijkgezinden in het resulterende krachtenveld mee, dat tot op het laatste
moment kan wijzigen.