Antwoorden van de minister van Justitie en Veiligheid op de vragen van
het lid Rutte (VVD) over het bericht 'Blunders Hoornse zedenzaak'
(ingezonden 23 november 2017, nr. 2017Z16149)
Vraag 1
Kent u het bericht 'Blunders Hoornse zedenzaak'? 1)
Ja.
Vraag 2
Bent u op basis van de bevindingen van de Inspectie Justitie en
Veiligheid van mening dat hier slechts sprake is van een incident of zijn
er ook structurele problemen bij de behandeling van zedenzaken naar
boven gekomen?
Vraag 3
Op welke specifieke punten moet de politie zich blijkens dit incident
ontwikkelen en verbeteren, gelet op hetgeen u schrijft in uw brief van 22
november 2017 dat ook dit incident laat zien dat de politie zich
voortdurend moet blijven ontwikkelen en verbeteren? Gebeurt dit al
voldoende of worden er ook nieuwe acties in gang gezet om te komen tot
ontwikkeling en verbetering?
Vraag 6
Gelden de verbeteringen in de taakuitvoering op basis van de inzichten
van de Inspectie alleen voor het zedenteam Noord-Holland of is bekeken
of ook op andere plekken verbeteringen in de taakuitvoering van
zedenteams doorgevoerd zouden moeten worden?
Antwoord vraag 2, 3 en 6
Het onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid richtte zich, zoals gemeld in
de brief 22 november 2017,1
op de taakuitvoering van de politie in deze specifieke
zaak. Daarom is het niet mogelijk op basis van deze bevindingen algemene
conclusies te trekken over de aanwezigheid van structurele problemen en/of de
taakuitvoering van andere zedenteams. Zoals ik aan uw Kamer heb toegezegd,
laat ik een onderzoek uitvoeren welke verbeteringen bij politie en verder in het
strafproces met betrekking tot zedenzaken nog verder wenselijk en haalbaar zijn.2
In zedenzaken wordt de grootst mogelijke zorgvuldigheid betracht door
gespecialiseerde zedenrechercheurs in nauwe samenwerking met zedenofficieren.
Uitgangspunt is het slachtoffer op maat te helpen en tegelijkertijd een goede start
te maken met het opsporingsproces. Dit vraagt veel van de zedenrechercheurs,
want maatwerk leveren aan vaak zeer kwetsbare slachtoffers is complex. De
zedenrechercheurs en zedenofficieren zijn continue bezig om nieuwe inzichten in
hun werk toe te passen naar aanleiding van cases en (wetenschappelijke)
onderzoeken. Daarnaast wordt er aan de professionaliteit gewerkt door middel
van vakdagen en worden verschillen tussen zedenteams bekeken door het
uitvoeren van audits. Een zaak als deze toont het belang van dit continue
leerproces.
Vraag 4
Is duidelijk geworden in hoeverre onderbezetting bij de politie en
verouderde ict-middelen een rol hebben gespeeld in deze casus?
De bezetting van team Zeden in de eenheid Noord-Holland is in overeenstemming
met de formatie van 43 fte. Dat verouderde ICT-middelen een oorzaak zouden zijn
voor het verloop van deze specifieke zaak, is blijkens het onderzoek van de
Inspectie JenV niet aan de orde.
Vraag 5
Is het gebruik van ict-middelen in zedenzaken ook een van de punten
waarop de politie zich moet ontwikkelen en verbeteren? Zo ja, welke
acties worden hiertoe ondernomen?
Bij het gebruik van ICT-middelen ter ondersteuning van alle werkprocessen (dus
ook zeden) wordt regelmatig bekeken, op basis van de technologische
ontwikkelingen, of er mogelijkheden zijn om de werkprocessen beter te
ondersteunen. Momenteel wordt ingezet op digitaal rechercheren op diverse
plekken op internet, ook in relatie tot zeden, en verder wordt gekeken naar
internationale gegevensuitwisseling op dit gebied.
Vraag 7
Is bekeken of andere zedenteams in Nederland ook werken met een
duidelijk aanspreekpunt voor slachtoffers? Zo nee, ziet u aanleiding dat
alsnog te doen?
De politie zorgt ervoor dat in alle eenheden slachtoffers van zedendelicten of
andere betrokkenen op de juiste manier worden opgevangen en dat zij
geïnformeerd worden over hun rechten, de bestaande mogelijkheden tot
ondersteuning en waar nodig begeleid worden naar mogelijke vervolgtrajecten. De
wijze waarop hierin wordt voorzien kan per eenheid verschillen.
Vraag 8
Op welke manier kunt u waarborgen dat vrouwen die aangifte doen van
verkrachting dat direct kunnen doen, een helder aanspreekpunt hebben
en dat vanaf de eerste dag actief gewerkt wordt aan de opsporing van
de dader?
Zoals ik onlangs in mijn brief van 27 november 20173
met uw Kamer heb gedeeld
kunnen slachtoffers van seksueel misbruik terecht bij de politie of één van de
Centra voor Seksueel Geweld (CSG’s). Na een melding bij de politie voert de
politie met een slachtoffer een uitgebreid informatief gesprek. Daarin wordt het
slachtoffer geïnformeerd over de mogelijkheden van hulpverlening, het proces van
aangifte, slachtofferrechten, het recht op gratis rechtsbijstand en de mogelijke
impact van het strafrechtelijke traject. Het gesprek wordt gevoerd door
gespecialiseerde rechercheurs die getraind zijn in hun opstelling en op het
objectief benaderen van het feitenrelaas. In dit eerste gesprek kan het slachtoffer
direct aangifte doen.
De afgelopen jaren hebben de politie en het OM volop geïnvesteerd in het verder
verbeteren van de kwaliteit van het politieonderzoek naar zedenzaken. In mijn
brief van 27 november 2017 heb ik aan uw Kamer gemeld welke resultaten
hiermee zijn behaald. Politie en OM zullen blijven werken aan verdere
optimalisatie van deze belangrijke taak. Daarnaast beziet de minister voor
Rechtsbescherming de komende periode met de politie, de CSG’s, gemeenten en
organisaties als Slachtofferhulp Nederland hoe de meldingsbereidheid bij
zedenmisdrijven verder kan worden bevorderd.4
1 Kamerstukken II 2017/18, 29628, 744
2 Kamerstukken II, 2017/18, 34 843, 1
3 Kamerstukken II 2017/18, 34843, 1
4 Zoals toegezegd in de brief “WODC-onderzoek beleving slachtoffers zedenmisdrijven” van
12 september 2017 (Kamerstukken II 2016/17, 33552, nr. 33).