Antwoord op vragen van het lid Moorlag over ongelijke schadevergoedingen die grondeigenaren ontvangen bij de plaatsing van hoogspanningsmasten en leidingen op en onder hun grond

Beantwoording vragen over ongelijke schadevergoedingen die grondeigenaren ontvangen bij het plaatsen van hoogspanningsmasten en leidingen op en onder hun grond



1 Kunt u toelichten hoe de gedoogplicht in de Belemmeringenwet Privaatrecht (BP) van 1927 zich verhoudt tot de vrije onderhandelingen over schadevergoedingen tussen de beheerder van het hoogspanningsnetwerk en grondeigenaren die hun grond beschikbaar stellen?
Voor de aanleg en instandhouding van een hoogspanningsverbinding moet de netbeheerder gebruik kunnen maken van een strook grond (de zakelijk recht strook) ter plaatse van de hoogspanningsverbinding. De breedte van deze strook is onder meer afhankelijk van het masttype, de spanning en het aantal circuits van de verbinding. Voor deze strook spreken grondeigenaren en/of -gebruikers met de netbeheerder een recht van opstal af. Bij de vestiging van dit zakelijke recht dient het wettelijke principe van volledige schadeloosstelling te worden gehanteerd. Volledige schadeloosstelling betekent dat een grondeigenaar en/of -gebruiker voor en na de vestiging van het recht van opstal in een gelijkwaardige vermogens- en inkomenspositie moet verkeren.
De Belemmeringenwet Privaatrecht 1927 kan pas ter sprake komen als de netbeheerder en grondeigenaren geen overeenstemming kunnen bereiken over de vestiging van het zakelijk recht. De netbeheerder zal wel eerst een serieuze poging moeten doen om met de eigenaar tot overeenstemming te komen. Als dit zogenoemde minnelijke overleg niet tot overeenstemming leidt kan onder bepaalde vereisten een gedoogplicht worden opgelegd. Voordat een gedoogplicht kan worden opgelegd aan een eigenaar dient de minister van Infrastructuur en Waterstaat te hebben vastgesteld dat de verzoeker om een gedoogplicht een voldoende serieuze en redelijke poging heeft gedaan om zelf met de eigenaar tot overeenstemming te komen. Tegen het opleggen van een gedoogplicht is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

2 Kunt u de afkoop- en vergoedingsregelingen van alle huidige hoogspanningsmasten in kaart brengen en daarbij ingaan op hoe vaak de netwerkbeheerder aanspraak deed op de gedoogplicht, en in hoeveel gevallen de schadevergoeding is afgekocht? Zo ja, op welke termijn kunt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
De afkoop- en vergoedingsregelingen die betrekking hebben op bestaande hoogspanningsmasten zijn privaatrechtelijke afspraken tussen de netbeheerder en individuele grondeigenaren en/of gebruikers. Ik heb geen overzicht van uitkomsten van onderhandelingen in individuele situaties.
In zijn algemeenheid kan ik hierover wel het volgende melden. De schadevergoeding die grondeigenaren en andere rechthebbenden in het minnelijk overleg door de landelijke netbeheerder TenneT TSO BV wordt geboden, is gebaseerd op het systeem van de Belemmeringenwet Privaatrecht. Dit houdt in dat volledige schadeloosstelling wordt geboden. Volledige schadeloosstelling betekent dat een grondeigenaar en/of -gebruiker voor en na de vestiging van het recht van opstal in een gelijkwaardige vermogens- en inkomenspositie moet verkeren.
Met branchevereniging Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO ) zijn in 2013 daarnaast verschillende soorten andere vergoedingen overeengekomen. Naast de schadeloosstelling ontvangen de rechthebbenden voor het meewerken aan het afsluiten van een zakelijk recht overeenkomst van TenneT eenmalig een afsluitvergoeding voor het zakelijk recht. Voor het meewerken aan het kunnen inrichten van een werkterrein ontvangt de gebruiker van het betreffende perceel de meewerkvergoeding werkterrein. De hoogte van deze vergoedingen zijn in overleg met LTO-Nederland bepaald.
Omdat noch de afsluitvergoeding zakelijk recht noch de meewerkvergoeding werkterrein schadevergoedingen zijn, worden deze na het opleggen van een gedoogplicht niet toegekend. Een en ander is uitgewerkt en toegelicht in het schadebeleid van TenneT (Schade- en vergoedingengids).

3 Kunt u inzichtelijk maken in hoeveel gevallen er sinds 2013 overeenkomstig is gehandeld met de in datzelfde jaar met branchevereniging Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) overeengekomen vergoeding? Zo ja, op welke termijn kunt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 2 zijn met LTO afspraken gemaakt over de hoogte van verschillende soorten vergoedingen. In deze afspraken ligt de borging besloten dat in voldoende mate rekening wordt gehouden met belangen van agrariërs. TenneT hanteert daarom voor het minnelijk overleg een standaard vergoedingensystematiek en standaard zakelijk recht overeenkomsten met Algemene Bepalingen op basis van de in 2013 met LTO gesloten Bestuursovereenkomst. Individuele grondeigenaren en andere rechthebbenden worden sindsdien dus ook geen andere vergoedingen of andere voorwaarden aangeboden dan nu op grond van de Algemene Bepalingen bestaan.

4 In welke mate bent u van mening dat, gezien de liberalisering, internationalisering en verzelfstandiging van de hoogspanningsinfrastructuur, de grondeigenaar bij de aanleg van een leiding (op of onder zijn grond) naast de passende schadevergoeding een vergoeding toekomt voor het medegebruik van zijn eigendom ten behoeve van de leiding?
Zoals gezegd is het vestigen van een recht van opstal door de netbeheerder een overeenkomst van privaatrechtelijke aard. Voor de overeenkomst stelt de wet als minimumvereiste dat volledige schadeloosstelling moet zijn geborgd. Het staat partijen echter vrij om bovenwettelijke afspraken te maken over andere soorten vergoedingen. Een deel van de afspraken die met LTO zijn gemaakt over vergoedingen zijn bovenwettelijk. Dat geldt voor de afsluitvergoeding en voor de meewerkvergoeding. Een vergoeding voor medegebruik zou ook vallen in de categorie bovenwettelijke afspraken. Nu de wet hiertoe niet verplicht vind ik het aan de netbeheerder om te bezien of dit past binnen de uitvoering van zijn wettelijke taak. TenneT geeft aan dit niet passend te vinden vanwege de verantwoording die TenneT moet afleggen aan de ACM voor het doelmatig omgaan met middelen.

5 Is het u bekend dat er grondeigenaren zijn die de destijds overeengekomen afkoopsommen beleven als onder pressie afgedwongen en bent u van mening dat deze, in het licht van de ontwikkelingen nadien, niet meer van deze tijd zijn en redelijkerwijs aangepast dienen te worden naar de actuele maatstaven? Bent u bereid in gesprek te gaan met betreffende grondeigenaren?
Over in het verleden gemaakte afspraken over afkoopsommen zijn eerder vragen gesteld door de leden Çegerek, Leenders en Jacobi (allen PvdA) (ingezonden 24 februari 2017, kenmerk 2017Z03288). In de beantwoording daarvan is aangegeven dat het principe van schadeloosstelling altijd en overal is toegepast, onafhankelijk van de periode waarin de schadevergoeding is afgesproken. De manier waarop de schade is vergoed, bijvoorbeeld via een eenmalige afkoopsom of via een jaarlijkse vergoeding, kan wel verschillen en dat is ook wettelijk toegestaan.
Sinds eind jaren ‘80 wordt schade vergoed door middel van een jaarlijkse mastvergoeding. Daarvoor was er in bepaalde gevallen ook wel sprake van eenmalige afkoop. Dit verschil in vergoedingensystematiek is terug te voeren op het feit dat de verschillende netten (150 kV en 220/380 kV) in handen zijn geweest van verschillende netbeheerders. Inmiddels zijn al deze netten in handen van TenneT en wordt bij nieuwe verbindingen dezelfde vergoedingensystematiek gehanteerd.
Nu bij in het verleden gemaakte afspraken het wettelijke principe van volledige schadeloosstelling is gehanteerd zie ik geen aanleiding om afspraken aan te passen. Het staat grondeigenaren uiteraard vrij de destijds gemaakte afspraken door de rechter te laten toetsen.
Zie de website van TenneT: https://www.tennet.eu/fileadmin/user_upload/Company/Publications/Corporate_Brochures/Schade-_en_vergoedingengids.pdf

Indiener(s)