Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Kooiman (SP) over het bericht dat
psychische hulp aan kwetsbare jongeren ernstig in gevaar is (2017Z17996).
1.
Hoe oordeelt u over het bericht dat medewerkers in de jeugd-ggz aangeven dat
jongeren met grote psychische problemen te laat of soms helemaal niet geholpen
worden omdat het budget van de betrokken gemeente op is? 1)
Een kwetsbaar kind dat acuut zorg nodig heeft, moet altijd zo snel mogelijk
worden geholpen. Eventuele bestuurlijke of financiële vraagstukken mogen nooit
een reden zijn om een kind niet tijdig te behandelen. Ik heb met gemeenten en
jeugdhulpaanbieders de afspraak gemaakt wachttijden op regionaal niveau
inzichtelijk te maken en afspraken hierover in de inkoopcontracten van 2018 te
verwerken. Als er een onevenwichtigheid is tussen vraag en aanbod, dienen de
partijen zich tot het uiterste inspannen om tijdige passende hulp aan te bieden
binnen professioneel aanvaardbare tijden. Van alle gemeenten en aanbieders
verwacht ik dat zij die verantwoordelijkheid nemen. En dat zij regionale
expertteams inzetten met overwicht en doorzettingsmacht, om die jeugdigen, die
onmiddellijke hulp behoeven, met spoed naar het best beschikbare aanbod te
geleiden.
Met de decentralisatie is een goede beweging in gang gezet, maar we zijn er nog
niet. Een dergelijke grote verandering heeft nu eenmaal tijd nodig. Ordening,
uniformering en samenwerkingsbereidheid is nodig. Om rust te creëren en
daarmee ruimte voor vernieuwing. Maar ook om de continuïteit van specialistische
hulp te borgen.
2
Is het waar dat in veel situaties behandelingen met grote vertraging wordt gestart
omdat toestemming van de lokale ambtenaar ontbreekt? Bent u bereid dit uit te
zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Voorop staat dat gemeenten en aanbieders verantwoordelijk zijn om tijdig
passende hulp aan jeugdigen aan te bieden. Als een mogelijk vertraging van de
behandeling zich toch voordoet, kan een beroep gedaan worden op de bestaande
klachtenregelingen en in het uiterste geval op de gemeenteraad om omissies in de
toekenning en/of beschikking kenbaar te maken. Overigens zijn er gemeenten die
beschikkingsarm werken en deze alleen afgeven als een cliënt aangeeft bezwaar
te willen maken tegen het voorgestelde aanbod.
3
Wat vindt u ervan dat zo’n 60 procent van de kinderpsychiaters, -psychologen en
andere professionals in de jeugd-ggz aan het eind van het jaar soms geen nieuwe
intakes meer kunnen doen vanwege budgetplafonds? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Budgetplafonds gelden in de inkooprelatie tussen gemeenten en aanbieders.
Jeugdigen mogen hier niet de dupe van worden. Zie verder mijn antwoord op
vraag 1.
4
Wat vindt u ervan dat bijna driekwart van professionals die werken in de jeugd-ggz
aangeven dat groeiende wachtlijsten ten grondslag liggen aan de gebrekkige
organisatie bij hun gemeente? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik bij mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven, dienen gemeenten en
aanbieders, waar een onevenwichtigheid tussen vraag en aanbod zich voordoet,
zich tot het uiterste in te spannen om tijdige en passende hulp aan te bieden
binnen professioneel aanvaardbare tijden. Het komt inderdaad voor dat bij een
aanbieder wachtlijsten ontstaan. Dat hoeft geen probleem te zijn als in de regio
voldoende vergelijkbaar aanbod beschikbaar is.
Voor wachttijden worden veel verschillende redenen aangedragen in het artikel
van het AD, zoals de budgetplafonds, de gebrekkige gemeentelijke organisatie of
wijkteams die kinderen te lang vasthouden. Wachtlijsten kunnen juist ook worden
veroorzaakt doordat instellingen onnodig kinderen op de wachtlijst laten staan in
plaats van doorverwijzen naar collega-instellingen. En soms willen ouders wachten
totdat een hulpverlener vrijkomt waarin zij vertrouwen hebben.
In het NJI-onderzoek over wachtlijsten in historisch en internationaal perspectief,
dat de Kamer bij brief van 2 juni 2017 heeft ontvangen, wordt aangegeven dat
wachtlijsten een moeilijk grijpbaar fenomeen zijn. Mijn voorganger heeft
aanbieders en gemeenten gevraagd wachtlijsten op regionaal te publiceren en
afspraken te maken over hoe ermee om te gaan. Tevens verwacht ik veel van de
regionale expertteams.
Ten slotte kunnen aanbieders en gemeenten zelf ook onderzoek doen naar
werkelijkheden achter veronderstellingen. Een goed voorbeeld hiervoor is de
gemeente Roerdalen. Deze gemeente heeft kwalitatief onderzoek verricht naar
factoren die leiden tot het gebruik maken van specialistische
jeugdhulp.www.roerdalen.nl/portal/nieuws_42665/item/onderzoek-jeugdhulpRoerdalen_107479.html
5
Wat vindt u ervan dat 87 procent van de professionals in de jeugd-ggz aangeven
dat de werkdruk oploopt, zij meer uren kwijt zijn aan administratie, dat tweederde
ervaart dat zij minder tijd hebben om een goede diagnose te stellen en te bepalen
welke hulp een jongere nodig heeft? Wat gaat u hieraan doen?
Ik vind het zorgwekkend dat hulpverleners aangeven dat de administratieve lasten
zijn gestegen en dat dit ten koste gaat van de tijd die zij aan zorg kunnen
besteden. De aanpak van de administratieve lasten heeft ook de komende
kabinetsperiode prioriteit. Het Regeerakkoord bekrachtigt de ingeslagen weg. Er
loopt een aantal trajecten uitgevoerd door de VNG, de branches voor aanbieders
en mijn ministerie. Een van de belangrijkste maatregelen is het programma
Informatievoorziening Sociaal Domein, waarin onder meer uitvoeringsvarianten en
standaarden voor berichtenverkeer zijn uitgewerkt. Ik vind het belangrijk dat we
het gebruik van die uitvoeringsvarianten blijven stimuleren. Voor het verplicht
gebruik van standaarden voor het berichtenverkeer heb ik op 21 december 2017
een wetsvoorstel regionale samenwerking en vermindering uitvoeringslasten naar
de Tweede Kamer gestuurd. Daarnaast wil ik graag spreken met de sector over
aanvullende voorstellen om de lasten nog verder terug te dringen.
Voorts heb ik het initiatief genomen samen met mijn ambtsgenoot van J&V om
door middel van een verkennend arbeidsmarktonderzoek inzicht te krijgen in de
knelpunten (waaronder werkdruk) op de arbeidsmarkt voor jeugdhulpprofessionals
en welke oplossingen er mogelijk zijn.
6
Wat vindt u ervan dat arbeidsvoorwaarden versoberd zijn en dat er minder budget
is voor bijscholing? Hoe gaat u dit oplossen?
Het moet aantrekkelijk zijn voor jeugdhulpprofessionals om in de jeugdhulp te
werken. Goede arbeidsvoorwaarden en voldoende budget voor bijscholing kunnen
hieraan bijdragen. Ze zijn onderdeel van ‘goed werkgeverschap’, dat wil zeggen
dat werkgevers een aantrekkelijke werkomgeving bieden aan (huidige en
toekomstige) werknemers. Hiervoor zijn werkgevers en werknemers gezamenlijk
verantwoordelijk aan de cao-tafel.
De vraag in hoeverre factoren die te maken hebben met arbeidsvoorwaarden en
beschikbaarheid van budget voor bijscholing in de huidige situatie van invloed zijn
op de in- en uitstroom van jeugdhulpprofessionals, wordt betrokken bij het in mijn
antwoord op vraag 5 genoemde arbeidsmarkt verkennend onderzoek in het
jeugdhulpdomein.
Overigens wijs ik u er op dat ik werkgevers via het SectorplanPlus Zorg en Welzijn
reeds in staat stel om (via regionale sectorplannen) opleidingsprojecten voor
nieuwe werknemers te financieren. In dat kader stel ik voor de gehele sector tot
2022 € 325 mln. beschikbaar. Jeugdhulp maakt hier onderdeel van uit. Deze
middelen maken deel uit van de verdere ontwikkeling van de zorg- en
welzijnsbrede aanpak voor de arbeidsmarkt. Dit voorjaar ontvangt u hierover meer
informatie.
7
Wat vindt u ervan dat slechts 13 procent van de professionals in de jeugd-ggz nog
vertrouwen in heeft dat de huidige problemen opgelost worden? Hoe gaat u dit
vertrouwen terug winnen?
Het beeld dat naar voren gebracht is in het betreffende AD artikel naar aanleiding
van het onderzoek van Investico, dient mijns inziens te worden genuanceerd. Ik
deel echter de naar voren gebrachte zorgen. Het is een niet een geheel nieuw
beeld (groot deel zaken speelde ook al voor de invoering van de Jeugdwet). Zoals
ik in mijn antwoord op vraag 1 al heb aangegeven, is met de decentralisatie een
goede beweging in gang gezet. Maar we zijn er nog niet. Daarom lopen er de
nodige acties o.a. op het terrein van wachttijden, terugdringen administratieve
lasten, ordening en uniformeren van het zorglandschap, kwaliteit wijkteams en
een arbeidsmarktverkennend onderzoek.
Daarnaast verwacht ik ook dat de jeugd ggz sector zelf haar verantwoordelijkheid
neemt in het oplossen van problemen. Bijvoorbeeld dat er heldere informatie moet
komen over wachttijden, dat jeugdhulpaanbieders kinderen doorverwijzen als het
budgetplafond is bereikt en dat er meer integrale hulp voor geestelijke en
gedragsproblematiek tot stand komt. Verder dat kennis en kunde (van de
specialistische hulp) in alle segmenten van jeugdhulpverlening beschikbaar komt,
dat ouders en kinderen door de behandelaar bij de hand worden genomen bij het
vinden van de juiste zorg en ondersteuning en dat de hulp aansluit bij wat
kinderen en ouders echt nodig hebben. Hierover ga ik met de sector in gesprek.