2017Z17865
Vragen van het lid Kwint (SP) aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs
en Media over het bericht dat tonnen aan onderwijsgeld verloren gaan.
(ingezonden 13 december 2017)
1. Acht u het wenselijk dat scholen in zee gaan met dure uitzendbureaus en
bemiddelingsbureaus om leraren te werven, waardoor tonnen aan onderwijsgeld
terecht komen bij dit soort commerciële bedrijven? Kunt u uw antwoord
toelichten? 1)
Scholen en hun besturen zijn verantwoordelijk voor het aanstellen van voldoende
personeel om het onderwijs vorm te geven. Door de schaarste op de arbeidsmarkt
zien we dat het in het primair onderwijs zeker voor tijdelijke vervangingen lastig is
om voldoende leraren te vinden. Hoewel scholen en besturen vaak heel creatief
zijn in het vinden van oplossingen, lukt het echter niet altijd om een oplossing te
vinden binnen hun eigen personeelsformatie. In die situaties kan een beroep
worden gedaan op uitzend- en bemiddelingsbureaus.
Het inhuren van leraren via uitzendbureaus is overigens niet nieuw. De cao Primair
Onderwijs biedt hier ruimte voor in gevallen van vervanging wegens ziekte of
buitengewoon verlof, activiteiten van tijdelijke aard en bij onvoorziene
omstandigheden. Wat zich nu lijkt voor te doen is dat er uitzendbureaus zijn die de
schaarste op de arbeidsmarkt voor primair onderwijs aangrijpen om de tarieven
die zij in rekening brengen aan schoolbesturen te verhogen. Ik vind dit geen goede
ontwikkeling en begrijp de zorgen daarover van de schoolbesturen.
2. Hoeveel schoolbesturen maken gebruik van commerciële bedrijven om leraren
te werven?
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het aantal schoolbesturen dat gebruik
maakt van commerciële bedrijven om leraren te werven. Evenmin zijn er
betrouwbare gegevens beschikbaar over onderwijzend personeel dat door
schoolbesturen extern via derden wordt ingehuurd, het zogeheten personeel niet
in loondienst. Hetgeen wel bekend is staat in het rapport Personeel niet in
loondienst (PNIL) in het po, vo en mbo, dat uw Kamer afgelopen juni heeft
ontvangen. 1
Het rapport geeft aan dat de bestaande bronnen weliswaar
interessante informatie bevatten, maar dat dit niet toereikend is voor een goed
inzicht in de feitelijke aard, omvang en ontwikkeling van PNIL in de betreffende
sectoren. Ik vind het belangrijk om meer volledige en betrouwbare gegevens te
verzamelen over deze groep. Tijdens de afgelopen begrotingsbehandeling heb ik
daarom aan het lid Bruins (ChristenUnie) toegezegd te verkennen hoe er meer
gegevens over personeel dat niet in loondienst is, kunnen worden verzameld.
3. Weet u waarom schoolbesturen gebruik maken van uitzendbureaus en
bemiddelingsbureaus? Zo ja, wat zijn de redenen? Zo nee, bent u bereid dit te
onderzoeken en de resultaten daarvan met de Kamer te delen?
Uit de casestudies in het genoemde rapport blijkt dat verschillende besturen
verschillende inhoudelijke en financiële afwegingen maken bij de keuze een
beroep te doen op personeel dat niet in loondienst is. Bij het inschakelen van
onderwijzend personeel via PNIL gaat het om de vervulling van verschillende
soorten tijdelijke vacatures. In het primair onderwijs gaat het daarbij om vervulling
bij ziekte en zwangerschapsverlof, korttijdelijke vervanging en proefperiodes.
Hierbij wordt PNIL door het bestuur bijvoorbeeld ingezet als een flexibele schil,
omdat men niet beschikt over een vervangerspool of omdat men zich als
werkgever wil indekken tegen de risico’s van te veel opeenvolgende tijdelijke
aanstellingen onder de Wet werk en zekerheid. Bij inhuur via een uitzendbureau
liggen deze risico’s bij het uitzendbureau.
4. Hoeveel onderwijsgeld, dat opgebracht wordt door ons allemaal, lekt er jaarlijks
weg naar dit soort commerciële bedrijven? Bent u het ermee eens dat dit geld
beter besteed kan worden aan het primaire proces in het onderwijs, namelijk
lesgeven? Zo ja, bent u bereid scholen hierop aan te spreken? Zo nee, waarom
niet?
Uit een analyse van jaarverslagen van schoolbesturen blijkt volgens het
genoemde rapport dat in 2015 in het primair onderwijs 3,3% van de totale
personele lasten is uitgegeven aan personeel dat niet in loondienst is, zo blijkt uit
het rapport genoemd bij de antwoorden op vraag 2 en 3. Het gaat dan niet alleen
om leraren, maar ook om overig personeel. Daarnaast is personeel dat niet in
loondienst is niet per definitie afkomstig van een commerciële organisatie. Het
kan bijvoorbeeld ook om een leraar uit een vervangingspool van een ander
bestuur gaan of om een leerkracht die zich als zzp-er aanbiedt. Zoals uit het
antwoord op vraag 2 blijkt, wordt momenteel vanuit het ministerie verkend hoe er
specifiekere informatie kan worden verzameld over personeel dat niet in
loondienst is.
Ik heb begrip voor de zorgen die er zijn over de hoogte van de kosten van het
inhuren van leraren via uitzendbureaus. Het werven van leraren is primair een
verantwoordelijkheid van schoolbesturen. Vanuit mijn rol ben ik, samen met het
veld aan de slag om een belangrijke oorzaak van het veronderstelde toenemend
gebruik van uitzendbureaus aan te pakken, namelijk het lerarentekort. Uw Kamer
heeft eind november een brief ontvangen waarin minister Van Engelshoven en ik
de voortgang van de aanpak beschrijven.2
Zoals ook uit die rapportage blijkt,
blijven we samen met het onderwijsveld volop inzetten om het lerarentekort tegen
te gaan.
5. Bent u het eens met de uitspraak van Joke Middelbeek van de Amsterdamse
basisschoolbesturen dat leraren via uitzendbureaus een concurrent zijn geworden
voor leraren die zelf door scholen worden geworven gezien het hogere salaris dat
zij krijgen en verleid worden met laptops en zelfs leaseauto’s? Acht u dit een
wenselijke ontwikkeling? Kunt u uw antwoorden toelichten?
Zoals hiervoor al opgemerkt vind ik dit geen wenselijke ontwikkeling. Hoewel ik de
zorgen van de Amsterdamse schoolbesturen goed begrijp, zijn leraren vrij om een
werkgever te kiezen. In deze tijd waarin we te maken hebben met een
lerarentekort, hebben leraren meer te kiezen. Overigens hebben de
samenwerkende besturen in Amsterdam het initiatief genomen om in januari 2018
met uitzendbureaus in gesprek te gaan over de samenwerking en tarieven. Dit
vind ik een goed initiatief, want gezamenlijk staan besturen sterker dan alleen.
6. Hoeveel leraren die werkzaam zijn in het basisonderwijs via een
uitzendbetrekking krijgen een salaris conform de Cao voortgezet onderwijs? Vindt
u niet dat alle leraren in het basisonderwijs dit salaris verdienen? 2)
De samenstelling en hoogte van salarissen zijn mij niet bekend. Het ministerie
beschikt niet over deze gegevens. De gegevens maken deel uit van de individuele
contracten tussen de uitzendkrachten en het uitzendbureaus. Wel zijn er signalen
dat door de schaarste en daarmee toenemende concurrentie op de arbeidsmarkt
voor primair onderwijs, er uitzendbureaus zijn die met name aan startende
leerkrachten meer bieden dan hetgeen voor deze categorie gebruikelijk is in het
kader van de cao Primair Onderwijs.
Het kabinet vindt dat de positie van leraren in het primair onderwijs versterkt
moet worden en stelt onder andere 270 miljoen euro extra beschikbaar voor de
arbeidsvoorwaarden in het primair onderwijs.
7. Bent u voornemens bovengenoemde manier van werven een halt toe te roepen,
zodat onderwijsgeld weer terecht komt waar het hoort, namelijk in de klas? Kunt u
uw antwoord toelichten?
Zoals uit de beantwoording van vraag 1 en 4 blijkt, vind ik het een zaak van
besturen hoe zij hun personeel werven en in de mate waarin en voorwaarden
waaronder zij daarbij gebruik maken van uitzendbureaus. Wel vind ik het
belangrijk om de ontwikkelingen te blijven volgen. Ik zal daarom in een bestuurlijk
overleg met de PO-Raad naar de ontwikkelingen informeren.
1) https://www.rtlnieuws.nl/nederland/politiek/kritiek-op-uitzendkrachten-voor-de-klas-tonnen-aanonderwijsgeld-gaan-verloren
2) https://twitter.com/GertrudeEgmond/status/940315367825657857
1 Regioplan/Roa 2017. Bijlage bij Kamerstukken II 2016/2017, 27 923 nr. 265.
2 Kamerstukken II 2016/2017, 27 923 nr. 281.