Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Kuik (CDA) over de normalisering
van gebruik van lachgas voor recreatieve doeleinden . (2017Z18648)
1
Heeft u kennisgenomen van het artikel naar aanleiding van het rapport van het
Trimbos-instituut? 1)
Ja.
2
Hoe beoordeelt u dat lachgas een vrolijk onschuldig imago heeft onder jongeren
en dat het zo makkelijk verkrijgbaar is?
3
Deelt u de mening dat het van belang is dat jongeren een reëel beeld hebben van
lachgas en de risico’s bij gebruik, en dat de normalisering van het gebruik onder
jongeren moet worden tegengegaan?
4
Zo ja, bent u van plan een voorlichtingscampagne (bijv. via scholen en sociale
media) op te zetten om jongeren bewust te maken van de risico’s?
Antwoord 2, 3 en 4
Uit het onderzoek van het Trimbos-instituut en Bonger Instituut dat ik in december
aan uw Kamer zond, blijkt dat het gebruik van lachgas zich concentreert onder
jongeren en jongvolwassenen.
Voor de meesten is het gebruik tijdelijk en incidenteel van aard en beperkt het zich
tot één of enkele ballonnen met lachgas per gelegenheid. Maar er zijn ook
personen en groepen die vaak en/of veel lachgas gebruiken. Ook onder de jonge
gebruikers. Het risico op ernstige acute incidenten lijkt, op basis van
gebruikerservaringen onder uitgaanders, gering aldus de genoemde insituten.
Maar een deel van de gebruikers rapporteert wel degelijk negatieve effecten.
Lachgas heeft bij veel jongeren een positief, onschuldig imago. Hoewel uit het
onderzoek niet duidelijk wordt of het gebruik een opmaat is voor het gebruik van
andere middelen, vind ik het belangrijk dat op een aantal punten actie wordt
ondernomen.
Ik heb het Trimbos-instituut gevraagd lachgas als specifiek thema mee te nemen
in hun huidige preventie-aanbod aan scholen, ouders en uitgaanders. Dit zal deels
via inzet van sociale media verlopen. Ook gaan zij aan de slag om lokale
gezondheidsprofessionals en handhavers te informeren en hen handvatten te
bieden voor preventie. Daarnaast ben ik in gesprek met verkopers van
lachgaspatronen in de detail- en groothandel, om te zien of we tot vrijwillige
beperkende maatregelen kunnen komen. Mijn hoop is dat dit de gemakkelijke
beschikbaarheid reduceert.
5
Heeft u een algemeen beeld van hoe groot het deel is van de totale verkochte
producten die gebruikt worden voor recreatief gebruik?
Nee dit is mij niet bekend.
6
Vindt u dat detail- en groothandels een eigen verantwoordelijkheid hebben die niet
vrijblijvend mag zijn als het gaat om lachgas verkoop ten opzichte van jongeren?
Bent u bereid om eventueel meer dwingende maatregelen te nemen als uw
aangekondigde gesprek met detail- en groothandels om te komen tot afspraken
over vrijwillige beperkende maatregelen, niet tot het gewenste effect leidt? Zo
nee, waarom niet? 2)
7
Bent u bereid om de online verkoop van lachgas voor recreatief gebruik tegen te
gaan of minder makkelijk te maken, ook gezien het feit dat van online
alcoholverkoop bekend is dat er vrijwel niet op de leeftijdsgrens gehandhaafd
wordt?
Antwoord 6 en 7
Op dit moment ben ik in gesprek met verkopers van lachgaspatronen in de detailen
groothandel, om te zien of we tot vrijwillige beperkende maatregelen kunnen
komen. Op basis van de eerste gesprekken die ik daarover heb gevoerd, heb ik er
vertrouwen in dat daarmee de gemakkelijke beschikbaarheid, met name voor
minderjarigen, kan worden beperkt. Indien dat niet het geval blijkt, zal ik mij
beraden op verdergaande maatregelen.
8
Hoe moeten handhavingsinstanties omgaan met ondernemers in de horeca die
lachgas verstrekken voor feestjes en dus oneigenlijk gebruik?
Kleinhandel vanuit een horecalokaliteit is op grond van de Drank- en Horecawet
verboden. Handhavers van gemeenten kunnen daar op handhaven. De verkoop
van lachgas kan hier ook onder vallen. Uiteindelijk is dat oordeel aan de rechter.
1) Algemeen Dagblad, “Wel degelijk kans op verslaving aan lachgas”, 18
december 2017 (https://www.ad.nl/wetenschap/wel-degelijk-kans-op-verslavingaan-lachgas~a36e6b3c/)
2) Kamerstuk 24077, nr.405