2017Z17073
Antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) van
de Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake transparantie en reserves bij
samenwerkingsverbanden. (ingezonden d.d. 05 december 2017).
1
Kent u de berichten ‘Samenwerkingsverbanden zien reserves groeien’ 1) en
‘Transparantie passend onderwijs laat te wensen over’? 2)
Ja.
2
Hoe kan het dat nog steeds de helft van de samenwerkingsverbanden geen
volledige openheid geeft over de jaarstukken?
Samenwerkingsverbanden zijn (nog) niet verplicht hun jaarstukken online te
zetten. Momenteel werk ik aan een wetsvoorstel dat ervoor zorgt dat alle
jaarstukken van zowel scholen als samenwerkingsverbanden in het primair en
voortgezet onderwijs online moeten worden gepubliceerd. Ik verwacht dit
wetsvoorstel vóór de zomer van 2018 aan uw Kamer te kunnen aanbieden. De
inwerkingtreding is voorzien op 1 januari 2019 en zal dus naar verwachting van
toepassing zijn vanaf de jaarstukken over het boekjaar 2018.
3
Is bekend waarom sommige samenwerkingsverbanden een tekort hebben en
andere samenwerkingsverbanden een overschot? Zo ja, wat zijn de oorzaken?
Ja. Er is geen eenduidige oorzaak voor deze verschillen. Voor een goede
beoordeling van het eigen vermogen en de financiële resultaten is het van belang
om te kijken naar de onderbouwing van de cijfers en de beleidskeuzes die het
samenwerkingsverband maakt.
4
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat veel samenwerkingsverbanden
niet volledige transparant zijn? Zo ja, wat gaat u doen om dit te verbeteren? Zo
nee, waarom niet?
Ja, ik vind het onwenselijk dat niet ieder samenwerkingsverband de jaarstukken
online openbaar maakt. Daarom werk ik momenteel aan het in het antwoord op
vraag twee genoemde wetsvoorstel.
5
Bent u het eens met de berichtgeving dat de regels voor de jaarverslaggeving nog
niet zijn afgestemd op samenwerkingsverbanden? Bent u van plan deze regels
aan te passen? Zo nee, waarom niet?
Omdat de huidige regels over verantwoording onvoldoende aansluiten bij de
samenwerkingsverbanden, is er voor de samenwerkingsverbanden een nieuw
model ontwikkeld. Dit model is in een werkgroep samen met
samenwerkingsverbanden, schoolbesturen, de PO-Raad en VO-raad, de AOb,
OCW, DUO en de Inspectie voor het Onderwijs (hierna: inspectie) ontwikkeld en zal
vanaf dit jaar worden toegepast. Op 1 december jl. heb ik de
samenwerkingsverbanden en accountantsbureaus per brief hierover
geïnformeerd. Voor meer informatie verwijs ik naar mijn beleidsreactie op de
Financiële Staat van het onderwijs 2016 (Kamerstuk 34775-VIII nr. 58).
6
Hoe ziet u deze kwestie in het licht van het verantwoordingsonderzoek van de
Rekenkamer? Kunt u bevestigen dat zij constateerden dat zicht op de besteding
van de middelen die voor passend onderwijs zijn bestemd, niet zijn verbeterd?
Deelt u de mening dat het onbegrijpelijk is dat verbetering bij veel
samenwerkingsverbanden uitblijft?
Ik deel de mening dat de verantwoording over de besteding van de middelen voor
passend onderwijs moet worden verbeterd. Naar aanleiding van de resultaten van
het verantwoordingsonderzoek zijn er verbeteracties ingezet. Het kost echter tijd
voordat de beoogde verbetering zichtbaar wordt. Verantwoording vindt namelijk
altijd achteraf plaats, terwijl de grootste winst te behalen is in het vooraf goed
afspreken hoe de middelen achteraf worden verantwoord. Het model genoemd in
het antwoord op vraag vijf is een voorbeeld van de ingezette verbeteracties.
De werkgroep genoemd in het antwoord op vraag vijf heeft een handreiking
opgesteld voor samenwerkingsverbanden en schoolbesturen over hoe om te gaan
met de verantwoording op de verschillende niveaus binnen het
samenwerkingsverband: wie verantwoordt zich waarover en op welke wijze? Deze
notitie heb ik als bijlage meegestuurd bij de brief die ik op 1 december jl. heb
verzonden aan samenwerkingsverbanden en accountantsbureaus.
7
Heeft u plannen om het zicht op de bestedingen voor passend onderwijs voor
volgend jaar te verbeteren? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie de acties genoemd in de antwoorden op vraag twee en vijf.
8
Bent u bereid om de medezeggenschap bij de samenwerkingsverbanden te
verbeteren, zodat er een betere verantwoording is richting leraren en ouders over
de bestedingen? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Het is van belang dat de ondersteuningsplanraad en de medezeggenschapsraad
goed betrokken worden bij belangrijke besluitvorming in het
samenwerkingsverband. Met de invoering van de Wet versterking bestuurskracht
heb ik de positie van de medezeggenschap in het onderwijs verder verbeterd.
Bijvoorbeeld doordat de medezeggenschap recht krijgt op directe vergoeding van
(redelijkerwijs noodzakelijke) kosten van scholing en rechtsbijstand, en doordat de
medezeggenschap tenminste twee keer per jaar dient te overleggen met de
interne toezichthouder. Deze maatregelen zijn ook van toepassing op de
ondersteuningsplanraad en de medezeggenschapsraad van een
samenwerkingsverband. Op deze wijze kunnen beide beter invulling geven aan
hun rol in het systeem van checks and balances.
Veel samenwerkingsverbanden zijn op dit moment bezig met het opstellen van
een nieuw ondersteuningsplan. De samenwerkingsverbanden voeren met de
ondersteuningsplanraad in dat kader het gesprek over de invulling van de
ondersteuningsvoorzieningen en de bijbehorende verdeling van de
onderwijsmiddelen.
9
Wanneer wordt de wet die het openbaar maken van jaarverslagen voor
onderwijsinstellingen verplicht stelt, naar de Kamer gestuurd? Vallen
samenwerkingsverbanden ook onder deze wet?
Samenwerkingsverbanden vallen inderdaad onder deze wet. Zoals aangegeven in
het antwoord op vraag 2 is de inwerkingtreding voorzien op 1 januari 2019 en zal
dus naar verwachting van toepassing zijn op de jaarstukken vanaf 2018.
10
Bent u bereid de kengetallen over onder meer budgetten en leerling-ontwikkeling
per samenwerkingsverband terug te plaatsen op de website
www.passendonderwijs.nl en geactualiseerd te houden? 3) Zo nee, waarom niet?
Omdat ik het belangrijk vind dat de kengetallen waarnaar u verwijst openbaar
toegankelijk zijn, werk ik samen met de raden aan een openbare plek om dit
informatieproduct te plaatsen. De kengetallen zijn in de eerste instantie een
informatieproduct voor samenwerkingsverbanden en hebben inmiddels hun plek
gekregen in het dashboard passend onderwijs van de PO-Raad en de VO-raad en
zijn opvraagbaar bij de samenwerkingsverbanden.
11
Wat is uw reactie op de conclusie dat de 152 samenwerkingsverbanden voor
passend onderwijs in het basis- en voortgezet in 2016 samen bijna vijftig miljoen
euro aan hun reserves hebben toegevoegd?
Van samenwerkingsverbanden verwacht ik dat zij een risico-inschatting maken en
op basis daarvan sturen op de aan te houden reserve. Voorop staat dat het geld
goed besteed moet worden aan de ondersteuning van leerlingen. Sparen mag
geen doel op zich zijn. Ik vind het belangrijk dat op regionaal niveau de resultaten
van het samenwerkingsverband worden verantwoord, zodat daar het gesprek kan
plaatsvinden over de noodzakelijke hoogte van de reserve. Ik zie dat dit gesprek
steeds meer in samenwerkingsverbanden wordt gevoerd en stimuleer dat ook met
de Wet versterking bestuurskracht, zoals genoemd in het antwoord op vraag acht.
Wat betreft het beeld van de reserves die samenwerkingsverbanden aanhouden:
dat beeld is op landelijk niveau lastig te duiden. Het is een optelsom van 152
samenwerkingsverbanden, die allemaal verschillen in omvang, inrichting en
beleidvoerend vermogen. Zo mag verwacht worden dat een
samenwerkingsverband dat eigen personeel in dienst heeft een hogere reserve
aanhoudt dan een samenwerkingsverband dat dat niet heeft. Vanwege die
verschillen is het onwenselijk om bijvoorbeeld een maximale grens in te stellen
voor de aan te houden reserve (zoals wordt gevraagd in vraag vijftien).
12
Deelt u de mening dat geld voor zorgleerlingen aan deze leerlingen besteed moet
worden? Zo ja, bent u bereid samenwerkingsverbanden aan te spreken en waar
nodig maatregelen te treffen?
Samenwerkingsverbanden dienen de ondersteuningsmiddelen die ze ontvangen
rechtmatig en doelmatig te besteden aan de ondersteuning van leerlingen met
een ondersteuningsvraag. Om dat te doen dient het samenwerkingsverband een
goede bedrijfsvoering te voeren. Daar past een weloverwogen eigen vermogen als
risicobuffer bij. In het toezicht vraagt de Inspectie zo nodig om een
verantwoording van de omvang van het vermogen van het
samenwerkingsverband.
13
Is het toegestaan voor samenwerkingsverbanden om een beleggingsportefeuille
te hebben? Zo niet, wat gaat u doen om dit te voorkomen? Zo ja, vindt u dit
wenselijk?
Ja, onder strikte regels en met een zo klein mogelijk risico, mogen
onderwijsinstellingen en samenwerkingsverbanden beleggen. Dit vanuit het
oogpunt dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor de wijze waarop ze de hen
toegekende middelen besteden. Dit kan bijvoorbeeld verstandig zijn bij lange
termijn investeringen, zoals het repareren van een dak. Het rendement kan
immers hoger zijn dan wanneer het geld op de spaarrekening wordt gezet. En dat
rendement komt dan weer ten goede aan het primaire publieke doel. De Regeling
beleggen, lenen en derivaten OCW 2016 ziet toe op de regels. Het financiële
beleid en beheer van instellingen moet dienstbaar zijn aan het realiseren van de
publieke doelstellingen en moet daartoe op transparante wijze gericht zijn op
financiële continuïteit.
14
Wat is uw oordeel over het in het genoemde artikel samenwerkingsverband voor
voortgezet (speciaal) onderwijs in Gouda dat 1,2 miljoen euro heeft uitstaan in
staats- en bedrijfsobligaties?
In deze specifieke situatie betreft het vermogen dat opgebouwd is voor de
invoering van passend onderwijs. Met oog op doelmatige besteding van de
middelen lijkt het mij wenselijk dat dit vermogen met beleid ingezet gaat worden
voor de ondersteuning van leerlingen. Het betreffende samenwerkingsverband
heeft aangegeven dit te gaan doen en het eigen vermogen de komende jaren af te
zullen bouwen.
15
Wat is naar uw mening een maximale risicobuffer voor samenwerkingsverbanden?
Zie vraag 11.
16
Kunt u reageren op de genoemde voorbeelden in het artikel van
samenwerkingsverbanden die hun eigen vermogen flink hebben zien groeien?
In het artikel op de website van de AOb worden twee samenwerkingsverbanden
genoemd waarvan het eigen vermogen is gestegen. In het artikel worden ook de
reacties weergegeven van de directeuren van beide samenwerkingsverbanden.
Het past niet bij mijn rol en verantwoordelijkheden ten aanzien van het stelsel om
in te gaan op specifieke situaties binnen enkele samenwerkingsverbanden. Dat
strookt immers niet met het belang dat ik hecht aan het goede gesprek in de
regio.
17
Bent u bereid om met samenwerkingsverbanden afspraken te maken over de
financiële reserves de komende jaren? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven? Zo nee,
waarom niet?
Zie vraag 11. Ik houd hierbij de vinger aan de pols via het toezicht van de
inspectie.
1) https://www.aob.nl/nieuws/samenwerkingsverbanden-zien-reserves-groeien/
2) https://www.aob.nl/nieuws/transparantie-passend-onderwijs-laat-te-wensenover/
3) Het gaat hier om swv.passendonderwijs.nl/po en swv.passendonderwijs.nl/vo.
De tabbladen met data op deze sites zijn onlangs verwijderd.