Antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken op vragen van de
leden Voordewind (ChristenUnie), Ten Broeke (VVD) en Van Helvert (CDA)
over het bericht dat Nederland in de VN meestemt met anti-Israëlische
resoluties als gevolg van EU-beleid.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel "EU bepaalt wat Nederland in de VN over
Israël stemt" op de website OpinieZ? 1)
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat het Nederlandse stemgedrag ten aanzien van de anti-Israëlische
moties en ander buitenlands beleid wordt bepaald door het beleid van de
Europese Unie (EU)?
Vraag 3
Deelt u de mening dat dit stemgedrag in strijd is met de aangenomen motie-Van
der Staaij c.s. betreffende zulke resoluties?
Vraag 4
Bent bereid het stemgedrag in de Verenigde Naties voortaan wel in
overeenstemming met deze motie te brengen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vragen 2, 3 en 4
Het kabinet beoordeelt ieder voorgesteld besluit van een internationale organisatie
op zijn merites. Uitgangspunten daarbij vormen het internationaal recht, het
regeerakkoord, waarin wordt aangegeven dat het kabinet de goede betrekkingen
met Israël en de Palestijnse Autoriteit benut voor het behoud en de
verwezenlijking van de twee-statenoplossing, en het EU-beleid ten aanzien van het
Midden-Oosten Vredesproces, zoals vastgesteld in Raadsconclusies.
Internationaalrechtelijke uitgangspunten zijn leidend bij de beoordeling van
voorgestelde resoluties en andere besluiten waarin de status van de door Israël
bezette gebieden (Golan, Westelijke Jordaanoever, met inbegrip van OostJeruzalem,
en Gaza) centraal staat.
Het kabinet zet in onderhandelingen in op EU-eensgezindheid, om de invloed van
de EU zo groot mogelijk te maken. Een verdeelde EU heeft veel minder invloed om
tekstuele aanpassingen te bewerkstelligen. Een keuze om niet in EU-verband te
opereren zou de beïnvloedingsmogelijkheden van Nederland op de inhoud van
voorgestelde resoluties, de evenwichtige positie van Nederland richting beide
partijen en het gezamenlijk optreden van de EU ondermijnen. Nederland streeft in
EU-verband naar een zo evenwichtig mogelijk resultaat en stelt zich daartoe in
onderhandelingen kritisch op. Nederland let er voorts op dat voorgestelde
besluiten geen feitelijke onjuistheden of verkeerde juridische interpretaties
bevatten. Overigens slagen Israël en de Palestijnen er in sommige gevallen in om
in onderling overleg overeenstemming te bereiken, waardoor besluiten met
consensus kunnen worden aangenomen. Dat was bijvoorbeeld het geval bij de
twee besluiten over Jerusalem en Educational and cultural institutions in the
occupied Arab territories tijdens de recente Algemene Vergadering van UNESCO in
november jl.
Zoals aangegeven in de schriftelijke beantwoording van vragen gesteld tijdens de
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken 2018 (kenmerk 2017Z15450), is de
Nederlandse inzet erop gericht om disproportionele aandacht voor een land binnen
de VN tegen te gaan. Zo spreekt het kabinet de Palestijnse Autoriteit aan op
disproportionele aandacht in VN-fora voor de situatie in de door Israël bezette
gebieden. Dat laat onverlet dat er in het algemeen in VN-verband ruimte moet zijn
om gerechtvaardigde kritiek op het optreden van lidstaten te uiten.
In die gevallen waarbij het kabinet van mening is dat voorgestelde resoluties
overduidelijk disproportioneel kritisch zijn jegens landen, en daarmee
onverenigbaar met de hierboven gestelde uitgangspunten, zal de inzet op een
tegenstem gericht zijn. Daarbij kan het voorkomen dat door deze inzet en
gezamenlijk EU-optreden de teksten zodanig aangepast worden dat dit leidt tot
aangepast stemgedrag.
Het kabinet beschouwt de motie Van der Staaij c.s. (kenmerk 34475, nr. 44) als
een aanmoediging om bovengenoemde inzet onverminderd voort te zetten. Voor
een nadere toelichting over de wijze van uitvoering van de motie wordt verwezen
naar de schriftelijke beantwoording van vragen gesteld tijdens de
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken 2018 (kenmerk 2017Z15450).
1) https://opiniez.com/2017/12/03/over-het-gezag-en-de-geloofwaardigheid-vanons-parlement/