Antwoorden van de Minister voor Rechtsbescherming op schriftelijke
vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de minister van Justitie en
Veiligheid over naming and shaming op internet (2017Z16205)
Vraag 1
Kent u de documentaire en tv-uitzending Shame/Fame?1
Ja.
Vraag 2
Over welke wettelijke mogelijkheden beschikt een slachtoffer van
shaming om filmpjes van het internet te krijgen en om degenen die
dergelijke filmpjes maken en op het internet plaatsen juridisch aan te
pakken?
Wanneer beelden eenmaal zijn vastgelegd, ook als dit rechtmatig is gebeurd, is
vervolgens de vraag of deze beelden ook zonder meer gepubliceerd mogen
worden. Publicatie kan onder omstandigheden verboden zijn, maar daar kan in
concrete gevallen alleen achteraf tegen worden opgetreden.
- Strafrechtelijke mogelijkheden:
Onrechtmatig vastgelegde beelden, bijvoorbeeld beelden die heimelijk zijn
vastgelegd, mogen uiteraard niet worden verspreid. Hiertegen kan worden
opgetreden op grond van artikel 139g in samenhang met 139f Sr.
Daarnaast is het mogelijk dat beelden die op zichzelf rechtmatig zijn, op
een strafbare wijze gepubliceerd worden. Bijvoorbeeld wanneer de
beelden zodanig worden gepresenteerd dat sprake is van bedreiging
(artikel 285 Sr), smaad of laster (artikel 261/262 Sr) of belediging (artikel
266 Sr). In deze gevallen kan aangifte worden gedaan bij de politie.
Wanneer er sprake is van een strafbaar feit zoals online bedreiging of
belediging, kan er contact met het betreffende social media bedrijf worden
opgenomen.
Op basis van de Gedragscode Notice-and-Take-Down (NTD-gedragscode),
die is opgesteld door overheid, bedrijfsleven en belangenverenigingen,
kan een verzoek worden gericht aan aanbieders om informatie van
internet te verwijderen vanwege haar onrechtmatige of strafbare inhoud.
De officier van justitie kan daarnaast met een bevel op grond van artikel
54a Sr, na machtiging van de rechter-commissaris, de aanbieder
aansporen om de strafbare content te verwijderen. Als de aanbieder
hieraan gevolg geeft, wordt hij niet vervolgd. Het wetsvoorstel
computercriminaliteit III, dat aanhangig is bij de Eerste Kamer, vergroot de
mogelijkheden van de officier van justitie. Het wetsvoorstel
(Kamerstukken 34 372) introduceert een zelfstandige bevelsbevoegdheid
in artikel 125p van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie
kan in de toekomst na machtiging van de rechter commissaris een bevel
afgeven tot verwijdering van de strafbare content ter beëindiging van
strafbare feiten en ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten.
Tot slot is van belang dat ter uitvoering van het regeerakkoord een
wetsvoorstel in procedure wordt gebracht waarin een strafbaarstelling van
wraakporno als zelfstandig delict in het Wetboek van Strafrecht wordt
opgenomen. Zoals gemeld in de brief aan uw Kamer van 30 november
20172
is het voornemen om deze strafbaarstelling breder te trekken dan
alleen wraakporno; ook situaties waarin intiem beeldmateriaal zonder
iemands medeweten of zonder iemands toestemming wordt vervaardigd
of verspreid zullen hieronder worden gebracht.
- Civielrechtelijke mogelijkheden:
De (niet in eigen opdracht) geportretteerde kan zich beroepen op
schending van het portretrecht in de zin van artikel 21 Auteurswet indien
hij een “redelijk belang” heeft dat zich verzet tegen openbaarmaking.
Door deze ingebouwde belangenafweging kan het publiceren van foto’s of
filmpjes van herkenbare personen een schending van portretrecht
opleveren. Dit hangt af van de omstandigheden van het geval. In
algemene zin kan sprake zijn van een onrechtmatige daad vanwege
schending van portretrecht (artikel 21 Auteurswet juncto artikel 6:162
Burgerlijk Wetboek). Betrokkene heeft hiermee een middel om dit door de
rechter te laten toetsen. Overigens is ook een actie uit onrechtmatige
daad denkbaar in andere gevallen dan schending van portretrecht.
- Mogelijkheden van de Wbp
Waar het portretrecht gaat over de publicatie van foto’s en filmbeelden, is
de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) veel breder: de verwerking
van persoonsgegevens. Publicatie van foto’s of filmpjes van personen is
ook een vorm van verwerking van persoonsgegevens. De Wbp vereist in
ieder geval, net als bij verwerking van persoonsgegevens voor andere
doeleinden, dat is voldaan aan een van de rechtvaardigingsgronden uit
artikel 8 Wbp. Toestemming van de betrokkene kan hier een
rechtvaardigingsgrond zijn (artikel 8, onder a). Een andere
rechtvaardigingsgrond kan eventueel het gerechtvaardigd belang in de zin
van artikel 8, onder f, Wbp zijn. Daarvan is sprake indien de
gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het
gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke, tenzij het belang of de
fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene (de gefilmde
persoon), in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke
levenssfeer, prevaleert. Het is zeer afhankelijk van de omstandigheden
van het geval of er een gerechtvaardigd belang aanwezig is voor de
gegevensverwerking. Wanneer de belangen met minder ingrijpende
middelen kunnen worden gediend, is de gegevensverwerking niet
toestaan. En als er een gerechtvaardigd belang is, zal dit moeten worden
afgewogen tegen het recht van betrokkene op bescherming van zijn
persoonlijke levenssfeer. Of in het concrete geval sprake is van verwerking
van persoonsgegevens, en of in dat geval voldaan is aan de Wbp, is aan
de Autoriteit persoonsgegevens (AP) om te beoordelen. De wetgever heeft
de onafhankelijke AP belast met het toezicht op de naleving en de
handhaving van de Wbp. Ook hierbij gaat het derhalve om toetsing
achteraf.
Bij een overtreding van deze wet kan een belanghebbende op grond van
artikel 60 Wbp aan de Autoriteit persoonsgegevens verzoeken een
onderzoek daarnaar in te stellen. Op 25 mei a.s. wordt de Wbp vervangen
door de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en zal vanaf
die datum een betrokkene op grond van artikel 77 AVG een klacht bij de
Autoriteit persoonsgegevens kunnen indienen, als hij van mening is dat de
verwerking van persoonsgegevens inbreuk op deze verordening maakt.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het beter zou zijn om te voorkomen dat dergelijke
filmpjes op internet komen? Zo ja, hoe kan dat worden voorkomen? Zo
nee, waarom niet?
Voorkomen is lastig, maar een in de praktijk zeer belangrijke mogelijkheid om
ontoelaatbare (waaronder onrechtmatige) publicaties tegen te gaan, is via het
platform waarop de publicatie is gedaan. De grote social media, waarop de
meeste publicaties ook plaatsvinden, hebben huisregels en beleid voor de content
die op hun platform wordt gepubliceerd. Zo biedt YouTube gebruikers de
mogelijkheid om melding te maken, indien zij van mening zijn dat een video
content bevat die in strijd is met de huisregels. In een dergelijk geval beoordeelt
YouTube de melding en wordt de betreffende video van YouTube verwijderd indien
deze geacht wordt de gedragsregels te hebben overschreden. Indien een
gebruiker zich stelselmatig onttrekt aan de huisregels kan YouTube overgaan tot
het opheffen van het account van deze gebruiker. Zoals ik u heb geïnformeerd in
mijn brief van 21 december 2016 is het verwijderbeleid van social media bedrijven
als Google niet meer vrijblijvend.3
Tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap is
een gedragscode overeengekomen tussen de Europese Unie en een aantal
toonaangevende social media bedrijven als Facebook, Twitter, Google/YouTube en
Microsoft. Deze gedragscode onderstreept het belang tot naleving van Europese
wet- en regelgeving en verplicht tot optreden binnen 24 uur na een ontvangen
melding. Een werkgroep van de Europese Commissie, waarin ook mijn ministerie
participeert, monitort de afspraken die zijn gemaakt met de social media
bedrijven.
Vraag 4
Kent u de Zweedse wetgeving ten aanzien van het filmen of fotograferen van
personen in de privésfeer en de publieke ruimte en het publiceren en verspreiden
van dat beeldmateriaal? Biedt de Zweedse wet betere bescherming tegen
shaming dan de Nederlandse? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Sinds 1 juli 2013 is het in Zweden in de privésfeer in beginsel verboden te filmen
of fotograferen als dat in het geheim gebeurt (Lag 2013:366). Kernbepaling is
artikel 6 a uit hoofdstuk 4 van het Zweedse Wetboek van Strafrecht
(“Brottsbalk”):4
“6 a § Degene die onrechtmatig met technische middelen in het geheim
een foto neemt van iemand die zich bevindt binnen in een huis of op een
toilet, in een kleedkamer of een andere soortgelijke ruimte, zal worden
veroordeeld voor krenkende fotografie tot een boete of een
gevangenisstraf van maximaal twee jaar.
Geen straf zal worden opgelegd als de handelingen gezien het doel en
andere omstandigheden gerechtvaardigd zijn.
De eerste alinea is niet van toepassing op iemand die, met behulp van
technische middelen, een foto van iemand neemt als onderdeel van de
activiteit van een autoriteit.”
Het reeds genoemde artikel 139f uit het Nederlandse Wetboek van Strafrecht is
zeer vergelijkbaar, waardoor de Nederlandse wet vergelijkbare bescherming biedt
als de Zweedse wet.
Vraag 5
Hoe oordeelt u - in de afweging tussen verschillende grondrechten,
waaronder de vrijheid van meningsuiting, het verbod op censuur en het
recht op vrij nieuwsgaring enerzijds en de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer anderzijds - over wetgeving die bepaalt dat het
publiceren en verspreiden van fimpjes door privépersonen op
het internet pas mag als degenen die daar op staan, daar toestemming
voor hebben gegeven?
De regelgeving over bescherming van persoonsgegevens, het portretrecht en het
Wetboek van Strafrecht zijn ook van toepassing op het verwerken van
persoonsgegevens die met camera’s worden vastgelegd. Indien een particulier
geen gerechtvaardigd belang heeft in de zin van artikel 8, onder f, Wbp resteert in
principe alleen toestemming als relevante grondslag om de persoonsgegevens te
mogen verwerken, waarbij dient te worden opgemerkt dat de Wbp niet van
toepassing is verwerkingen ten behoeve van activiteiten met uitsluitend
persoonlijke of huishoudelijke doeleinden. Hetzelfde geldt zoals reeds besproken
in antwoord 2 voor de Auteurswet, waarbij de geportretteerde die noch opdracht
noch anderszins toestemming heeft gegeven voor het portret, zich kan beroepen
op schending van het portretrecht in de zin van artikel 21 Auteurswet indien hij
een “redelijk belang” heeft dat zich verzet tegen openbaarmaking.
Volledigheidshalve zij nog vermeld dat artikel 35 van de Auteurswet regelt dat
degene die zonder daartoe gerechtigd te zijn een portret openbaar maakt, een
overtreding begaat, die is gesanctioneerd met een geldboete van de vierde
categorie. Zie voorts antwoord 4 en het slot van de passage “ strafrechtelijke
mogelijkheden” uit antwoord 2.
1 https://www.npo.nl/shamefame/23-11-2017/BV_101386325
2 Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de
begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid op 29 november 2017,
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2017Z16704&did=2017D34854
3 Kamerstukken II 2016/17, 26 643, nr. 438.
4 https://www.riksdagen.se/sv/dokument-lagar/dokument/svenskforfattningssamling/brottsbalk-1962700_sfs-1962-700