Antwoorden op vragen van het lid Kuiken over de “achterdeurproblematiek” van coffeeshops

Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de minister van Justitie en Veiligheid over de “achterdeurproblematiek” van coffeeshops (ingezonden 29 november 2017, 2017Z16604 )



Vraag 1 Kent u het bericht 'Eigenaar coffeeshop Checkpoint krijgt geen straf'? 1) Kent u de uitspraak in deze zaak? 2)
Ja.

Vraag 2 Deelt u de mening dat het niet anders dan als paradoxaal aan te duiden is dat de exploitatie van een coffeeshop die zich aan de gedoogvoorwaarden houdt, gedoogd wordt waar het de zogenoemde ‘voordeur’ (verkoop) betreft, maar dat de bevoorrading, het aanhouden van een voor een behoorlijke bedrijfsvoering evident noodzakelijke voorraad en de aankoop van verdovende middelen (‘de achterdeur’) onverminderd verboden zijn en strafbare feiten opleveren? Zo ja, waarom? Zo nee, waaruit blijkt dat dat niet paradoxaal zou zijn?
Ik erken dat er een spanning bestaat tussen het gedoogbeleid en het feit dat het telen en verkopen van cannabis verboden is. Deze spanning is er al zolang het gedoogbeleid voor coffeeshops bestaat en is van meet af aan onderkend.

Vraag 3 Deelt u de mening dat het juridische kwalificatie ‘criminele organisatie’ wellicht wat vreemd aandoet, nu verdachte een door het lokaal bestuur onder voorwaarden gedoogde onderneming runde die – voor zover bekend - voldeed aan de geldende arbeidsrechtelijke voorwaarden en fiscale voorschriften voor Nederlandse ondernemingen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4 Deelt u de mening dat, aangezien na een strafrechtelijke procedure van bijna tien jaar het Hof het uiteindelijk wel bewezen acht dat de verdachte onder andere schuldig is aan “het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep en hasjiesj” maar desondanks geen straf oplegt, dat de huidige situatie van het gedogen van de verkoop maar verbieden van de teelt en inkoop niet duidelijk blijkt, zo niet hypocriet is? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5 Blijkt uit het feit dat het Hof in zijn afwegingen om geen straf op te leggen betrekt “dat er in de landelijke politiek momenteel plannen worden gemaakt voor experimenten met een gereguleerde ‘achterdeur’ en wordt gesproken over een verhoging van de handelsvoorraad voor coffeeshops” 2) dat de rechter vooruitloopt op deze experimenten? Zo nee, waarom niet?


Antwoord op vragen 3 tot en met 5
Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft een oordeel gegeven over dit specifieke geval. Het past mij als minister niet om hier uitspraken over te doen.

Vraag 6 Welke gevolgen heeft de uitspraak van het Hof in Den Bosch voor de stand van de jurisprudentie rondom de 'achterdeur' en voor de praktijk van het handhaven van de wet ten aanzien van die 'achterdeur'?
De uitspraak heeft geen gevolgen voor de praktijk van het handhaven van de wet. De verkoop en het aanwezig hebben van softdrugs is en blijft strafbaar. Alleen indien een coffeeshop zich aan de gedoogvoorwaarden houdt, zal het OM niet tot vervolging overgaan. De uitspraak zal dan ook niet leiden tot beleidswijzigingen, noch tot aanpassingen van de wet.

Vraag 7 Is het zo dat in deze en andere gerechtelijke uitspraken inzake de wietsector (waarin de verdachte wel schuldig werd bevonden, maar geen straf werd opgelegd) deze rechters (waar zij dat al niet expliciet uitspreken) het aan de wetgever laten om duidelijke regels te scheppen over het al dan niet toestaan van de teelt, handel en verkoop van wiet? Zo ja, waarom en gaat u voor die wetgeving zorgen en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Ik ben niet voornemens de wet te wijzigen. Wel is in het regeerakkoord opgenomen dat er, “zo mogelijk binnen zes maanden, wet- en regelgeving komt ten behoeve van uniforme experimenten met het gedoogd telen van wiet voor recreatief gebruik. Het doel van deze experimenten is om te bezien of en hoe op kwaliteit gecontroleerde wiet gedecriminaliseerd aan de coffeeshops toegeleverd kan worden en wat de effecten hiervan zijn. Deze experimenten worden uitgevoerd in 6 tot 10 (middel)grote gemeenten en onafhankelijk geëvalueerd.” Over deze experimenten heb ik uw Kamer op 15 december jl. per brief geïnformeerd en op 20 december jl. in het AO Coffeeshopbeleid met uw Kamer gesproken. Buiten deze experimenten zal de huidige wet- en regelgeving blijven gelden. Na afloop van de experimenten en de evaluatie beziet het kabinet wat het te doen staat.

Vraag 8 Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
De vragen 3, 4 en 5 zien op het vonnis van het Hof waarop ik eenzelfde antwoord moet geven.

Vraag 9 Wilt u deze vragen beantwoorden na het onherroepelijk worden van het vonnis?
Tegen het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch is geen cassatie ingesteld, zodat het vonnis inmiddels onherroepelijk is.
1) https://nos.nl/artikel/2204964-eigenaar-coffeeshop-checkpoint-krijgt-geenstraf.html
2) https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSHE:2017:5167

Indiener(s)