Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen van de leden Remco Dijkstra en
Weverling (beiden VVD) over reorganisatie en bezuinigingen bij DowDuPont
(2017Z15326, ingezonden 14 november 2017).
1
Kent u het artikel 'DowDuPont snijdt in eigen vlees'?
Ja.
2
Klopt het aantal arbeidsplaatsen dat in het bewuste artikel genoemd wordt en hoe
zijn die arbeidsplaatsen verdeeld over de verschillende locaties, fabrieken en
bedrijven?
Het genoemde aantal van 500 arbeidsplaatsen geldt enkel voor DuPont.
Momenteel opereren Dow en DuPont als aparte bedrijven onder de holding
DowDuPont. In totaal werken er circa 3300 medewerkers.
DuPont heeft diverse vestigingen in Nederland met in totaal 500 medewerkers,
waarvan 300 in Dordrecht, 110 in Leiden en 30 in Wageningen, 30 in Landgraaf en
30 in Zaandam.
Dow Benelux heeft twee vestigingen in Nederland. Met 2700 medewerkers is de
vestiging in Terneuzen het grootst (1650 in operations, 150 in R&D en 900 bij het
servicecentrum dat technische dienstverlening biedt). Momenteel loopt een
wervingscampagne voor 300 extra medewerkers voor het servicecentrum.
Daarnaast heeft Dow een productielocatie in Delfzijl met 50 medewerkers. De
verwachting is dat in 2020 meer dan 3000 mensen bij Dow werkzaam zullen zijn.
3
Welke investeringen en desinvesteringen is deze chemiereus van plan te doen of
zijn bij u bekend? Wat betekent dit eventueel voor Nederland? Hoe kan Nederland
haar vestigingsklimaat dusdanig aantrekkelijk houden dat verlies van banen en
(nieuwe) investeringen vermeden kan worden? Wat is daarvoor nodig?
Dow Chemicals geeft momenteel uitvoering aan een investeringspakket voor de
periode 2016-2019 met een totale omvang van circa 500 miljoen euro in
Nederland. Ook DuPont investeert jaarlijks tientallen miljoenen in de verbetering
van productieprocessen, in R&D-activiteiten en in de vermindering van energie- en
grondstoffengebruik.
Afgelopen zomer zijn de chemiebedrijven Dow en DuPont gefuseerd, met de
bedoeling het fusiebedrijf op een later moment te splitsen in drie verschillende
onderdelen. Dergelijke bedrijfseconomische keuzes zijn aan het bedrijf zelf.
Ongeacht het vestigingsklimaat zullen bedrijven, zeker kapitaalintensieve
bedrijven van deze omvang, zoeken naar synergievoordelen. Mogelijke
investeringen of desinvesteringen in Nederland als gevolg van deze plannen zijn
nog niet bekend.
Als minister van Economische Zaken en Klimaat beschouw ik het als mijn rol om, in
samenwerking met het volledige kabinet, te zorgen dat Nederland een
aantrekkelijk investerings- en vestigingsklimaat heeft. Een breed palet aan
factoren bepaalt het vestigingsklimaat. Welke factoren precies van belang zijn voor
specifieke investeringen, en in welke mate, verschilt per bedrijf, per sector en per
activiteit. Ook beschouw ik het als mijn rol om de voordelen van het Nederlandse
vestigingsklimaat onder de aandacht te brengen bij bedrijven die hier willen
investeren of herinvesteren.
Als minister van Economische Zaken en Klimaat ben ik verantwoordelijk voor de
verduurzaming van de industrie. Ik richt me op een vestigingsklimaat dat niet
alleen bijdraagt aan de werkgelegenheid, maar ook aan de verduurzaming van de
Nederlandse economie. Om onze klimaatdoelen te halen, is het belangrijk dat
bedrijven de investeringen doen die bijdragen aan de daling van de CO2-uitstoot,
op zo’n manier dat Nederland koploper kan worden, de industrie haar bijdrage
levert aan de 49% CO2-emissiereductie in 2030 en klimaatneutraal is in 2050.
4
Welke bijdrage levert dit bedrijf zowel direct als indirect in banen en toegevoegde
waarde nu voor de Nederlandse economie?
Voor directe werkgelegenheid zie vraag 2.
Op reguliere basis huren Dow en DuPont extra mankracht in. Doorgaans gaat het
om circa 1000 contractorbanen onder supervisie van Dow en circa 150 onder
supervisie van DuPont. Verder worden op diverse locaties onderaannemers
ingehuurd: doorgaans circa 500 bij Dow en circa 150 bij DuPont. Deze aantallen
lopen overigens flink op tijdens bijvoorbeeld grootschalig onderhoud.
Dow schat de indirecte werkgelegenheid van het bedrijf op tussen de 8000 en
11000, DuPont schat de indirecte werkgelegenheid op 500, met name in de regio
Dordrecht. Voor Dow Terneuzen geldt dat het een belangrijke technische
dienstverlener voor andere bedrijven in de regio.
Precieze cijfers over de toegevoegde waarde van de holding DowDuPont zijn niet
beschikbaar. Voor Dow geldt dat circa 5% van de wereldwijde omzet van Dow in
Terneuzen gegenereerd wordt ($48 miljard in 2016).
5
Welke rol kan een bedrijf als deze, met haar belangrijke fabrieken, spelen in de
verdere verduurzaming van onze economie? Waarom zou het juist belangrijk zijn
om te streven naar behoud en een solide toekomst voor betrokken medewerkers
en locaties? Welke kansen en bedreigingen zijn er te benoemen?
De chemische industrie kan een belangrijke rol spelen in de verduurzaming van
onze economie, bijvoorbeeld door het omzetten van duurzame energie in
waterstof of door de ontwikkeling van nieuwe materialen. Een daling van de
industriële CO2-uitstoot kan onder meer gerealiseerd worden door beter gebruik te
maken van reststromen, zowel binnen een bedrijf als tussen bedrijven. Dow werkt
aan verschillende projecten die daarop gericht zijn, waaronder één project met
staalproducent ArcelorMittal in Gent. Dow Chemicals heeft een technologie
ontwikkeld om koolmonoxidegas (CO) uit de hoogovens te gebruiken voor de
productie van grondstoffen voor plastics. Er worden twee proeffabrieken gebouwd
in Gent, waarvan de eerste eind 2018 moet draaien. In 2022 wordt besloten of het
businessplan economisch levensvatbaar is.
De industriële CO2-uitstoot is sterk geconcentreerd bij een beperkt aantal
bedrijven, waaronder DowDuPont, in vijf industriële clusters. Deze sterke mate van
concentratie biedt de mogelijkheid om op kosteneffectieve en gerichte wijze CO2-
reductie te realiseren. Als we daarmee het innovatief vermogen van ons
bedrijfsleven aanspreken, kan dat tot slimme oplossingen leiden. Op die manier
kunnen verduurzaming en verdienvermogen hand in hand gaan.
Een bedreiging schuilt in de sterke internationale concurrentie waarmee de
chemische industrie geconfronteerd wordt. Te strenge maatregelen op nationaal
niveau hebben geen of slechts beperkt effect op de mondiale uitstoot, maar raken
wel aan onze werkgelegenheid en ons BBP. Met andere woorden: we leveren
banen en geld in, zonder dat we dichter bij onze klimaatambities komen. Mede om
die reden zet ik in op een Europees reductiedoel van 55% voor 2030.