Antwoorden van de minister van Justitie en Veiligheid op schriftelijke
vragen van het lid Van Dam (CDA) over het bericht ‘Politie heeft
Utrechtse verdachten plofkraak Friesland in het vizier’ (ingezonden 6
november 2017, 2017Z14744).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht in het Algemeen Dagblad van 17 oktober
2017 “Politie heeft Utrechtse verdachten plofkraak Friesland”? 1)
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met het bericht “Politie wil plofkrakers het leven zuur
maken”? 2)
Ja.
Vraag 3
Is de proef, zoals die in het artikel van 26 juli 2017 wordt aangekondigd,
reeds van start gegaan? Kunt u aangeven welk doel, welk bereik en welk
tijdsverloop deze proef zal hebben? Kunt u aangeven welke partijen bij
deze proef betrokken zijn?
Dit traject is inmiddels opgestart en heeft tot doel om te komen tot een
effectievere aanpak van zware gewelddadige vermogenscriminaliteit (ram- en
plofkraken, overvallen), onder andere door het verstoren van de criminele carrière
van deze daders, een harde, repressieve aanpak en toezicht op veroordeelde
plegers van dit type delicten ter voorkoming van recidive. Het traject dat loopt tot
december 2018 als pilot, is opgestart vanuit de Taskforce Overvallen en wordt in
een aantal regio’s uitgevoerd. Naast het ministerie van JenV zijn ook gemeenten,
de politie, het Openbaar Ministerie (OM), de reclassering, RIEC’s/LIEC, de
Belastingdienst en Veiligheidshuizen betrokken bij deze aanpak.
Vraag 4
Kunt u het beeld bevestigen dat het fenomeen plofkraken in Nederland
en in aan Nederland grenzende delen van Duitsland in hoge mate voor
rekening komt van een groep van zo’n 300 (jonge) mannen, afkomstig uit
de regio’s Utrecht en Amsterdam? Bent u het eens met de volgende
opmerking van de geïnterviewde politieman: “We zien nu dat veel
broertjes, net als hun oudere broers, in de zware misdaad belanden.
Familieleden leren elkaar de fijne kneepjes van het vak. Dat moet
stoppen door kinderen bijvoorbeeld op school aan te spreken en te
begeleiden”?
Dit beeld wordt herkend door de politie en het OM. Uit eerdere ervaring vanuit de
Top 600 aanpak in Amsterdam en de aanpak van criminele families blijkt dat
jongere broertjes van criminelen kwetsbaar zijn voor toetreding tot criminele
circuits.
Vraag 5
Is er reeds sprake van een persoonsgerichte aanpak op deze groep van
300 (jonge) mannen? Op welke wijze zijn gemeenten en andere nietopsporingsinstanties
betrokken bij deze problematiek, met name bij het
voorkomen dat nieuwe daders toetreden tot deze groep mannen?
Werken de betrokken gemeenten in de regio’s Amsterdam en Utrecht
voldoende mee aan deze persoonsgerichte aanpak?
De experimentele aanpak wordt opgezet vanuit een gecoördineerde gezamenlijke
persoonsgerichte aanpak van bekende daders in de regio´s Utrecht, Rotterdam en
Amsterdam. De deelnemende organisaties stemmen met elkaar af over het
effectief inzetten van maatregelen.
Vraag 6
Wat is de taakstelling van het plofkraakteam van de nationale politie?
Sinds wanneer bestaat dit team, tot op de dag van vandaag, uit 70 á 80
personen en is de bezetting afkomstig uit de Landelijke Eenheid dan wel
uit de regionale eenheden? In hoeverre leveren alle eenheden aan dit
plofkraakteam?
De regie op de aanpak van ram- en plofkraken is ondergebracht bij de Regiegroep
eenheidsgrensoverstijgende opsporing gewelddadige vermogenscriminaliteit. De
politie en het OM zijn vertegenwoordigd in deze regiegroep. Vanuit een integraal
beeld geeft de regiegroep sturing aan de verschillende onderdelen van de
aanpak.1
Daarnaast is op nationaal niveau een informatiecel en een forensisch
coördinatieteam ingericht. Tevens is er een landelijk tactisch team dat vanuit drie
plaatsen in het land onder aansturing van de regiegroep in samenwerking met de
lokale opsporing aan de bestrijding van dit fenomeen werkt. Verschillende
onderdelen van de politie dragen bij aan de aanpak; dit betreft zowel regionale
eenheden als onderdelen van de Landelijke Eenheid.
Vraag 7
Vindt alle opsporing naar plofkraken landelijk gecoördineerd plaats
vanuit dit plofkrakenteam (met eigen recherchecapaciteit), of vindt de
feitelijke opsporing plaats in de eenheid waar zich een concreet
strafbaar feit heeft voorgedaan? Hoe wordt bevorderd dat deze groep
verdachten die zich vrijelijk voor het plegen van strafbare feiten door het
land beweegt, ook zonder schotten van regionale capaciteits- en
wegingsvraagstukken wordt aangepakt? Is er landelijk
doorzettingsmacht om capaciteit te claimen en opsporingskeuzes te
maken? Welke rol speelt het Openbaar Ministerie hierbij?
Opsporingsonderzoek naar plofkraken vindt plaats met de ontwikkelde methodiek
van de zogenoemde eenheidsgrensoverschrijdende opsporing. Dit wil onder
andere zeggen dat de regiegroep van de politie en het OM de integrale aanpak
van plofkraken coördineert. Binnen de politie en het OM is in nauwe samenspraak
met het lokaal gezag capaciteit vrijgemaakt voor de thematische aanpak van deze
dadergroepen. Namens het OM is de landelijk coördinerend officier van justitie
gewelddadige vermogenscriminaliteit vertegenwoordigd in de regiegroep en hij
coördineert de aanpak namens het OM. Daarnaast wordt – in afstemming met de
landelijke coördinatie door de regiegroep – ook lokaal gewerkt aan het
onderzoeken van zaken, in afstemming met het lokaal bevoegd gezag.
Vraag 8
Hoe is het mogelijk dat vier Utrechtse verdachten die in Friesland
worden aangehouden als verdachte van een plofkraak, direct na verhoor
worden heengezonden door de Friese politie? In hoeverre is er in deze
casus sprake geweest van landelijke coördinatie en landelijke opsporing?
Maakten deze verdachten deel uit van de groep van 300 personen zoals
beschreven bij bovenstaande vraag vier? In hoeverre is er bij deze vier
verdachten sprake van een persoonsgerichte aanpak?
In elke zaak die past binnen dit fenomeen is sprake van landelijke coördinatie en
opsporing. In het belang van de opsporing kan geen nadere mededeling worden
gedaan over het verloop van het onderzoek in individuele zaken.
1 Opsporing, forensisch, informatie, heterdaadkracht, operations, communicatie,
publiek/private samenwerking, OM en persoonsgerichte aanpak.