Antwoord op vragen van het lid Koerhuis over het bericht dat de woningbouwproductie steeds verder achteroploopt door onderbezetting bij gemeenten
2017Z15192
Vragen van het lid Koerhuis (VVD) aan de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties over het bericht dat de woningbouwproductie steeds verder
achterop loopt door onderbezetting bij gemeenten (ingezonden 13 november
2017)
Vraag 1
Herkent u het signaal uit het artikel “Woningbouwproductie steeds verder
achterop door onderbezetting bij gemeenten” dat bouwplannen (te) lang in
gemeentelijke procedures blijven hangen en de woningbouwproductie steeds
verder achterloopt op de vraag naar woningen?
De woningmarkt is een voorraadmarkt en de ontwikkeling van nieuwbouw is een
lang proces. Hierdoor reageert het woningaanbod vertraagd op, de veelal snelle,
ontwikkelingen in de behoefte naar woningen.
De ‘Staat van de woningmarkt’ constateert spanning op delen van de
woningmarkt. Binnen deze regio’s is het aanjagen van de woningbouwproductie
van groot belang om aan de vraag te kunnen voldoen. Uit eerdere gesprekken met
deze regio’s en analyses van de woningmarkt komt naar voren dat de
woningbouwproductie afhankelijk is van een verscheidenheid aan factoren en dat
deze sterk per regio verschillen. Capaciteitsproblemen bij overheden én
marktpartijen werden hierbij als één van de mogelijke vertragende factoren
genoemd. De verschuiving naar binnenstedelijk bouwen zorgt daarnaast voor
ingewikkelde inpassingsvraagstukken welke om die reden tijdrovend zijn en voor
vertraging kunnen zorgen.
Woningbouwcijfers laten zien dat het aantal nieuwgebouwde woningen in 2016 is
opgelopen naar 54 duizend woningen, het hoogste niveau sinds 2011. Naar
verwachting stijgt de nieuwbouwproductie de komende jaren verder, wat mede
een gevolg is van de grote inzet van betrokken partijen om de bouwproductie te
verhogen. Gegeven de toename van het aantal huishoudens wordt in de jaren tot
2020 desondanks een lichte verkrapping op de huizenmarkt geraamd.
Vraag 2
Is het waar dat 10% van de bouwcapaciteit verloren gaat door gemeentelijke
procedures, waarbij bouwbedrijven lange tijd moeten wachten voordat er tot de
bouw kan worden overgegaan? Hoeveel woningen, in absolute aantallen, is 10%
van de totale bouwcapaciteit per jaar? Hoe zouden de procedures versneld kunnen
worden, zodat de woningproductie sneller kan toenemen?
Vraag 3
Welke gevolgen heeft dit op de Nederlandse bouwopgave, waarbij er de komende
tien jaar één miljoen woningen moeten worden gebouwd om aan de vraag te
voldoen? Wat zijn daar de gevolgen van voor de woningmarkt?
Antwoord 2 en 3:
In het artikel ‘Woningbouwproductie steeds verder achterop door onderbezetting
bij gemeenten’ wordt melding gemaakt dat bij ruwweg 10% van de bouwplannen
vertraging ontstaat door capaciteitsproblemen. Het gaat hierbij om een schatting
van leden van Bouwend Nederland. Op dit moment beschik ik niet over exacte
cijfers die hier meer inzicht in kunnen geven. Wegens het ontbreken van exacte
cijfers is het niet mogelijk om een inschatting te maken van de absolute aantallen
die hiermee gemoeid zijn en wat de gevolgen hiervan zijn voor de woningmarkt.
Het is van belang dat de woningbouwproductie in gespannen gebieden wordt
versneld. Verschillende factoren, waaronder capaciteitsproblemen, kunnen ten
grondslag liggen aan vertragingen in het bouwproces. Gemeenten,
projectontwikkelaars en bouwers kunnen gebruik maken van de Crisis- en
herstelwet om procedures te versnellen, zie hiervoor ook de toelichting onder de
beantwoording van vraag 4 en 5. Een andere mogelijkheid is een soortgelijke
‘vliegende brigade’ van deskundigen als in de Metropoolregio Amsterdam. Deze
groep deskundigen, bestaande uit zowel ambtenaren van de gemeenten als markt
professionals, is daar ingesteld om gemeenten met capaciteitsproblemen te
ondersteunen.
De komende periode ga ik op regionaal niveau in gesprek met provincies,
gemeenten, bouwers, investeerders en corporaties over het versnellen van de
ontwikkeling van woningbouw in gespannen gebieden. Hierbij komen ook
mogelijke belemmeringen als gevolg van trage procedures aan de orde. De
gesprekken wil ik laten uitmonden in afspraken over hoe de woningbouw versneld
kan worden, en wie daarbij welke rol heeft. Daarnaast ben ik in gesprek met
stakeholders om te bepalen hoe wij samen de woningbouwproductie verder
kunnen versnellen. De stakeholders in de woningmarkt zijn zich bewust van de
noodzaak om de woningbouwproductie te verhogen. Mede door de inspanning van
alle betrokkenen, waaronder bouwers en gemeenten, verwacht het EIB de
komende jaren een toename van de nieuwbouwproductie van 54,800 in 2016 naar
ongeveer 60.000 per jaar in 2017 en 2018, en gemiddeld 70.000 per jaar in 2019
tot en met 2021.
Vraag 4
Hoeveel bouwprojecten zijn de afgelopen jaren geholpen met het team dat onder
de Crisis- en Herstelwet gemeenten helpt? Hoeveel bouwprojecten zijn de
afgelopen jaren geholpen met het expertteam Versnellen? Is het waar dat beide
teams vraaggestuurd werken en dat zij wachten tot gemeenten,
projectontwikkelaars of bouwers zich bij hun melden om procedures te versnellen?
Vraag 5
Bent u bereid beide teams aanbodgestuurd te maken en actief langs gemeenten
te laten gaan, om procedures in het hele land te versnellen en zo de
woningproductie te verhogen? Zo nee, waarom niet? In hoeverre kan de
woningproductie daarmee worden verhoogd?
Antwoord 4 en 5:
Zowel het team onder de Crisis- en herstelwet als het expertteam Versnellen
werken vraaggestuurd. Onder de Crisis- en herstelwet worden op dit moment 250
experimenten uitgevoerd, waarmee bouwprojecten, zowel woningbouw,
bedrijvigheid als overige ontwikkelingen worden versneld en gestimuleerd. Het
expertteam Versnellen is een voortzetting van de expertteams Ontslakken en
Vlottrekken uit de actieagenda Bouw. Tot aan de instelling van het huidige
expertteam Versnellen in 2015 zijn er 85 pilots aangepakt. Sindsdien zijn dit er 74.
Het expertteam kan zowel door gemeenten als bouwbedrijven worden benaderd
om vraagstukken rond gebiedsontwikkeling op te lossen. Daarnaast heeft het
expertteam ook aandacht voor signalen van vastzittende projecten en zal zij zo
nodig wijzen op de mogelijkheden om het expertteam in te zetten. Ook zet het
expertteam zich in voor kennisdeling tussen gemeenten, onder meer via de
organisatie van bijeenkomsten en het beschikbaar stellen van informatiebronnen
voor gemeenten en bouwers. Gemeenten benutten vervolgens de opgedane
inzichten en ervaringen met het expertteam om hun eigen procedures structureel
te verbeteren, waardoor ook op de lange termijn versnelling gerealiseerd wordt.
Met gemeenten en andere stakeholders wordt de komende tijd bezien op welke
manier er vanaf 2018 een vervolg gegeven kan worden aan de expertteams. Dit
hangt samen met de gesprekken die ik reeds voer met de regio’s en andere
stakeholders over de woningbouwopgave. Inzet van de expertteams wil ik
onderdeel laten zijn van de afspraken die ik met de regio’s ga maken. Lokale
partijen hebben de meeste kennis betreffende de woningbehoefte binnen hun
eigen regio, welke mogelijkheden er zijn hier invulling aan te geven, en wat de
specifieke knelpunten zijn. Daarmee weten zij ook het beste bij welke
ondersteuning zij het meest gebaat zijn, en hoe daarmee de bouwprocessen
versneld kunnen worden. Afhankelijk van de regionale knelpunten bij het
versnellen van de woningbouw kan het expertteam zowel vraaggestuurd als
proactief worden ingezet.