Antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Kwint (SP) en Westerveld
(GroenLinks) van de Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake het bericht dat op
de ene school de helft van de vmbo'ers doorgaat naar de havo en op de andere
niemand (ingezonden d.d. 16 november 2017).
1.
Kent u het bericht dat op de ene school ruim de helft van de vmbo’ers
doorstroomt naar de havo, maar er ook tientallen scholen zijn waar na het
eindexamen niet één vmbo’er verdergaat op de havo? Hoe verklaart u deze
verschillen? 1)
Ja. Graag wil ik voorop stellen dat scholen waarbij het percentage doorstroom naar
het mbo hoger ligt dan het landelijk gemiddelde hun leerlingen ook een goed
perspectief bieden. Het belangrijkste is dat elke leerling, gesteund door school,
bewust kiest voor het vervolgonderwijs dat het beste past. De toelating van
leerlingen tot een hoger niveau in het voortgezet onderwijs, waaronder ook de
toelating van gediplomeerde vmbo-leerlingen tot havo 4, behoort tot de
beslissingsbevoegdheid van de vo-school. Het toelatingsbeleid is dus onderdeel
van het schoolbeleid. Als gevolg hiervan zijn er verschillen tussen havo-scholen.
Ook zijn er verschillen in samenwerking tussen scholen. Een groeiend aantal
vmbo-scholen werkt samen met een havo-school waarbij aan leerlingen een
doorstroomprogramma wordt aangeboden om de doorstroom naar havo gericht
voor te bereiden en te begeleiden. Vergelijkbare doorstroomprogramma’s worden
ook aangeboden gericht op de overstap vmbo-mbo. Door deze verschillen in
toelating en samenwerking stromen op de ene school meer leerlingen vanuit het
vmbo door naar het havo dan op de andere school.
2.
Hebben de scholen waar veel vmbo’ers doorstromen naar de havo specifieke
kenmerken ten opzichte van scholen waar dit niet of weinig gebeurt? Zo ja, welke
kenmerken zijn dit?
Op basis van de gegevens van DUO zijn twee kenmerken te benoemen van vmboscholen
waarbij een relatief hogere doorstroom naar het havo te zien is. Het
eerste kenmerk is dat wanneer de school zowel vmbo als havo aanbiedt, de
doorstroom van leerlingen twee keer zo hoog is als wanneer het om alleen een
vmbo-school gaat. Ten tweede valt op dat het kenmerk ‘verstedelijking’ een rol
speelt in de doorstroom. Het gemiddelde doorstroompercentage van vmbo naar
havo ligt in de (grote) steden bijna twee keer zo hoog als in de kleine gemeenten.
3.
Heeft u signalen dat scholen die vanwege angst voor uitval van leerlingen in 4
havo en het feit dat scholen daarop worden afgerekend, vmbo’ers niet laten
doorstromen naar 4 havo? Acht u dit wenselijk? Wat zou volgens u leidend moeten
zijn: het bevorderen van kansen voor leerlingen door middel van stapelen of
goede doorstroomcijfers van scholen? Kunt u uw antwoorden toelichten?
Ik heb geen signalen dat havo-scholen leerlingen enkel weigeren om de reden dat
zij negatief worden afgerekend op uitval. Wel zijn er havoscholen die de zorg
uitspreken dat de komst van vmbo-leerlingen zal leiden tot mindere leerresultaten
en daarmee tot een mindere beoordeling door de inspectie. Wanneer een school
veel vmbo-leerlingen vanuit de gemengde of de theoretische leerweg laat
opstromen naar havo 4, dan kan de inspectie daar rekening mee houden in haar
beoordeling. De inspectie zal met de school in gesprek gaan over de manier
waarop de school de leerlingen ondersteunt.
Het bieden van kansen om te stapelen moet voorop staan, aansluitend bij de
mogelijkheden en de ambities van de leerlingen. Daarbij is een goede
onderwijskwaliteit inclusief adequate ondersteuning cruciaal.
4.
Bent u het ermee eens dat leerlingen die een vmbo-diploma behalen niet
belemmerd mogen worden om zich verder te ontwikkelen? Moeten deze
leerlingen de kans krijgen om, naast de mogelijkheid om voor een geschikte mboopleiding
te kiezen, te stapelen door te stromen naar de havo zonder
belemmeringen? Zo ja, vormt de eis voor een extra vak een belemmering? Kunt u
uw antwoord toelichten?
Ja. Ik heb er voor gekozen om een wettelijk verankerd doorstroomrecht vmbo-havo
te verbinden aan de voorwaarde dat de leerling succesvol eindexamen moet
hebben afgelegd in minstens één extra vak. Reden hiervoor is dat de
vakkenpakketten op het vmbo en het havo sterk van elkaar verschillen.
Eindexamen in een extra vak vraagt een extra inspanning van de leerling, maar ik
verwacht niet dat dit een belemmering zal vormen voor leerlingen die de overstap
naar het havo aankunnen. Nu al volgt een deel van de leerlingen een extra vak in
het eindexamenjaar van het vmbo. In 2017 deed 34,2 procent van de leerlingen in
de theoretische leerweg eindexamen in een extra vak en 41,3 procent van de
leerlingen in de gemengde leerweg deed dat.