Antwoord op vragen van de leden Jasper van Dijk, Van Kent en Lacin over werklozen die bij de NS met levensgevaarlijke chroomverf moesten werken

2017Z15009 Vragen van de leden Jasper van Dijk, Van Kent en Laçin (allen SP) aan de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Infrastructuur en Waterstaat over werklozen die bij de NS met levensgevaarlijke chroomverf moesten werken (ingezonden 9 november 2017)



Vraag 1: Wat vindt u van het artikel “Chroom-6: hoe 800 Tilburgse werklozen in gevaar werden gebracht”?1
Ik kan me de zorgen en onzekerheid die ik lees in het artikel goed indenken. Gezond en veilig werken is voor iedereen het uitgangspunt. Mensen moeten niet ziek worden door hun werk.

Vraag 2: Deelt u de mening dat zowel de Nederlandse Spoorwegen (NS) als de gemeente Tilburg enorme steken hebben laten vallen bij het treinenproject voor 800 werkloze Tilburgers?
Werken met kankerverwekkende stoffen als chroom VI is aan strenge regels gebonden. Dat betekent dat er doeltreffende beschermende maatregelen genomen moeten worden. Wanneer gemeenten een re-integrant plaatsen bij een andere werkgever dan de gemeente, hebben zowel de gemeente als de andere werkgever een verantwoordelijkheid om de gezondheid en de veiligheid van de reintegrant te waarborgen. De gemeente blijft eindverantwoordelijk. De gemeente Tilburg heeft naar aanleiding van signalen over risicovolle werkomstandigheden in 2015 een “Onafhankelijke Onderzoekscommissie Tilburg Chroom-6” (verder: onafhankelijke onderzoekscommissie) ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van zowel werkgevers- als werknemerszijde, een onafhankelijk voorzitter en een onafhankelijk wetenschappelijk expert. In opdracht van deze commissie doet het RIVM onderzoek naar de omstandigheden waaronder in het project tROM2 gewerkt is. De NS verleent hieraan volledige medewerking. Ik wil graag eerst de resultaten van dit onderzoek afwachten; deze worden eind augustus 2018 verwacht.

Vraag 3: Wat vindt u van de behandeling van de werklozen in dit project (“schuren, en niet zeuren”), waarbij zieke medewerkers gebeld werden door de projectleider met de mededeling dat zij gekort werden op hun uitkering als zij niet toch kwamen opdagen?
De regels voor gezond en veilig werken gelden voor mensen die aan het re-integreren zijn net zozeer als voor mensen die in loondienst werken. De onafhankelijke onderzoekscommissie onderzoekt in dit verband onder andere de arbeidsomstandigheden en de genomen beschermingsmaatregelen.

Vraag 4: Hoe is het mogelijk dat de NS, de gemeente Tilburg en de Inspectie SZW niet ingrepen toen duidelijk werd dat de werklozen zonder adequate bescherming moesten werken met chroomverf?
Vragen naar het arbeidsregime maken ook deel uit van het onderzoek in opdracht van de onafhankelijk onderzoekscommissie. Voor wat betreft de rol van de Inspectie SZW, zie het antwoord op vraag 6.

Vraag 5: Klopt het dat de NS lang van tevoren op de hoogte was van de risico’s van het werken met chroomverf? Zo ja, waarom werden geen maatregelen genomen?
In het onderzoek dat door RIVM inzake tROM wordt uitgevoerd, wordt onder meer gekeken naar de manier waarop de verplichtingen uit de Wet werk en bijstand (Wwb) zijn ingevuld. Naast het onderzoek van de onafhankelijke commissie naar het tROM-project heeft NS aangekondigd zelf een extern onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren door het RIVM. Dit is het zogeheten “Onderzoek Verleden”. Dit onderzoek ziet specifiek op de arbeidsomstandigheden bij NS in het verleden. Dit onderzoek zal binnenkort van start gaan.

Vraag 6: Hoe kan het dat u op eerdere vragen antwoordt dat de toenmalige Inspectie SZW geen signalen heeft ontvangen, terwijl er wel degelijk anonieme klachten binnenkwamen over het vele stof?3
In 2005 heeft een inspecteur van de Inspectie SZW de betreffende Nedtrain-locatie bezocht naar aanleiding van een klacht van werknemers over blootstelling aan lawaai en stof. De klacht was niet afkomstig van werknemers die werkten aan het verwijderen van verf en had ook niet specifiek betrekking op chroom VI. Door plaatsing van deze werknemers in een andere ruimte is toen een oplossing gevonden voor die klacht. Voor de volledigheid meld ik nog dat de Inspectie SZW in 2008, in het kader van een inspectieproject machineveiligheid, een inspectie heeft uitgevoerd op dezelfde locatie. Bij de beantwoording van genoemde Kamervragen zijn deze bezoeken niet boven water gekomen vanwege het ontbreken van de link met chroom VI.

Vraag 7: Kunt u garanderen dat werknemers - die nu nog in aanraking komen met chroomverf - geen enkel risico meer lopen?
Veiligheid is primair de verantwoordelijkheid van werkgevers. Zij dienen risico’s te inventariseren en doeltreffende beschermende maatregelen te nemen. In de huidige wet- en regelgeving zijn enkele aanscherpingen doorgevoerd. Zo mag een aantal chroomVI-houdende verbindingen nu alleen nog gebruikt worden indien een vergunning van de Europese Commissie is verkregen. Deze zogeheten autorisatieplicht is geregeld in de REACH-verordening4 . Daarbij worden strenge voorwaarden aan het gebruik gesteld. Bedrijven5 die deze vergunning niet hebben of niet tijdig hebben aangevraagd, mogen sinds 21 september 2017 geen gebruik meer maken van deze stoffen. Verder heeft de Gezondheidsraad advies uitgebracht over de gezondheidsrisico’s van chroom VI. Naar aanleiding van dit advies6 is er een verlaagde wettelijke grenswaarde vastgesteld. Deze grenswaarde omvat alle blootstelling aan de stof, dus niet alleen in productieprocessen maar ook bij bewerkingen nadat bijvoorbeeld verf is toegepast die dergelijke verbindingen bevat. De Inspectie SZW is in het najaar van 2016 gestart met het benaderen van branches waar blootstelling aan chroom VI kan plaatsvinden. Zij zijn geïnformeerd over de verlaging van de grenswaarde die per 1 maart 2017 is ingegaan. Aan de branches is gevraagd om de manier waarop ze met chroom VI werken in kaart te brengen en ze zijn aangespoord hun verantwoordelijkheid te nemen en zo nodig maatregelen te treffen.

Vraag 8: Bent u bereid de aanbevelingen uit het rapport “Slachtoffers van gevaarlijke stoffen bij defensie” ook toe te passen op deze ernstige zaak?7

Vraag 10: Komen de slachtoffers – zolang het onderzoek nog loopt - in aanmerking voor een coulanceregeling, zoals die ook voor defensie geldt8? Zo ja, waarom? nee, waarom niet?

Vraag 11: Komen de slachtoffers uiteindelijk in aanmerking voor een ruimhartige schadevergoeding? Bent u bereid hiervoor een schadefonds in te stellen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?


Antwoord vraag 8, 10 en 11:
Ik onderschrijf de algemene aanbevelingen uit het rapport “Slachtoffers van gevaarlijke stoffen”, zoals het recht op een eerlijke en rechtvaardige behandeling van gevolgen van het werken met gevaarlijke stoffen, het garanderen van de veiligheid van werknemers en het voldoen aan veiligheidsvoorschriften. De aanbevelingen richten zich verder op een redelijke schadevergoeding en het oprichten van een schadefonds. Het is aan de werkgever om een financiële vergoeding voor gezondheidsschade van werknemers te overwegen. Defensie heeft de regeling ook in die hoedanigheid getroffen. In het geval van het treinenproject in Tilburg heeft de gemeente Tilburg voor de jaren 2016, 2017 en binnenkort ook voor 2018 aan betrokkenen een financiële tegemoetkoming verstrekt ter hoogte van het eigen risico om de drempel weg te nemen om zich eventueel medisch te laten onderzoeken. Het onderzoek van het RIVM zal meer inzicht geven in de toedracht, de (gezondheids)schade en de causaliteit met de uitgevoerde werkzaamheden. Hiermee zal nader kunnen worden bepaald of en welke schadevergoeding op z’n plaats is. Eventueel kan een rechter hier in laatste instantie een uitspraak over doen.

Vraag 9: Deelt u de mening dat sprake is van een keihard misdrijf omdat de mensen die zijn blootgesteld aan gevaarlijke stoffen onvoldoende werden beschermd en omdat de kennis over die gevaarlijke stoffen aanwezig was of tenminste had moeten zijn? Zo ja, waarom. Zo nee, waarom niet?
Om hierover uitspraken te kunnen doen zal inzicht nodig zijn in de feiten en omstandigheden rond het tROMproject. Of er sprake is van een misdrijf, mocht hier op grond van de onderzoeksresultaten een vermoeden van rijzen, zal door de rechter moeten worden vastgesteld.
1 Brabants Dagblad, 4 nov 2017.
2 Tilburgs re-integratieproject tROM (Tramremise Ontwikkelingsmaatschappij).
3 Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015-2016, nr. 2758.
4 Verordening (EG) 1907/2006, PbEG L 396 van 30.12.2006.
5 Het is ook mogelijk dat leveranciers een vergunning aanvragen voor alle gebruikers in de keten. Dan is het voor de gebruikende bedrijven zelf niet nodig om een vergunning aan te vragen.
6 Gezondheidsraad. Chroom VI-verbindingen. Beoordeling van de carcinogeniteit. Den Haag: Gezondheidsraad, 2016; publicatienr. 2016/13. ISBN 978-94-6281-084-6
7 https://www.sp.nl/nieuws/2016/08/van-dijk-schadefonds-voor-slachtoffers-gifstoffen-defensie.
8 https://www.defensie.nl/downloads/regelingen/2015/03/03/ministeriele-regeling---coulanceregeling-chroom-6

Indiener(s)