Antwoorden Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de minister van
Justitie en Veiligheid over het mislukken van een grote drugszaak door
forse termijnoverschrijding door het Openbaar Ministerie (ingezonden 27
oktober 2017, nr. 2017Z14356)
Vraag 1
Kent u het bericht ‘OM delft onderspit in XTC-zaak’? 1)
Ja.
Vraag 2
Hoe kan het dat uiteindelijk een zevende officier van justitie op deze
zaak is gezet en het Openbaar Ministerie (OM) de termijn voor
vervolging uiteindelijk zo fors heeft overschreden?
Vraag 3
Kunt u zich voorstellen dat het tot grote teleurstelling leidt dat zes
verdachten niet langer berecht kunnen worden en vijftig getuigen
tevergeefs zijn gehoord omdat deze grote strafzaak al negen jaar
duurde? Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Hoeveel heeft de voorbereiding
van deze zaak in totaal gekost?
Antwoord 2 en 3
Het tijdsverloop in deze zaak heeft deels te maken met personeelswisselingen en
daarnaast met de complexiteit van de zaak, alsmede met de vele
getuigenverhoren die op verzoek van de verdediging plaatsvonden door de
rechter-commissaris. De officier van justitie is bij al deze verhoren aanwezig
geweest. Hoeveel tijd de voorbereiding in totaal in beslag heeft genomen, is niet
als zodanig geregistreerd.
Voor zover het tijdsverloop niet te wijten is aan de verdachten, zou de officier van
justitie dit in de eis verdisconteerd hebben, in die zin dat de eis als gevolg
daarvan – conform vaste jurisprudentie van de Hoge Raad – lager zou uitvallen.
In dit geval stelt het Openbaar Ministerie beroep in tegen de zaken van de twee
hoofdverdachten die verdacht worden van de ernstigste strafbare feiten. In de
overige zaken wordt daarvan afgezien, mede gelet op de geringere ernst van de
feiten.
Vraag 4
Hoe vaak komt het voor dat dergelijke termijnoverschrijdingen door het
OM tot dergelijke gevolgen leiden waardoor strafzaken niet afgemaakt
kunnen worden en dus zonder gevolgen blijven? Indien dit niet bekend
is, bent u bereid dit te laten onderzoeken?
In 2016 is het Openbaar Ministerie in 0,8% van het totaal aantal door de rechter
afgedane misdrijfzaken niet-ontvankelijk verklaard. Het betreft hier alle gevallen
van niet-ontvankelijkheid (onder meer in verband met problemen rondom
rechtsmacht, wetsystematische vervolgingsbeletselen, ontwikkelingen in de
jurisprudentie en termijnoverschrijdingen). De oorzaken die ten grondslag liggen
aan niet-ontvankelijkheid worden niet afzonderlijk geregistreerd, zodat niet
bekend is in hoeveel zaken termijnoverschrijding de oorzaak is van nietontvankelijkheid.
Aangezien het in casu een vonnis betreft in eerste aanleg in een individuele
strafzaak, tegen welk vonnis nog hoger beroep loopt, bestaat er vooralsnog geen
aanleiding om een onderzoek in te stellen.
Vraag 5
Hoe groot zijn de achterstanden bij het OM nu werkelijk? Kunt u dit
uitsplitsen per regio?
Het College van procureurs- generaal houdt maandelijks zicht op de
ontwikkelingen in de werkvoorraden van het Openbaar Ministerie. Binnen deze
voorraad dient een deel van de zaken nog door het Openbaar Ministerie te worden
beoordeeld, zijn andere zaken in afwachting van een zittingsdatum en is een deel
van de zaken gereed om door de rechter te worden beoordeeld en is de
zittingsdatum bekend. In oktober was de totale werkvoorraad (verdeeld over deze
categorieën) 90.893 misdrijven en 96.454 overtredingen.
Het Openbaar Ministerie ziet per type zaak verschillende doorlooptijden. De
strafrechtketenmonitor die uw Kamer in juli heeft ontvangen (Kamerstukken II, 29
279, nr. 389) bevat informatie over de doorlooptijd van zaken. Deze wordt bepaald
als de tijd tussen de datum van het eerste verhoor en de datum waarop een 1e
inhoudelijke beslissing wordt genomen. Bij zwaardere zaken is dat het eerste
eindvonnis van de rechter. De vonnissen die in 2016 in eerste aanleg zijn
uitgesproken hadden bij misdrijven een gemiddelde doorlooptijd van 8 maanden
en bij overtredingen is dit 16 maanden.
Vraag 6
Deelt u de vrees dat de jarenlange bezuinigingen op het OM hun tol aan
het eisen zijn?
Die vrees deel ik niet. Uit de validatie van een onafhankelijke deskundige bleek
eind 2015 dat het Openbaar Ministerie op koers lag om de rijksbrede
efficiencytaakstelling zonder extra middelen te realiseren en op het bestaande
kwaliteits- en serviceniveau te functioneren. Dat beeld is ongewijzigd. Wel is
destijds structureel €15 mln. geïnvesteerd in ICT en zijn er vanaf 2017 extra
middelen toegekend voor de aanpak van ondermijning en cybercrime,
terrorismebestrijding en crisisbeheersing en een betere verbinding tussen de
domeinen straf en zorg (waaronder slachtofferzorg). In 2018 gaat het in totaal om
€12,3 mln. en vanaf 2019 om €14,1 mln. structureel. Ook wordt €0,8 mln.
geïnvesteerd in de versterking van de strafrechtelijke aanpak van uitreizigers en
€1 mln. in de aanpak van cybercrime. Tot slot zijn er op basis van het
regeerakkoord middelen gereserveerd voor de strafrechtketen, waaronder het OM.
Het gaat om de digitalisering van de strafrechtketen, extra capaciteit in de
strafrechtketen en het ondermijningsfonds.
Vraag 7
Welke maatregelen neemt u om dit soort uitwassen te vermijden en de
problemen bij het OM bij de kern aan te pakken?
Het is bekend dat zaken soms vertraging oplopen (mede) als gevolg van
wisselingen van officieren van justitie. Dat is onwenselijk. Het Openbaar Ministerie
heeft intern maatregelen getroffen om dergelijke vertragingen zoveel mogelijk te
voorkomen. Zie verder het antwoord op vraag 6.