Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Kooiman (SP) over het bericht dat
duizenden kwetsbare patiënten slechtziend zullen worden door onverantwoorde
bezuiniging van zorgverzekeraars . (2017Z14199) (ingezonden 25 oktober 2017)
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat duizenden kwetsbare patiënten slechtziend
zullen worden door onverantwoorde bezuiniging van zorgverzekeraars? 1)
Ja, ik heb het bericht gelezen.
Vraag 2
Bent u ook zo enorm geschrokken van het bericht dat zorgverzekeraars oogartsen
dwingen om uitsluitend goedkope injecties te gebruiken, die bij een deel van de
patiënten niet werken en tot gevolg hebben dat zij maatschappelijk blind zullen
worden? 1)
In het verleden heeft het Zorginstituut ranibizumab en bevacizumab (medicijnen
die in het door u aangehaalde rapport ondermeer genoemd worden) meerdere
keren beoordeeld1,2
. De conclusie van het Zorginstituut was toen dat er geen
therapeutische meerwaarde van het ene medicijn ten opzichte van het andere
medicijn was. Ook was er toen geen wetenschappelijke bewijs dat als de patiënt
faalt op het ene medicijn, de patiënt wel baat heeft bij het andere medicijn.
Het Zorginstituut heeft in het advies in 2012 aangegeven dat zij met de
beroepsgroep hierover afspraken zal maken om inzicht te krijgen in de
therapeutische waarde van ranibizumab als tweedelijnsbehandeling.Het
Zorginstituut heeft hiervoor het initiatief bij de fabrikanten gelegd.
Navraag bij het Zorginstituut heeft aan het licht gebracht dat geen enkele
fabrikant van alternatieven voor bevacizumab aan het Zorginstituut studies ter
beschikking heeft gesteld die onderbouwen dat producten als aflibercept en
ranibuzimab wel werken bij patiënten die niet reageren op bevacizumab.
Als er nieuwe goed onderbouwde wetenschappelijke studies zijn die een nieuw
licht op de beoordelingen van het Zorginstituut kunnen werpen, dan lijkt mij de
meest geëigende weg dat de fabrikanten van de betrokken medicijnen een dossier
bij het Zorginstituut indienen. Dan kan het Zorginstituut op basis van dit dossier
een oordeel vellen.
Vraag 3
Hoe kan het dat zorgverzekeraars bij onderhandelingen met ziekenhuizen en
zorginstellingen eigenstandig kunnen afdwingen slechts 10% van de
oogbehandelingen met dure injecties te vergoeden, terwijl de dure ooginjecties in
het basispakket zitten en oogartsen volgens richtlijnen verplicht zijn deze voor te
schrijven? 2)
De drie dure injecties zitten in het pakket. Onderzoek heeft aangetoond dat deze
middelen min of meer gelijkwaardig zijn, zoals ondermeer ook in het eerder
genoemde rapport van het Zorginstituut beschreven staat. Er is echter een fors
prijsverschil tussen de middelen. Ik vind het daarom heel goed dat
zorgverzekeraars gebruik maken van deze kennis, en dus afspraken maken met
ziekenhuizen over de inzet van het meest doelmatige middel.
Als een patiënt met een goedkoop middel uitkomt in de behandeling, is het
ondoelmatig als de patiënt met een even goed, maar duurder middel wordt
behandeld.
Dat patiënten niet allemaal reageren op het goedkoopste middel, is bekend. Dat is
precies de reden waarom er door zorgverzekeraars voor gekozen is om niet alleen
het goedkoopste middel in te kopen, maar juist nog ruimte over te laten voor de
inzet van het duurdere middel als daar in de behandeling behoefte aan is. Dit is
niet hard wetenschappelijk onderbouwd, maar de praktijk leert dat het goed is
voor patiënten en behandelaren om deze ruimte te hebben.
Vraag 4
Erkent u dat zorgverzekeraars hier hun zorgplicht ontduiken? Wat gaat u hieraan
doen?
Op basis van de informatie die ik nu heb, kan ik niet stellen dat zorgverzekeraars
hun zorgplicht ontduiken. De vraag is nu aan de orde of er wetenschappelijk bewijs
is die aangeeft dat een patiënt die geen baat heeft bij behandeling met
bevacizumab, wel baat heeft bij behandeling met de andere medicijnen.
Zoals ik hierboven aangegeven heb, zouden de fabrikant(en) dit in de vorm van
een dossier bij het Zorginstituut moeten aanleveren. Pas als deze vraag
beantwoord is, komt men aan de vraag toe over de zorgplicht.
Vraag 5
Bent u bereid een onderzoek in te stellen naar de alarmerende signalen dat
zorgverzekeraars tijdens de onderhandelingen met instellingen percentages
afdwingen over het aantal dure ooginjecties dat mag worden gebruikt?
Zie het antwoord op vraag vier.
Vraag 6
Bent u zich bewust van de maatschappelijke kosten van slechtziend- en blindheid
door de dreigende onderhandeling van duizenden patiënten? Acht u dit wenselijk?
Zowel voor de individuele patiënt als voor de maatschappij is slechtziend- en
blindheid onwenselijk.
De vraag is echter, gezien ook de rapporten die het Zorginstituut eerder over deze
middelen heeft uitgebracht, of het therapeutisch zinvol is om een patiënt te
behandelen met aflibercept en ranibuzimab als de patiënt niet reageert op
bevacizumab.
7
Wat gaat u doen om te garanderen dat zorgverzekeraars niet langer het
verantwoorde gebruik van de meer kostbare ooginjecties kunnen beperken?
Als de fabrikanten in de vorm van een dossier nieuwe bewijslast overleggen,
waardoor het Zorginstituut tot een ander oordeel komt dan een aantal jaren
geleden, dan zullen zorgverzekeraars rekening houden met dit oordeel.
1 https://www.zorginstituutnederland.nl/publicaties/rapport/2011/07/25/ranibizumab-lucentisbij-visusverslechtering-als-gevolg-van-diabetisch-macula-oedeem
2 https://www.zorginstituutnederland.nl/publicaties/adviezen/2012/08/13/adviesranibizumab-lucentis-bij-de-indicatie-%E2%80%98neovasculaire-leeftijdsgebondenmaculadegeneratie%E2%80%99