Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Kooiman (SP) over de
beschikbaarheid van bacteriofagen als alternatief voor antibiotica .
(2017Z15120)
1
Bent u bekend met de uitzending van Radar d.d. 30 oktober 2017 over het gebruik
van bacteriofagen als alternatief voor antibiotica? 1)
Ja.
2
Snapt u de onrust die is ontstaan over het feit dat een behandeling met
bacteriofagen in Nederland niet mogelijk is, terwijl dit in Georgië behoort tot de
reguliere behandeling? Kunt u dit toelichten?
Patiënten willen de beste behandeling krijgen voor hun klachten of aandoening.
Zeker als het gaat om (multi-)resistente bacteriën, waarbij antibiotica niet meer
werken. De Radar uitzending liet zien dat fagenbehandeling een praktisch
bruikbare werkwijze is. In de antwoorden hieronder licht ik toe dat nog weinig
klinisch bewijs hiervoor beschikbaar is. Ook geef ik aan dat een behandeling met
bacteriofagen of producten die daarop gebaseerd zijn onder voorwaarden mogelijk
en ook praktisch gebruikt is in Nederland.
3
Vindt u het ook onwenselijk dat commerciële partijen voor veel geld reisjes naar
Georgië aanbieden om mensen die ten einde raad zijn, te kunnen laten
behandelen met bacteriofagen?
Veel geld verdienen aan patiënten die op zoek zijn naar een behandeling in het
buitenland is vanuit een ethisch oogpunt moeilijk verdedigbaar. Het gaat echter
om commerciële diensten die niet wettelijk verboden zijn. Het is niet aan mij om te
oordelen over de wenselijkheid hiervan.
4
Hoe kijkt u aan tegen de inzet van bacteriofagen als een mogelijke oplossing voor
de toenemende antibiotica resistentie? Kunt u dit toelichten?
Ik vind de inzet van bacteriofagen een interessante ontwikkeling die kan bijdragen
aan de wereldwijde strijd tegen antibiotica resistentie. Door een gebrek aan
gedegen klinisch onderzoek zijn echter ook veel vragen over de werking en
toepasbaarheid van fagen, en ze werken niet voor alle type bacteriën en infecties.
Meer onderzoek is dan ook nodig voordat fagen op grotere schaal toegepast
kunnen worden in de zorg.
5
Is er in Nederland reeds onderzoek gedaan naar het gebruik van bacteriofagen?
6
Bent u bereid om het gebruik van bacteriofagen in een gecontroleerde
onderzoeksomgeving mogelijk te maken in een academisch ziekenhuis? Zo ja, wat
is er nodig om dit te faciliteren? Zo nee, kunt u dit toelichten en aangeven welke
andere mogelijkheden er zijn?
Er is in Nederland zeker onderzoek gedaan naar bacteriofagen, en thans is dit
onderzoek nog gaande. Voor onderzoek bij mensen moet volgens de Wet medischwetenschappelijk
onderzoek met mensen (WMO) aan eisen worden voldaan en dit
wordt getoetst door de Medisch Ethische Toetsingscommissies (METC’s).
Bij meerdere universiteiten en academische centra in Nederland is kennis over
fagen beschikbaar. Hieronder wordt een aantal voorbeelden genoemd van zowel
klinisch onderzoek met patiënten als onderzoek naar de toepassing van fagen in
andere domeinen zoals de levensmiddelentechnologie.
Het UMC Utrecht is gestart met een biobank met bacteriofagen waarmee
onderzoek gedaan wordt, en onderzoekt de mogelijkheden om begin 2018
patiëntgebonden wetenschappelijk onderzoek te starten.
Het Nederlandse biotech bedrijf Micreos voert in samenwerking met
Erasmus MC een klinische studie uit met een op fagentechnologie
gebaseerd product tegen huidinfecties bij mensen.
Micreos ontwikkelt ook bacteriofagen tegen bacteriën die voedselbederf
veroorzaken.
In het inmiddels afgelopen ALTANT programma1
(ALTernatieven voor
ANTibiotica) is onderzoek gedaan naar het gebruik van bacteriofagen om
infecties bij varkens tegen te gaan.
Het RIVM voert momenteel een grondige literatuurstudie uit naar wat nu al bekend
is over de werking van bacteriofagen en de (on)mogelijkheden. Ook zal een team
van RIVM experts begin 2018 een bezoek brengen aan het Eliava instituut in
Georgië. Zo wil ik meer inzicht krijgen in de werkwijze in Georgië, de resultaten
daarvan, en de mogelijke baten voor patiënten in Nederland.
7
Kunt u uiteenzetten hoeveel budget beschikbaar is voor onderzoek naar
bacteriofagen, in het kader van onderzoek naar antibioticaresistentie?
Voor onderzoek naar antibioticaresistentie loopt een aantal nationale en
internationale programma’s, ik noem hieronder de meest relevante programma’s
voor Nederlandse onderzoekers:
ZonMw programma Antibiotica Resistentie, met een budget van 16 miljoen
euro in de periode 2016-2023. Een van de onderzoeksthema’s in dit
programma is ‘Mechanismen en doelen voor nieuwe antibiotica en
alternatieven voor antibiotica’.
VWS heeft samen met de topsector Chemie in mei 2017 een nieuw
onderzoeksprogramma opengesteld dat zich specifiek richt op toegepast
onderzoek naar antibiotica en alternatieven voor antibiotica, waar
onderzoekers en bedrijven subsidie kunnen aanvragen. Hierin heeft VWS
4,8 miljoen euro geïnvesteerd.
Joint Programming Initiative Antimicrobial Resistance (JPIAMR) is een
internationale samenwerking van onderzoeksfinanciers. Binnen het JPIAMR
worden subsidierondes opengesteld met diverse onderwerpen die van
belang zijn voor een ‘One Health’ aanpak van antibiotica resistentie.
Afhankelijk van het onderwerp van een subsidie-oproep kunnen ook
onderzoeksvoorstellen met bacteriofagen worden ingediend. In de meest
recente subsidieronde was bijvoorbeeld 11,5 miljoen euro beschikbaar
gesteld voor preventie, controle, en interventies voor infecties.
EU onderzoeksprogramma’s zoals de Horizon 2020. Uit het 7e
Europese
Kaderprogramma, de voorganger van Horizon 2020, is het project
Phagoburn gefinancierd. Dit project onderzoekt de werking van
faagtherapie bij patiënten met geïnfecteerde brandwonden. Hiervoor is 3,8
miljoen euro beschikbaar gesteld.
Naast het project Phagoburn zijn in bovenstaande onderzoeksprogramma’s geen
aanvragen voor onderzoek met bacteriofagen toegekend. Het beschikbare budget
in onderzoeksprogramma’s is bedoeld voor alle aanvragers die voldoen aan de
opgestelde criteria. Een onafhankelijke beoordelingscommissie met
(internationale) experts beoordeelt de onderzoeksprojecten op kwaliteit en inhoud.
1 ALTANT was een publiek-privaat onderzoeksprogramma met een totaalbudget
van 18 miljoen euro. Het toenmalige ministerie van Economie, Landbouw &
Innovatie en het bedrijfsleven zijn de grootste investeerders.