Antwoorden van de minister voor Rechtsbescherming en de minister
voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport op schriftelijke vragen van het
lid Kooiman (SP) over het bericht dat de zorg aan kwetsbare gezinnen
onder druk staat. (ingezonden 5 oktober 2017, 2017Z13273)
Vraag 1
Kent u het bericht dat 300 kinderen/gezinnen van de William Schrikker
Groep (WSG) en 120 kinderen/gezinnen van het Leger des Heils de dupe
zijn van een tarievenslag bij gemeenten? 1)
Antwoord op vraag 1
Ja, het bericht uit de NRC is ons bekend.
Vraag 2
Deelt u de mening dat gemeenten geen zorg behoren in te kopen onder
de kostprijs? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat er een reële prijs wordt
betaald voor zorg aan kinderen en gezinnen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 3
Staat u nog steeds achter uw eigen uitspraak dat gemeenten voor de
jeugdzorg ook een reëel basistarief moeten hanteren, net zoals dit in
de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ook staat aangegeven?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord op vraag 2 en 3
Gemeenten zijn in het decentrale stelsel verantwoordelijk voor het vormgeven van
en het voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van
gecertificeerde instellingen en voorzieningen op het gebied van jeugdhulp. De
gemeenten zullen daartoe zorg inkopen die het beste past bij de beleidsvisie van
de gemeenten. Met de decentralisatie is ook beoogd om – binnen de wettelijke
kaders - tot vernieuwing van de geboden zorg en maatwerk te komen. Bij de
inkoop van jeugdhulp, de maatregelen voor jeugdbescherming en de
jeugdreclassering verplicht artikel 2.11, lid 3 van de Jeugdwet gemeenten zich te
baseren op een goede prijs-kwaliteitverhouding en mogen zij niet enkel op grond
van de laagste prijs een aanbieder selecteren. Gemeenten moeten daarbij
rekening houden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de van
toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden. Ook moeten zij zich er, conform de
Jeugdwet, rekenschap van geven dat de instelling hulp moet bieden die voldoet
aan geldende kwaliteitseisen. Een kostendekkend tarief is daarbij een belangrijke
randvoorwaarde. Een niet kostendekkend tarief levert bovendien risico’s op voor
de continuïteit van zorg en de zorgplicht van gemeenten. Het is aan de colleges
en instellingen om daar met elkaar afspraken over te maken zodat instellingen in
staat zijn op duurzame wijze hulp van goede kwaliteit te leveren. Het is de rol en
de verantwoordelijkheid van de gemeenteraden om hun colleges zo nodig ter
verantwoording te roepen en in de gemeentelijke verordening regels te stellen om
een goede verhouding tussen prijs en kwaliteit te waarborgen, waarbij ook
rekening moet worden gehouden met de inzet van deskundige professionals en
toepasselijke arbeidsvoorwaarden (zie ook artikel 2.12 van de Jeugdwet).
Vraag 4
Bent u zich ervan bewust dat de WSG de enige organisatie is die
jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringstaken uitvoert aan kinderen
en/of gezinnen met een beperking? Deelt u de mening dat deze
specifieke kennis niet zomaar door een andere organisatie kan worden
overgenomen?
Antwoord op vraag 4
De WSG is gespecialiseerd in het werken met kinderen en/of gezinnen met een
beperking. Dat betekent echter niet dat andere gecertificeerde instellingen (GI’s)
niet ook begeleiding aan deze kinderen kunnen geven. Daarbij is het van belang
dat de betreffende GI’s deskundigheid hebben of opbouwen om kinderen en/of
gezinnen met een beperking te begeleiden. De gemeenten moeten conform de
wet bij de inkoop redelijkerwijs rekening houden met behoeften en
persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders en met de godsdienstige
gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en
zijn ouders.
Vraag 5
Hoe gaat u de continuïteit van zorg garanderen voor deze 420 (300 +
120) gezinnen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord op vraag 5
Het is aan de colleges van B en W om in het kader van hun zorgplicht te zorgen
voor een toereikend aanbod aan voorzieningen die voldoet aan de geldende
kwaliteitseisen. Het is in het jeugdstelsel de rol en verantwoordelijkheid van
gemeenteraden om hun colleges zo nodig ter verantwoording te roepen als de
continuïteit van de begeleiding in het geding is.
Zoals onze ambtsvoorgangers in de brief van 12 oktober 20171
aan uw Kamer
hebben aangegeven is in de regio Zuid-Holland Zuid sprake van een lopende
aanbestedingsprocedure waar het Rijk geen partij in is. Terughoudendheid vanuit
het Rijk is dan ook op zijn plaats. Ik kan u berichten dat partijen in de regio ZuidHolland
Zuid alsnog tot afspraken zijn gekomen met betrekking tot het voorzetten
van de contracten in 2018 en 2019.
Vraag 6
Klopt het dat dit probleem niet alleen speelt in de regio Zuid-Holland,
maar ook in de regio Twente, aangezien de tarieven daar een stuk onder
de landelijke tarieven voor jeugdbescherming en jeugdreclassering
liggen omdat een aantal jaren de overheidsbijdrage in de
arbeidskostenontwikkeling (OVA) niet is toegepast? Gaat u die regio ook
aanspreken op hun verantwoordelijkheid om niet onder de kostprijs deze
zorg in te kopen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord op vraag 6
Er hebben ons geen signalen bereikt dat instellingen zich terugtrekken uit de
aanbesteding in de regio Twente. Zie verder de antwoorden op vraag 2, 3, 4 en 5.
Vraag 7
Bent u bereid te onderzoeken in hoeverre de (voorheen) Bureaus
Jeugdzorg en Leger des Heils organisaties ook te kampen hebben met
het betalen onder het basistarief? Zo nee, waarom niet?
Vraag 8
Bent u bereid in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) een gezamenlijk kostprijsonderzoek te faciliteren om
te komen tot basistarieven voor de gecertificeerde instellingen, omdat
de jeugdbescherming en jeugdreclassering gezien worden als verlengde
overheidstaak/gedwongen kader? Zo ja, wanneer gaat u dit instellen? Zo
nee, waarom niet? 2)
Antwoord op vraag 7 en 8
In een gedecentraliseerd stelsel is het aan gemeenten om, op basis van hun
beleidsvisie, zorg te dragen voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod
van gecertificeerde instellingen en om met instellingen tot overeenstemming te
komen over de kostprijs die passend is voor de werkwijze en methodiek van de GI.
Het is dan ook aan gemeenten en instellingen zelf om zo nodig onderzoek te doen
naar de kostprijs. In dit kader hebben de VNG en Jeugdzorg Nederland – in het
verlengde van het onderzoek naar de continuïteit van jeugdbescherming en
jeugdreclassering (zie brief van 12 oktober) - met elkaar afgesproken onderzoek
uit te laten voeren om tot reële kostprijzen te komen die gemeenten aan hun
bekostiging ten grondslag kunnen leggen. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid
ondersteunt dit. De oplevering van dit onderzoek is gepland in april 2018.
Vraag 9
Kunt u aangeven welke jeugdzorgregio’s voor 2018 de tarieven niet
verhogen voor de jeugdbescherming en jeugdreclassering met de in de
meicirculaire 2017 genoemde OVA?
Antwoord op vraag 9
Het is niet bekend hoeveel jeugdzorgregio’s de tarieven voor 2018 al dan niet
verhogen met de loon- en prijsbijstelling 2017.
Vraag 10
In hoeverre zijn jeugdzorgregio’s en gemeenten verplicht om hun prijzen
te indexeren naar aanleiding van de OVA? Bent u bereid dit verplicht te
stellen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 11
Bent u zich er ook van bewust dat als instellingen hun tarieven
niet geïndexeerd krijgen, terwijl de loonkosten wel stijgen, dit indirect
kan betekenen dat medewerkers het veel drukker krijgen of zelfs
ontslagen worden omdat deze loonkosten niet meer betaald kunnen
worden? Zo ja, hoe gaat u dit probleem aanpakken? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord op vraag 10 en 11
Het is belangrijk dat in de tarieven die gemeenten met aanbieders afspreken
rekening wordt gehouden met een stijging van de loonkosten. Hierover is in het
bestuurlijk overleg met de VNG van 9 februari 2017 ook gesproken. Er bestond
hierover geen verschil van mening.
Wel is geconstateerd dat gemeenten hier verschillend mee omgaan. Er zijn
gemeenten die de loon- en prijsbijstelling al voorafgaand aan een jaar in hun
tarieven opnemen. Andere gemeenten kennen dit lopende het jaar toe, wanneer
hierover definitieve cijfers beschikbaar komen.
Geconstateerd is dat het belangrijk is dat gemeenten en aanbieders hier met
elkaar heldere afspraken over maken, opdat hier op een later moment geen
onduidelijkheid over ontstaat. De VNG heeft dit onder de aandacht van haar leden
gebracht.
Vraag 12
Deelt u de mening dat de zorg geen markt hoort te zijn en dat het
verplichte prijzencircus van verplicht aanbesteden direct geschrapt dient
te worden? Zo ja, per wanneer gaat u dit schrappen? Zo nee, waarom
niet?
Vraag 13
Wat gaat u doen met de aangenomen motie-Van Engelshoven c.s. die
oproept tot geen verplichte aanbestedingen bij de jeugdbescherming en
jeugdreclassering? 3)
Antwoord op vraag 12 en 13
In de brief van 12 oktober 2017 aan uw Kamer is in reactie op de motie-Van
Engelshoven op basis van onderzoek van de Rebelgroup beschreven dat voor de
uitvoering van de jeugdbescherming en de jeugdreclassering gemeenten de
mogelijkheid hebben om gecertificeerde instellingen op basis van subsidie te
bekostigen.2
De meeste regio’s kozen er bij de start van de Jeugdwet voor
contractering via aanbesteding, zodat ze rechtens afdwingbare afspraken konden
maken. De onderzoekers van de Rebelgroup geven aan dat de uitvoering van de
jeugdbescherming en de jeugdreclassering met voldoende wettelijke waarborgen
omgeven is, waardoor subsidie een passend instrument kan zijn om de relatie
tussen gemeenten en gecertificeerde instellingen vorm te geven. De Jeugdwet
schrijft niet voor op welke wijze gemeenten voorzieningen moeten financieren.
Subsidie is dan ook mogelijk binnen de huidige wettelijke kaders. Bij een
subsidierelatie is geen sprake van concurrentie op prijs, maar is sprake van een
vergoeding van de kosten van de uitvoering van de te financieren dienstverlening.
Gemeenten groeien steeds meer in hun rol als opdrachtgever en veel gemeenten
ontdekken steeds beter welk financieringsinstrument het beste past bij hun
beleidsopvattingen. Uit de praktijk blijkt dat aanbestedingstrajecten nog niet
overal naar tevredenheid verlopen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld over
onduidelijkheid over tarieven of over de toelaatbaarheid van communicatie tussen
gemeenten en aanbieders. Om gemeenten daarbij te ondersteunen is de
Handreiking aanbesteden Wmo 2015 en Jeugdwet samengesteld.3
In deze
handreiking is beschreven welke mogelijkheden gemeenten hebben om de inkoop
op de door hen gewenste wijze in te richten. Knelpunten die gemeenten niet zelf
kunnen oplossen, vragen de aandacht van het Rijk.
Vraag 14
Hoe gaat u ervoor zorgen dat ook in de geestelijke
gezondheidszorg (GGZ) en in de jeugdzorg geen behandelstops meer
plaatsvinden zodat de plicht om goede zorg te leveren aan kinderen en
gezinnen kan blijven bestaan?
Antwoord op vraag 14
Gemeenten hebben vanuit de Jeugdwet de jeugdhulpplicht. Ook wanneer een
gemeente financiële krapte ervaart, blijft deze jeugdhulpplicht van kracht.
Behandelstops worden afgekondigd door jeugdhulpaanbieders en het is aan hen
om de gemeenten hiervan in kennis te stellen zodat de gemeenten passende
acties kunnen nemen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat de gemeente ervoor
zorgt dat de jeugdige bij een andere jeugdhulpaanbieder wel snel terecht kan voor
passende jeugdhulp. Hierover zijn eind 2016 bestuurlijke afspraken gemaakt met
de branches van aanbieders en de VNG, die worden verwerkt in de
contractafspraken voor 2018 en verder.
Vraag 15
Deelt u de mening dat de enorme bezuiniging op de jeugdzorg maakt dat
gemeenten nu niet meer uitkomen met de inkoop van jeugdzorg? Wat
gaat u hieraan doen? (4)
Antwoord op vraag 15
Er is al langere tijd discussie over de budgetten van de gemeenten die via de
integratie-uitkering sociaal domein beschikbaar zijn gesteld. Deze discussies gaan
de ene keer over tekorten die gemeenten, op onderdelen, ervaren of verwachten,
en de andere keer gaan deze over overschotten bij gemeenten. Wij zijn van
mening dat we in totaliteit naar het budget van de integratie-uitkering sociaal
domein moeten kijken. Dat past ook het beste bij de gedachte achter de
decentralisaties, waarin gemeenten de vrijheid hebben om te doen wat nodig is.
Binnenkort publiceert het CBS de gemeentelijke rekeningcijfers 2016. Dit zal tot
hernieuwd inzicht leiden in welke mate gemeenten uitkomen binnen de integratieuitkering
sociaal domein.
Vraag 16
Kunt u per regio uitsplitsen hoeveel ze tekort komen op hun budget voor
jeugdhulp in 2017?
Antwoord op vraag 16
Nee, hier is (nog) geen informatie over.
Eind 2018 komen de rekeningcijfers van gemeenten over het jaar 2017
beschikbaar. Dan zou een analyse gemaakt kunnen worden van de resultaten op
de gecombineerde posten Jeugd en Wmo.
Vraag 17
Kunt u per regio uitsplitsen hoeveel procentueel wordt bezuinigd het
komende jaar?
Antwoord op vraag 17
Nee, dat is niet bekend.
Overigens daalt het macrobudget jeugdhulp in 2018 niet ten opzichte van het
macrobudget jeugdhulp 2017. De oplopende taakstelling op het jeugdhulpbudget
is in 2017 afgerond.
52 van de 388 gemeenten hebben in 2018 nog te maken met een daling van het
budget vanwege hun negatieve herverdeeleffect als gevolg van de invoering van
het objectieve verdeelmodel. De overige 336 gemeenten zijn al volledig
ingegroeid in het objectief verdeelmodel of hebben te maken met een positief
herverdeeleffect.
1 Tweede Kamer, vergaderjaar 2017–2018, 31 839, nr. 605
2 Kamerstukken II 2017/18, nr. 31 839, nr. 605
3 https://www.pianoo.nl/document/14650/handreiking-aanbesteden-wmo-2015-jeugdwet
1) https://www.nrc.nl/nieuws/2017/09/29/kinderen-dupe-van-tarievenslag-
13251103-a1575390
2) VSO Ontwerpbesluit ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs
voor de levering van een voorziening (Kamerstuk 34 504, nr. 2)
3) Motie van het lid Van Engelshoven c.s. over geen gedwongen aanbesteding van
jeugdreclasserings- en jeugdbeschermingstaken door gemeenten (Kamerstuk
34477, nr. 21)
4) http://www.binnenlandsbestuur.nl/financien/nieuws/gemeentelijke-geldpotjeugdzorg-leeg.9571330.lynkx