2017Z14443
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties over “verloedering van de bouwwereld” (ingezonden 31 oktober
2017)
1
Bent u het eens met de uitspraak van prof.ir. Rob Nijsse, hoogleraar Structural
Design aan de Faculteit Bouwkunde en CiTG dat de bouwwereld aan het
verloederen is? Kunt u uw antwoord toelichten? 1)
Antwoord op vraag 1
Nee, ik ben het niet eens met de uitspraak dat de bouwwereld aan het
verloederen is. Ik verwijs hierbij naar de beantwoording van de vragen 2, 4, 5 en
7.
2
Hoe verhoudt de conclusie uit onderzoeken, uitgevoerd in opdracht van Eindhoven
Airport en het bouwbedrijf BAM, dat de instorting van de parkeergarage bij
Eindhoven Airport komt door een technische fout, zich tot de mening van prof. ir.
Nijsse dat er juist geen sprake is van een constructiefout, maar van een
uitvoeringsfout? Kunt u uw antwoord toelichten? 2)
Antwoord op vraag 2
De onderzoeken die zijn uitgevoerd in opdracht van Eindhoven Airport en
bouwbedrijf BAM hadden tot doel het achterhalen van de technische oorzaak van
de instorting. De conclusie van de onderzoekers beperkt zich daarom tot de
technische oorzaak van de instorting en heeft geen betrekking op de vraag of
deze een gevolg is geweest van een ontwerpfout of een uitvoeringsfout. De
mening van prof. ir. Nijsse dat sprake is geweest van een uitvoeringsfout, staat
daarom naast de conclusie uit de onderzoeken.
3
Hoeveel gebouwen in ons land hebben constructie- of uitvoeringsfouten in
betonvloeren (breedplaatvloeren) en hoeveel van deze gebouwen zijn gesloten of
zullen moeten sluiten?
Antwoord op vraag 3
Het inventariseren van gebouwen met een soortgelijke vloerconstructie als de
parkeergarage is nog in volle gang door gemeenten, gebouweigenaren,
constructeurs en bouwbedrijven. Voor zover nu wordt ingeschat, zullen honderden
gebouwen daadwerkelijk moeten worden onderzocht. Ik heb goed overleg met
betrokken partijen en probeer de komende tijd meer inzicht te krijgen in het aantal
gebouwen. Voor zover mij bekend zijn er op dit moment circa 10 gebouwen
gesloten.
4
Was er bij de situaties met onveilige betonvloeren, zoals bij de parkeergarage bij
Eindhoven Airport, diverse schoolgebouwen en de Erasmus Universiteit sprake van
fouten in het gemeentelijk bouwtoezicht? 3)
Antwoord op vraag 4
De bij de bouw betrokken partijen zijn er verantwoordelijk voor dat hun
bouwwerken voldoen aan de bouwtechnische voorschriften. De gemeente houdt
hierop toezicht op, maar neemt hiermee de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit
van het bouwwerk niet over.
Uit het overleg dat ik heb gehad met partijen komt het beeld naar voren dat zowel
constructeurs, bouwbedrijven, vloerenleveranciers als het gemeentelijke
bouwtoezicht geen oog hebben gehad voor het gebrek dat bij de parkeergarage is
opgetreden, te weten een onvoldoende aansluiting tussen twee betonlagen in de
vloerconstructie. Alle betrokken partijen zetten zich thans in om zo snel mogelijk
eventuele gebreken in andere gebouwen op te sporen en waar nodig maatregelen
te nemen.
5
Bij welke situaties met onveilige betonvloeren was er sprake van dat het toezicht
op de kwaliteit dat aan de markt is overgelaten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord op vraag 5
Op grond van de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
heeft de gemeente een toezichthoudende en handhavende rol tijdens de bouw en
op het bestaande bouwwerk. Dit is ten aanzien van de betreffende bouwwerken
met onveilige betonvloeren niet anders geweest. Er is dus geen sprake van dat
het toezicht op de kwaliteit aan de markt is overgelaten.
6
Wie is er verantwoordelijk voor het gebruik van onveilige breedplaatvloeren, zoals
in bovengenoemde voorbeelden? Waar is eventuele schade te verhalen voor
scholen of universiteitsgebouwen?
Antwoord op vraag 6
De bouwende partijen zijn er voor verantwoordelijk dat hun bouwwerk voldoet aan
het Bouwbesluit 2012 en dus ook voor het gebruik van veilige materialen.
Gemeenten kunnen handhavend optreden als een bouwwerk hieraan niet voldoet.
De vraag waar eventuele schade kan worden verhaald, is privaatrechtelijk van
aard. Omdat bij ieder bouwwerk de privaatrechtelijke verhoudingen anders
kunnen liggen, kan ik geen algemene uitspraken hierover doen. Scholen of
universiteiten zullen in overleg met juridische adviseurs moeten bezien op wie
eventuele schade kan worden verhaald. Conflicten hierover kunnen worden
voorgelegd aan de rechter.
7
Hoe voorkomt u dat aannemers een “een soort uitzendbureaus” worden? Als
wordt geconstateerd dat een aannemer een bouwproces alleen op afstand stuurt,
hoe kunnen u of gemeenten dat stoppen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord op vraag 7
Bij bouwprojecten komen meerdere situaties voor van aanneming van opdrachten.
Zo kan bij een project sprake zijn van meerdere aannemers, waarbij een
opdrachtgever meerdere overeenkomsten sluit met aannemers naast elkaar, en
ieder van hen verantwoordelijk is voor het onderdeel waarvoor hij het contract
heeft gesloten. Ook kan er sprake zijn van een situatie waarbij de opdrachtgever
een overeenkomst sluit met één aannemer (hoofdaannemer) die op zijn beurt
onderaannemers contracteert (onderaannemer) voor specifieke onderdelen van
het bouwwerk. In die situatie is de hoofdaannemer op grond van het Burgerlijk
Wetboek aansprakelijk voor de uitvoering van de overeenkomst tot aanneming
van werk die hij is aangegaan, inclusief het werk dat hij door onderaannemers laat
uitvoeren. Dat betekent dat de fouten in de uitvoering die door een
onderaannemer zijn veroorzaakt, aan de hoofdaannemer kunnen worden
toegerekend. De wijze waarop bouwprojecten zijn georganiseerd is dus een
privaatrechtelijke vraag, waar ik niet over ga. Uiteindelijk zullen gerealiseerde
bouwprojecten dienen te voldoen aan de bouwvoorschriften, ongeacht op welke
wijze deze zijn georganiseerd.
8
Deelt u de mening dat toezicht op de uitvoering en de kwaliteit van
bouwprocessen niet aan de markt of de sector zelf moet worden overgelaten,
maar dat hier een publieke verantwoordelijkheid ligt die moet worden
aangescherpt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord op vraag 8
Ik ben van mening dat de bouwende partijen ervoor verantwoordelijk zijn dat een
bouwwerk voldoet aan de wettelijke voorschriften op het terrein van de
bouwkwaliteit. Deze verantwoordelijkheid moet niet worden verward met de rol
van gemeente als bevoegd gezag. De gemeente houdt als bevoegd gezag toezicht
op de naleving van het Bouwbesluit 2012, maar is niet verantwoordelijk voor de
kwaliteit van het bouwwerk. Er kan op verschillende manieren toezicht worden
gehouden. Sowieso is het een verantwoordelijkheid van bouwende partijen om
hun eigen toezicht en kwaliteitscontroles te organiseren, mede met het oog op
hun wettelijke aansprakelijkheid voor bouwfouten. Een aanscherping van het
overheidstoezicht kan er toe leiden dat bouwers zich zelf minder verantwoordelijk
voelen voor de bouwkwaliteit omdat zij zich achter de overheid kunnen
‘verschuilen’. Een verheldering van verantwoordelijkheden tussen bouwende
partijen en bevoegd gezag kan bijdragen aan een verbetering van de
bouwkwaliteit.
1) https://www.delta.tudelft.nl/article/de-bouwwereld-aan-het-verloederen
2) https://www.rtlnieuws.nl/nederland/bouwfout-oorzaak-instorten-parkeergarageeindhoven
3) https://www.nrc.nl/nieuws/2017/10/21/vijf-vragen-over-onveilige-betonvloeren-
13609211-a1578184