Antwoord op vragen van de leden Kwint en Van Raan over het bericht dat olie- en gasbedrijven het Nederlandse onderwijs beïnvloeden

2017Z13792 Vragen van de leden Kwint (SP) en Van Raan (PvdD) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat olie- en gasbedrijven het Nederlandse onderwijs beïnvloeden. (ingezonden 16 oktober 2017)


1. Wat vindt u ervan dat olie- en gasbedrijven het Nederlandse onderwijs beïnvloeden, aldus het onderzoek van de Correspondent waaruit blijkt dat kinderen worden bestookt met argumenten van de fossiele industrie op school? 1)
In de kerndoelen en eindtermen wordt beschreven wat leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs ten minste moeten leren. Leraren bepalen daarbij zelf op welke wijze zij de lesstof aanbieden en welke leermiddelen en bronnen zij daarbij gebruiken. Ik heb daarbij geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat leerlingen door olie- en gasbedrijven ‘worden bestookt’ met argumenten ‘van de fossiele industrie’.
2. Hoe verhoudt dit onderzoek met het daarin genoemde lesmateriaal van onder andere de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) zich tot uw uitspraak dat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zich niet herkent in het beeld dat bedrijven scholen gebruiken om draagvlak te verwerven voor hun producten of activiteiten? 2) Ontkent het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hiermee niet de feitelijke situatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Allerlei maatschappelijk betrokken partijen maken leermiddelen voor het onderwijs. In alle gevallen is het aan scholen om hier verantwoorde keuzes in te maken. Ik ga er van uit dat de scholen hier op professionele en integere manier invulling aan geven en materialen van derden niet kritiekloos benutten in de les.
3. In hoeverre kan worden gesteld dat door de hoge werkdruk in het onderwijs leraren uit noodzaak een lespakket van een commercieel bedrijf gebruiken, zodat zij meer tijd over houden voor andere belangrijke werkzaamheden?
Ik heb, behalve de uitspraak die wordt gedaan in De Correspondent door de algemeen directeur van SME advies, geen signaal van de inspectie, scholen of leraren dat dit het geval is.
4. Vindt u dat lesmateriaal van commerciële bedrijven in de klas in strijd is met het convenant ‘Scholen voor primair en voortgezet onderwijs en sponsoring’ waarin staat dat sponsoring niet de objectiviteit, geloofwaardigheid, betrouwbaarheid en de onafhankelijkheid van het onderwijs, de scholen en betrokkenen in gevaar mag brengen en daarnaast het niet de onderwijsinhoud mag beïnvloeden, er geen impliciete reclame mag voorkomen en er geen sprake mag zijn van onvolledige of subjectieve informatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Een van de uitgangspunten van het convenant is dat samenwerking tussen scholen en bedrijven ten goede komt aan het leer- en ontwikkelingsproces van leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs. Voor bedrijven dient hun maatschappelijke betrokkenheid voorop te staan als zij scholen willen sponsoren. In alle gevallen geldt echter dat scholen en andere onderwijsinstellingen zelf verantwoordelijk zijn voor het maken van afwegingen over het onderhouden van banden met het bedrijfsleven en over het gebruik van lesmateriaal dat wordt aangeboden vanuit het bedrijfsleven of maatschappelijke organisaties. Zij maken daarmee dus ook zelf een inschatting van eventuele risico’s die hieraan zijn verbonden.
5. Bent u bereid om een verbod in te stellen op lesmateriaal van commerciële bedrijven en enkel lespakketten toe te staan van Algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s)? Zo nee, waarom niet?
Nee. De leermiddelenmarkt is een vrije markt. Scholen en leraren bepalen, vanuit hun autonomie en professionaliteit, zelf welke leermiddelen zij gebruiken.
1) https://decorrespondent.nl/7409/zo-beinvloeden-olie-en-gasbedrijven-hetnederlandse-onderwijs/2068633779179-06a32063
2) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016-2017, nr. 2608

Indiener(s)