2017Z14301
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties over grotere vermogensongelijkheid door het
volkshuisvestingsbeleid. (ingezonden 26 oktober 2017)
Vraag 1
Kent u het promotieonderzoek van de heer Wind “Housing Wealth in Europe”,
waaruit blijkt dat de stimulering van het eigenwoningbezit door de overheid, zoals
in Nederland is gebeurd, ertoe heeft geleid dat ons land één van de koplopers is
als het gaat om woonvermogensongelijkheid?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het genoemde promotieonderzoek.
Vraag 2
Deelt u de conclusie dat onder meer een herregulering van de hypotheekmarkt,
het minder vastgoed-afhankelijk maken van de economie, het reguleren van de
vrije sector en het terugdringen van ruimtelijke ongelijkheid bijdragen aan het
verkleinen van de vermogensongelijkheid en de toegang tot de woningmarkt
vergroten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen op het gebied van de
huur- en koopsector gaat u nemen, en op welke termijn(en)?2
Antwoord 2
Het is niet mogelijk om in zijn algemeenheid te zeggen welk effect een
verandering van de regels op de hypotheekmarkt of de vrije huursector heeft op
de vermogensverschillen en de toegang tot de woningmarkt. Hiervoor is het nodig
om concrete maatregelen te analyseren. Dit geldt ook voor het verband tussen
ruimtelijke ongelijkheid, vermogensongelijkheid en toegang tot de woningmarkt.
De vermogensongelijkheid en de toegankelijkheid van de woningmarkt zijn
afhankelijk van veel verschillende factoren. Niet alle oorzaken van
vermogensongelijkheid zijn te beïnvloeden door de overheid, zeker niet op korte
termijn. Zo heeft de overheid geen invloed op de hoogte van de rente, die van
grote invloed is op de woningprijzen en daarmee ook op de vermogensverdeling.
In het proefschrift zijn de effecten van de wijzigingen van de regels die het vorige
kabinet heeft doorgevoerd niet meegenomen. Als gevolg van de verlaging van de
maximale Loan-to-Value tot 100 procent in 2018 en de beperking van het recht op
hypotheekrenteaftrek voor de eigen woning tot leningen waarop ten minste
annuïtair wordt afgelost, bouwen ook lagere en middeninkomens meer vermogen
op in de eigen woning.
In het regeerakkoord staat beschreven welke maatregelen dit kabinet neemt op
het terrein van de woningmarkt. Het regeerakkoord benadrukt het belang van
betaalbare huurwoningen in de vrij huursector. Momenteel wordt via de
samenwerkingstafel middenhuur gewerkt aan de versterking van het aanbod in
het middenhuursegment.
Vraag 3
Wat zijn de voor- en nadelen van het op andere manieren subsidiëren van
koopwoningen, zoals premie A-schema’s en/ of het belasten van waardestijgingen
van grond(bezit)? Wat is uw mening over deze manieren of een combinatie
daarvan?
Antwoord 3
Over het algemeen is de betaalbaarheid van een eigen woning de afgelopen jaren
verbeterd, dankzij de lage rente en toenemende inkomens3
. Subsidiëring, zoals
een koopsubsidie voor lagere inkomens (bijvoorbeeld de premie A in de jaren 80),
ligt mede daarom niet voor de hand. Het subsidiëren van eigenwoningbezit draagt
niet per direct bij aan een groter woningaanbod en zal in de huidige
omstandigheden vooral leiden tot extra opwaartse druk op de prijzen. De waarde
van de grond bij een woning wordt, als onderdeel van de woningwaarde, belast via
de lokale onroerendezaakbelasting.
Vraag 4
Hoe gaat u ervoor zorgen dat huishoudens met een lagere sociaal-economische
status dezelfde kansen krijgen als huishoudens met een hogere sociaaleconomische
status, aangezien de eerstgenoemde huishoudens veel minder
hebben geprofiteerd op de woningmarkt de afgelopen tientallen jaren?
Vraag 6
Bent u van mening dat de maatregelen uit het regeerakkoord, zoals een
vermindering van de voorraad sociale huurwoningen, het vergroten van de
voorraad in de vrije sector en het ontbreken van concrete en grootschalige
bouwplannen, de ongelijkheid zullen doen toenemen? Kunt u uw antwoord
toelichten?4
Antwoord 4 en 6
De vermogensgroei in de eigen woning is sterk afhankelijk van de
huizenprijsontwikkeling en in hoeverre de eigenwoningschuld wordt afgelost.
Omdat in Nederland risico’s in hoge mate worden opgevangen door de sociale
zekerheid, leidt een ongelijke vermogensverdeling ook niet direct tot ongelijke
kansen en uitkomsten.5
De lage rente heeft de betaalbaarheid van koopwoningen
de laatste jaren verbeterd. Via de hypotheekregels worden kopers daarbij
beschermd tegen onverantwoorde risico’s. De sociale huursector zorgt ervoor dat
kwalitatief goede woningen beschikbaar zijn voor mensen met een laag inkomen.
Daarnaast wordt gewerkt aan de verdere ontwikkeling van het
middenhuursegment voor mensen die niet willen of kunnen kopen en geen
toegang hebben tot de sociale huursector.
Het woningmarktbeleid is gericht op een verbeterde werking van de woningmarkt.
Door de sterke vraag naar woningen is het aanjagen van de woningbouwproductie
een belangrijke prioriteit voor dit kabinet. Onvoldoende aanbod van (grond voor)
woningen heeft ook een opwaarts effect op de huizenprijzen waardoor
vermogensverschillen kunnen toenemen. Het kabinet zal in overleg met
medeoverheden, woningcorporaties en andere stakeholders afspraken maken over
het aanjagen van de woningbouwproductie. Zoals aangegeven in het
regeerakkoord blijft de kerntaak van corporaties het bouwen, verhuren en beheren
van sociale huurwoningen aan mensen met een laag inkomen of aan mensen die
om andere redenen moeilijk passende huisvesting kunnen vinden. Op plaatsen
waar geen commerciële partij bereid blijkt of in staat is om te investeren in
middenhuurwoningen wordt de markttoets vereenvoudigd. Zoals in het antwoord
op vraag 1 is aangegeven, is de vermogensverdeling van veel factoren
afhankelijk. Daarom kan geen voorspelling worden gedaan van de effecten van
het woningmarktbeleid op de vermogensverdeling.
Vraag 5
Bent u van mening dat gebroken moet worden met het neoliberale
overheidsbeleid van de afgelopen decennia, wat een averechts effect heeft gehad
op het gebied van eigenwoningbezit en het terugdringen van
vermogensongelijkheid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 5
De afgelopen decennia is het eigenwoningbezit, mede door het beleid van de
overheid, sterk toegenomen. Ongeveer 60% van de huishoudens heeft een eigen
woning, ten opzichte van 42% in 1980. Het CPB heeft in 2015 een studie
gepubliceerd over de vermogensongelijkheid in de periode 2006-20136
. Hierin
wordt aangegeven dat de vermogensongelijkheid sterk afhankelijk is van de
ontwikkeling van de huizenprijzen. Zo is de vermogensongelijkheid in de periode
2006 tot de crisis in 2009 licht gedaald. Door de daling van de huizenprijzen is de
vermogensongelijkheid vanaf 2009 tot 2014 fors opgelopen. Door de stijging van
de huizenprijzen de afgelopen jaren daalt de vermogensongelijkheid weer7
.
1 Barend Wind, Tilburg University, oktober 2017,
https://www.tilburguniversity.edu/nl/actueel/nieuws/persbericht-woningbeleid-vergrootinkomensongelijkheid-barend-wind.htm
2 https://www.sp.nl/achtergrond/barend-wind-nederland-is-van-koplopers-als-gaat-omwoonvermogensongelijkheid
3 Staat van de Woningmarkt 2017,
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/11/01/rapport-%CB%9Dstaat-vande-woningmarkt-2017%CB%9D
4 ‘Vertrouwen in de toekomst',
https://www.kabinetsformatie2017.nl/documenten/publicaties/2017/10/10/regeerakkoordvertrouwen-in-de-toekomst
5 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-2286.html
6 http://www.cpb.nl/sites/default/files/publicaties/download/cpb-achtergronddocumentjan2015-vermogensongelijkheid-nederland-2006-2013.pdf
7 https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2017/06/stijging-huizenprijzen-verkleintvermogensongelijkheid-in-2015