Antwoorden op de vragen van het lid Buitenweg (GroenLinks) aan de
minister van Justitie en Veiligheid over de situatie van LHBTIasielzoekers
afkomstig uit Oekraïne. (ingezonden 20 oktober 2017, nr.
2017Z13968)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de brief van 26 juni 2017 die door de United
Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) aan de toenmalige
staatssecretaris Dijkhoff is gezonden met betrekking tot de Nederlandse
aanduiding van Oekraïne als veilig land van herkomst? Zo ja, wat is uw
reactie op deze brief?
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de taxatie van de UNHCR dat Oekraïne niet veilig is
voor LHBTI’s? Waarom is deze brief voor u geen aanleiding geweest om
een landgebonden uitzondering voor LHBTI’s te creëren in de
Vreemdelingencirculaire?
Antwoord op vragen 1 en 2
Ja, ik heb kennisgenomen van de brief van de UNHCR van 26 juni 2017 over de
situatie van LHBTI’s in Oekraïne. Mijn ambtsvoorganger heeft die op 15 september
2017 beantwoord. Daarbij heeft hij, onder verwijzing naar de brief van 11 oktober
2016 aan uw Kamer1
, aangegeven op welke gronden Oekraïne is aangemerkt als
een veilig land van herkomst en hoe hij de positie van LHBTI’s aldaar duidt.
De beoordeling van de vraag of een land kan worden aangemerkt als een veilig
land van herkomst vindt plaats op basis van een reeks informatiebronnen, in het
bijzonder de informatiebronnen die worden genoemd in artikel 37 van de
Procedurerichtlijn.2
In de conclusie van de beoordeling van Oekraïne heeft het kabinet overwogen dat
kan worden aangetoond dat er algemeen gezien en op duurzame wijze geen
sprake is van vluchtelingrechtelijke vervolging, of van een reëel risico op ernstige
schade in de zin van de Kwalificatierichtlijn, met uitzondering van de gebieden die
niet onder de effectieve controle van de centrale autoriteiten staan. Dit betreft
delen van de provincies Donetsk en Loegansk en de Krim.
Het kabinet onderkent dat er sprake is van sociale discriminatie en intimidatie van
LHBTI’s. Het kabinet heeft ook overwogen dat er geen sprake is van systematische
vervolging van bepaalde groepen in de Oekraïense samenleving.
Er zijn ook voorzichtig positieve ontwikkelingen. De Oekraïense president
Porosjenko sprak zich voor en na de Gay Pride in 2015 uit voor het recht op
vrijheid van vergadering en samenkomst voor LHBTI’s. Voorts is eind 2015 een
nieuwe arbeidswet aangenomen die LHBTI’s moet beschermen tegen discriminatie
op het werk. De nieuwe wet is mede tot stand gekomen door samenwerking met
de Europese Unie die er bij de Oekraïense autoriteiten op aandringt de
mensenrechten te respecteren. Oekraïne is partij bij verschillende
mensenrechtenverdragen en heeft wetten en andere voorschriften die waarborgen
bieden. Het systeem van rechtsmiddelen biedt afdoende waarborgen tegen
schendingen van de rechten en vrijheden.
Op basis hiervan is het kabinet tot de conclusie gekomen dat Oekraïne kan
worden aangemerkt als veilig land van herkomst, met uitzondering van de
gebieden die niet onder de effectieve controle van de centrale autoriteiten staan.
Mijn ambtsvoorganger heeft hierbij ook aangegeven dat op grond van artikel 37,
tweede lid, van de Procedurerichtlijn de lidstaten de situatie in de veilige landen
van herkomst regelmatig opnieuw moeten onderzoeken. Ook van deze
herbeoordelingen zal de Tweede Kamer op de hoogte worden gesteld.
Op 26 september 2017 heeft uw Kamer een brief ontvangen waarin opnieuw is
gekeken naar de landen die in november 2015 zijn aangemerkt als veilige landen
van herkomst. Andere herbeoordelingen, waaronder die van Oekraïne, zullen later
volgen. Vanzelfsprekend zal daarbij ook worden gekeken naar de positie van
LHBTI’s.
Vraag 3
Deelt u de visie van de UNHCR dat de beoordeling of een land voldoende
veilig is voor LHBTI’s niet alleen gestoeld kan worden op de formele
positie van de regering, maar dat ook de veiligheidssituatie in de
praktijk en de mate waarin de regering daadwerkelijk LHBTI’s
bescherming biedt, meegewogen dienen te worden? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord vraag 3
Ja.
Vraag 4
Kunt u aangeven over welke additionele informatie u beschikt op basis
waarvan u uw oordeel over de veiligheid van Oekraïne voor LHBTI’s heeft
vastgesteld? Hoe verschilt deze informatie met de informatie zoals
aangeleverd door de UNHCR? Bent u bereid deze informatie met de
Kamer te delen?
Antwoord vraag 4
Op grond van artikel 37, derde lid, van de Procedurerichtlijn dient de beoordeling
of een land een veilig land van herkomst is te stoelen op een reeks
informatiebronnen, waaronder in het bijzonder informatie uit andere lidstaten, het
EASO, de UNHCR, de Raad van Europa en andere relevante internationale
organisaties. Bij de beoordeling van Oekraïne is gebruik gemaakt van meerdere
bronnen, zoals het Human Rights Report 2015 van het US State Department over
Oekraïne, rapporten van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN
over de mensenrechtensituatie, de Fragile State Index 2016 van Fund for Peace en
Freedom in the World 2016 van Freedom House. Al deze bronnen zijn openbaar.
De door UNHCR aangeleverde informatie verschilt niet wezenlijk van de informatie
die is gebruikt in de brief van 11 oktober 2016, zoals hierboven blijkt uit de
beantwoording van vragen 1 en 2.
Ik merk hierbij nog op dat de kwalificatie “veilig land” niet betekent dat er in het
geheel geen asielaanvragen ingewilligd kunnen of zullen worden. Volgens de
Procedurerichtlijn kan de aanvrager substantiële redenen opgeven waarom het
land in zijn specifieke omstandigheden voor hem of haar niet als een veilig land
van herkomst kan worden beschouwd. Als die redenen er inderdaad zijn, kan het
principe van veilige landen niet op die aanvrager worden toegepast. Het blijft
uiteindelijk een afweging op individuele basis.
Vraag 5
Deelt u de mening dat Nederland als voorhoedeland op het gebied van
de bescherming van LHBTI’s een bijzondere verantwoordelijkheid heeft
voor het verlenen van asiel aan mensen die in hun land van herkomst
moeten vrezen voor geweld op grond van hun seksuele gerichtheid? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord vraag 5
Ik ben van oordeel dat Nederland een verantwoordelijkheid heeft voor het bieden
van bescherming aan personen die in hun land van herkomst gegronde reden
hebben voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, om welke reden
dan ook. De positie van Nederland binnen het internationale spectrum behoort de
beoordeling in dat kader niet te beïnvloeden.