Hierbij stuur ik uw Kamer de antwoorden op vragen van het lid Beckerman (SP)
over het bericht dat de opkoopregeling van Groningse huizen niet eerlijk is
verlopen (ingezonden 9 oktober 2017, kenmerk 2017Z13509).
1
Heeft u kennisgenomen van het bericht ‘Ombudsman: opkoopregeling Groningse
huizen verliep niet eerlijk’?1
Antwoord
Ja.
2
Is het experiment met het opkopen van onverkoopbare Groningse huizen door de
Nationaal Coördinator Groningen (NCG) naar uw mening eerlijk en transparant
verlopen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord
In 2016 heeft de NCG een pilot uitgevoerd om ondersteuning te bieden aan
mensen in specifieke omstandigheden met een noodzaak tot verkoop, maar die
hun woning niet verkocht krijgen.
Het beschikbare budget van €10 miljoen bleek ontoereikend om aan alle
aanmeldingen tegemoet te komen. Er is daarom een verdeling van het
beschikbare budget gemaakt, afgespiegeld aan de huidige woningvoorraad in het
gebied. Op deze manier heeft de NCG gemeend het beschikbare budget zo eerlijk
mogelijk in te zetten. Hiermee is voorkomen dat er onevenredig veel budget op
zou gaan aan relatief dure woningen (met een vraagprijs hoger dan 200.000 euro),
waardoor mensen met een goedkopere woning ondergeschikt zouden raken.
Desondanks moet ik vaststellen dat de Nationale ombudsman de NCG en mij
aanbeveelt om bij een vervolg van het Koopinstrument meer helderheid te
verschaffen over de rol, positie en verantwoordelijkheid van de NCG en hierover
duidelijk te communiceren met de Groningers. Dat de communicatie beter kan,
kwam ook als aandachtspunt naar voren uit de evaluatie pilot Koopinstrument,
uitgevoerd door de TU Delft in opdracht van de NCG (Kamerstuk 33529, nr. 350).
De NCG heeft bij de presentatie van deze evaluatie aangegeven de conclusies en
aanbevelingen te onderschrijven en over te zullen nemen.
3
Wat vindt u van de kwalificatie dat er een loterij is gemaakt van de ellende van de
Groningers?
Antwoord
Deze kwalificatie doet geen recht aan de pilot Koopinstrument, die als doel had
zoveel mogelijk bewoners in specifieke, vervelende omstandigheden te
ondersteunen. Zoals aangeven in het antwoord op vraag 2, betrof de pilot
Koopinstrument een proef met een afgebakend budget. De pilot heeft inzicht
gegeven in de vraag naar en noodzaak van een voorziening als het
Koopinstrument. In het regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’ (Kamerstuk
33700, nr. 34) is tevens het voornemen te komen tot een opkoopregeling in het
verlengde van de pilot Koopinstrument opgenomen. De aanbeveling van de
Nationale ombudsman en de uitkomsten van de evaluatie worden daarbij
betrokken.
4
Was of bent u bekend met het feit dat de werkwijze en de selectiecriteria daarbij
onduidelijk waren?
Antwoord
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 kwamen uit de evaluatie van de
pilot Koopinstrument door de TU Delft (Kamerstuk 33529, nr. 350) al belangrijke
aanbevelingen over de communicatie en transparantie.
5
Klopt het dat de klacht van een uitgelote huiseigenaar door uw ministerie en de
NCG niet is behandeld volgens de reguliere klachtenprocedure van de Algemene
wet bestuursrecht? Waarom was dat?
Antwoord
Dat klopt. De klacht is door de klachtbehandelaar met de huiseigenaar besproken,
waarbij bleek dat deze geen betrekking had op een gedraging in een bepaalde
aangelegenheid, maar op beleidsvoering in het algemeen. De klachtprocedure op
grond van Hoofdstuk 9 Algemene wet bestuursrecht ziet niet toe op klachten over
beleid en beleidsuitvoering in het algemeen. In het gesprek is aangegeven dat de
brief van de huiseigenaar wel inhoudelijk zou worden beantwoord en dit is
vervolgens ook gedaan. De huiseigenaar heeft hier vooraf mee ingestemd.
Voor de volledigheid wijs ik erop dat deze huiseigenaar niet is uitgeloot. De
huiseigenaar kwam op basis van de gestelde criteria niet in aanmerking voor
opkoop in het kader van de pilot Koopinstrument en heeft daarom niet mee geloot.
6
Is het waar dat de juridische status van de afwijzingsbrief die 129 uitgelote
huiseigenaren hebben ontvangen niet duidelijk is? Bent u in dit licht bereid om
deze afwijzingen te herbezien en te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Van in totaal 179 aanmeldingen hebben 122 huiseigenaren een afwijzingsbrief
ontvangen. Hiervan hebben 41 bewoners deelgenomen in de loting, volgend uit
zorgvuldige selectie door de NCG en een adviescommissie waarin ook regionale
bestuurders zitting hadden, aan de hand van vooraf bepaalde criteria.2
Het aantal
van 129 zoals vermeld in uw vraag herken ik niet.
Ik ben niet van plan afwijzingen te herzien of te heroverwegen. De procedure is
naar mijn oordeel eerlijk verlopen. Met één niet-geselecteerde huiseigenaar is een
verschil van mening ontstaan over de vraag of de afwijzingsbrief een besluit
behelsde, waartegen bezwaar en beroep openstaat. Deze zaak is nu onder rechter.
7
Wat is uw reactie op het feit dat de Nationale ombudsman stelt dat de klacht over
de opkoopregeling niet op zichzelf staat?
Antwoord
De Nationale ombudsman geeft aan dat bewoners in het gaswinningsgebied zich
niet gehoord en gezien voelen als het gaat om de gevolgen van de gaswinning en
de wijze waarop de overheid hier mee omgaat. Ik neem dit signaal zeer serieus.
Het is mij duidelijk dat de impact van de aardbevingen als gevolg van de
gaswinning in het gebied enorm is. Er zijn de afgelopen jaren al diverse
maatregelen genomen om te werken aan het herstellen van het vertrouwen van
de Groningers. In lijn met het regeerakkoord ga ik mij samen met alle betrokkenen
inzetten voor het versterken van woningen en gebouwen, herstel en preventie van
schade en toekomstperspectief voor de regio.
8
Wat is uw reactie op het verwijt dat ''(b)urgers rekenen op een betrouwbare
overheid, maar de overheid blijkt te loten om andermans ellende''? Trekt u zich dit
aan?
Antwoord
Zie de antwoorden op vraag 3 en vraag 6.
9
Wat vindt u van de opmerking: ''De bestuurlijke spaghetti is in Groningen nog
steeds niet van het bord. Van herstel van vertrouwen, een actieve regierol van de
Rijksoverheid, transparantie en een ruimhartige schadevergoeding is in de praktijk
nog geen sprake''? Wat denkt u daaraan te doen?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 7.
10
Kunt u uitleggen waarom er na de vele Kamerdebatten, de tientallen moties, de
schier oneindige aantallen van mondelinge en schriftelijke vragen, het optuigen
van een Centrum Veilig Wonen en het installeren van een Nationaal Coördinator
Groningen, nog steeds sprake is van het ontbreken van herstel van vertrouwen en
gebrek aan regie van de Rijksoverheid? Is het feit dat die regierol ontbreekt naar
uw mening de oorzaak van dat gebrek aan transparantie en het ontbreken van het
herstel van vertrouwen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord
De impact van de aardbevingen als gevolg van de gaswinning in het gebied is
enorm. De schadeafhandeling en uitvoering van de versterkingsoperatie lopen
echter niet zo soepel en voortvarend als gewenst. Samen met de Groningers en
alle betrokken partijen streef ik ernaar snel tot oplossingen te komen. Dit is voor
het kabinet prioriteit.
11
Is het feit dat er nog steeds geen sprake is van een ruimhartige schadevergoeding,
gelegen in de nog steeds overheersende invloed van de NAM in Groningen? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord
De gesprekken over een nieuw schadeprotocol zijn nog gaande. Het is belangrijk
dat er snel overeenstemming wordt bereikt, tegelijkertijd moet het protocol
zorgvuldig en op een gedragen manier tot stand komen. Alle betrokken partijen,
inclusief de NAM, zijn het eens over het uitgangspunt dat de NAM niet langer een
rol dient te spelen in het proces van beoordeling van schadeoorzaken en
beslissingen over de hoogte van vergoedingen. Het uitgangspunt daarbij is dat de
NAM haar financiële verantwoordelijkheid behoudt.
12
Bent u bereid met spoed - in plaats van de opkooploterij - voor de getroffen
Groningers een ‘Moerdijk-regeling’ (een vangnetregeling met een verkoopgarantie)
te ontwikkelen en in te stellen?3
Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Zoals opgenomen in het regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’ wordt de NCG
gevraagd een opkoopregeling in het verlengde van de pilot Koopinstrument uit te
werken. Streven is daarbij zoveel mogelijk bewoners te helpen en tegelijkertijd
prioriteit te geven aan de gevallen waarin sprake is van sociaalmaatschappelijke of
sociaaleconomische knelpunten